Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit der Letteren
Header image Uit de collegebank geklapt

Op de regeltjes letten? Dat doen Marsmannetjes toch ook niet?

Datum:18 maart 2025
Brecht Veenstra, eerstejaars bachelorstudent
Brecht Veenstra, eerstejaars bachelorstudent

Als student Nederlands kon ik me op één vraag niet goed genoeg voorbereiden. Die vraag zou ik nog heel vaak gesteld gaan krijgen. Op mijn werk, door die iets te gezellige oom op een verjaardag en zelfs vriendinnen stellen met angst in hun ogen de vraag: “Je studeert Nederlands? O jee, dan ga je me niet steeds verbeteren, toch?”

“Ik doe niet meer mee.”

Tja, blijkbaar hangt er boven een student Nederlands een bordje met: ‘Ik weet het beter’. Ik zou de hele dag bezig zijn met spellingsregels: “Nee, het is beter dan, niet beter als. Abonnement schrijf je met één -b, ik herhaal: één -b. En laat me monniken niet met dubbel-k zien!”

En ik moet eerlijk bekennen, dat beeld had ik ook een beetje voordat ik in de wereld van Nederlandse Taal & Cultuur stapte. Ik was degene die mijn ouders erop wees dat de zanger op de radio ‘iets wat’ zou moeten zingen in plaats van ‘iets dat’. Sommige vakken doen ook wel eer aan deze verwachting, moet ik zeggen. En ik kan niet ontkennen dat het voor ons toch even nagelbijten was, toen onze docent ons confronteerde met de maximaal-twee-foutenregel bij academisch schrijven (want als je daar niet aan voldoet, kan je deze cursus niet afsluiten).

Maar toen kwam ik bij syntaxis (zinsleer, eenvoudig gezegd). Ik weet nog dat ik de inleiding van het flinke boek doorlas en oog in oog stond met de zin: “O ja, die taalregels, daar doen wij niet aan mee.” Ik kreeg flashbacks naar de ‘ik-doe-niet-meer-mee-acties’ tijdens de coronacrisis. Alleen dit keer moest ik het wél serieus nemen. Als student Nederlands kom je om Nederlands te studeren. En dat houdt niet alleen het ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ in, maar ook het Nederlands van Groningers, analfabeten, hangjongeren en Tukkers. En nee, die volgen niet de regeltjes die je op de basisschool leerde.

Marsmannetjes

Mijn docent bracht het concept van het marsmannetje in mijn leven. Ik zou taal moeten bestuderen zoals iemand van de planeet Mars dat ook zou doen. Ik moest kijken naar wat er daadwerkelijk gezegd wordt, en niet naar wat er volgens de regels gezegd zou moeten worden. Want een marsmannetje heeft die kennis immers niet. 

Inmiddels gaan mijn studiegenoten en ik door een soort afkickfase van regels. Tijdens Nederlands Toen & Nu, waarbij we de taal door de tijd heen bestuderen, vraagt onze docent ons steeds vaker om taalfouten op te biechten. Wie zegt er bijvoorbeeld “hun gaan” of “dat is me fiets”? Je begrijpt wel dat de meeste handen omlaag blijven. Veel studenten durven het niet toe te geven, als ik mijn docent mag geloven. Als hij vervolgens zegt dat deze ‘fouten’ gewoon horen bij een andere variant van het Nederlands, gaan er meer handen omhoog.

Veranderingen: vloek of zegen?

Het heeft me wel aan het denken gezet. Taalfouten lijken namelijk een soort taboe te zijn. Iedereen maakt ze, maar niemand durft ze toe te geven. Als columnist voor een krant krijg ik incidenteel mails van lezers als ze in mijn schrijfwerk een foutje hebben gespot. Ze zien het als iets slordigs, iets onintelligents. Op zich is het logisch, want zo hebben we het allemaal nou eenmaal geleerd. En ik geef het toe, als ik in de krant een spelfout zie, trek ik ook een wenkbrauw op. 

Het college Nederlands Toen & Nu ging verder. Onze docent liet ons onze gedachten nog verder uitbreiden: als iedereen dezelfde fout maakt, zoals ‘hun gaan’ of ‘abbonement’, moeten we dat dan niet gewoon toestaan? Kortom, is het geen tijd voor taalverandering? We lijken daar een beetje terughoudend in te zijn. En dat terwijl onze taal door de eeuwen heen het nodige is veranderd. Als je dat beseft, zijn aanpassingen een zegen. Zonder veranderingen ging deze blog namelijk niet over hun, maar over hunlins of haerder


 



Tags: Taalkunde

Reacties

Reacties laden...
Deel dit Facebook LinkedIn