Lezen en schrijven vastgelegd
Zelfs nadat een boek was gedrukt, verkocht en verlucht, lag het uiterlijk niet vast. Door de eeuwen van gebruik werden allerlei toevoegingen en aanpassingen gedaan door de gebruikers. Tijdens het leesproces konden ze veranderingen aanbrengen in de materiële opbouw en het uiterlijk door folia toe te voegen, commentaar te noteren in de marges of passages weg te krassen. Deze elementen documenteren als het ware de activiteit van het lezen en onthullen veel over leesgedrag en leespraktijken, in het bijzonder hoe gebruikers omgingen met de tekstuele inhoud en de fysieke kenmerken van het boek.
Lezen in het Agnietenklooster in Amersfoort
Tertiarissen van Sint Agnes in Amersfoort bezaten een exemplaar van een Middelnederlandse editie met preken van Bernardus van Clairvaux gedrukt door Peter van Os in Zwolle in 1495. Op het eerste folium kan een doorgestreepte inscriptie nog als volgt worden ontcijferd: ‘Dit boec hoert toe den susteren des convents van Sanct Agneten in Amersfoort’. Op het laatste blad heeft de rubricator — in dezelfde hand als de eigendomsinscriptie — toegevoegd ‘Deo laus’ (God zij lof) en het jaar 1495. Hieruit blijkt dat het boek al in het bezit kwam van de Agnieten in hetzelfde jaar waarin het was gedrukt.
In de tekst zelf is grondig huisgehouden door zinsdelen door te krassen of toe te voegen en fouten te verbeteren. De preektekst adresseert de lezers regelmatig als ‘mijn lieve broeders’. Deze aanspreekvormen zijn allemaal doorgehaald, waarschijnlijk omdat het boek in het bezit was van een vrouwengemeenschap. Bovendien zijn alle Latijnse passages doorgehaald, evenals de woorden ‘ymmer’ en ‘ymmers’, die soms wel drie keer op één bladzijde voorkomen. In de marges zijn tekens toegevoegd om de tekst te structureren, zoals nummers om essentiële passages aan te duiden. Deze aanpassingen kunnen erop wijzen dat (een deel van) de gemeenschap weinig kennis had van Latijn, maar kunnen ook zijn aangebracht om het voorlezen te vergemakkelijken door eenvoudig de complexe of overbodige zinsdelen over te kunnen slaan.
Er bestaat nog een zeldzame bron over deze Agnieten in Amersfoort, geschreven door hun biechtvader Jan de Wael in 1510 onder de titel ‘Informieringheboeck der jongen’. [1] Uit dat handschrift blijkt inderdaad dat zowel lezen in stilte als voorlezen een centrale rol vervulde in de opleiden van de vrouwen en dat ze vooral Middelnederlandse teksten lazen en weinig tot geen Latijn. Een paleografische vergelijking tussen Jan de Waels handschrift en de preken van Bernardus van Clairvaux wijst uit dat de aanpassingen in de gedrukte tekst van Jan de Waels hand zijn. [2]
Aan het begin van het boek is een handgeschreven ‘Lofsangt salveregijna’ toegevoegd en plakresten op het papier duiden erop dat een blaadje papier, mogelijk met een afbeelding, in het boek was geplakt. Verderop in het boek in een houtsnede van de besnijdenis van Christus zijn de genitaliën van het kindje netjes bedekt met een inktvlek. Deze gebruikssporen schetsen een beeld van de uiteenlopende manieren waarop gebruikers omgingen met een boek door te corrigeren, structureren en censureren. Boeken en hun tekst waren verre van stabiel en werden continu gevormd door de wensen en behoeften van hun gebruikers.
Boeken als aandenken
Boeken zijn natuurlijk tekstdragers, maar kunnen daarnaast ook op andere manieren zeer betekenisvol zijn. Een Bijbel gebonden in twee delen en gedrukt door Bartholomaeus de Unkel en Heinrich Quentell in Keulen in 1478 en 1479 bevat een persoonlijke inscriptie aan het einde van het eerste deel:
Opt den VIIIsten augusto anno XVc XXXI hebben vergaert gewest tot Oudewater ten huse van Marritjen Gerrit dochter, heer Jan van Brochusen doe dertijt cappelaen van Scoenhoven ende heer Gerrit van Brochusen doe dertijt pastoer van Yngen ende Daniel Fransz. van Brochusen Rentmeester particulier int quartier vander Goude, alle drie gebroeders. Godt wilse sparen in gesondheyt ende lanck leven ende welvaren.
De inscriptie verwijst naar een kennelijk bijzondere gebeurtenis waarbij op 8 augustus 1531 de drie broers Jan, Gerrit en Daniel Fransz. van Brochusen bijeengekomen waren in het huis van Marritjen Gerrit dochter, van wie zij mogelijk familie waren. De inscriptie spreekt de wens uit dat zij gespaard mogen worden in gezondheid, een lang leven en welvaart. Boeken met hun perkamenten of papieren bladen waren ideale objecten om zulke gedenkwaardige momenten in vast te leggen. In het bijzonder familiebijbels, die werden doorgeven van generatie op generatie, waren uitermate geschikt als objecten van herinnering. Deze Bijbel kwam later klaarblijkelijk in het bezit van een andere eigenaar die er veel waarde aan hechtte en het boek omschreef als een ‘Dierbaer Cabinetstuk’.
Laatst gewijzigd: | 18 juni 2021 12:09 |