En dan begin je na zes jaar weer bij leerjaar één
Datum: | 21 januari 2025 |
Met knikkende knieën loop je het academiegebouw binnen. Je ziet het lokaal waar je op de open dag bent geweest. Je herkent de kapstokken, de glas-in-loodramen en de mooie centrale trap. Lokaal A8. Gelukkig zijn er bordjes, denk je. Dan loop je in de goede richting, stap je door de juiste deur, en kijk je opeens in dertig paar ogen. De gezichten waar ze bij horen, hebben ongeveer dezelfde blik als jij: nieuwsgierig, bang en verlegen. Het lijkt nog onvoorstelbaar dat je over een maand precies weet wie deze medestudenten zijn. De meesten houden je immers de komende drie jaar gezelschap.
Een nieuw avontuur
Dit waren de eerste paar minuten tijdens de introductiedag van Nederlandse Taal & Cultuur, die mijn nieuwe avontuur op de RUG aftrapten. Na die lange vakantie was het startschot dan eindelijk afgegaan. En wat was ik benieuwd. De zin om te beginnen drukte angstige gedachten weg. Toch spookten ze ergens achterin mijn hoofd nog steeds rond: straks maak ik geen nieuwe vrienden, is de universiteit veel te moeilijk en is alleen wonen verschrikkelijk! Maar ik had er niet meer naast kunnen zitten.
Toen ik, een week later, het lokaal van mijn allereerste college binnenliep, voelde het alsof ik op de middelbare school naar de les liep. Geen anoniem gedoe of galmende collegezalen. Ik herkende zelfs sommige gezichten van de introductiedag. Gauw probeerde ik alle namen bij de gezichten te herinneren. En daar stond groots op het bord: literaire tekstinterpretatie. Onze docent vertelde prachtig. Zijn grappige anekdotes lieten geen ruimte over voor een ongemakkelijke sfeer. We zaten te luisteren, alsof we elkaar al jaren kenden.
‘Vergeet de regels van je docent Nederlands’
We bekeken poëzie, iets waarvan ik vond dat het op de middelbare school door mijn klasgenoten zo snel afgeknald werd. Nu werden gedichten in het zonnetje gezet, werd er een halfuur lang over één gedicht gemijmerd en was het eindelijk niet dat lesonderdeel waar we ‘even doorheen moesten’.Later zouden we dubbel liggen om onze zelfgeschreven toneelstukken. Dat was nog een stuk lastiger dan gedacht. Maar die moeite was na het college al gauw verleden tijd.
Op de tweede dag stond syntaxis op het programma: zinsleer, simpel gezegd. Ik kwam binnen in een wat grotere zaal. Zou dat schoolse gevoel dan nu echt voorbij zijn? Weer werd ik geconfronteerd met nieuwe gezichten. Studenten taalwetenschap dit keer, die ons bij dit vak gezelschap zouden houden. Meteen schoof ik aan bij de meiden die de dag ervoor op me hadden staan wachten (wat had ik dat fijn gevonden!). Na het college was ik verbaasd dat ik me nooit eerder had afgevraagd, waarom een werkwoord eigenlijk een werkwoord is.
Poeh, dat was wel even andere koek dan het vinden van de persoonsvorm en het leren van alle koppelwerkwoorden. Het stampen van taalregeltjes was bij syntaxis voorbij. Nee, ons werd gevraagd om alle taalvoorschriften te vergeten. Mensen gebruiken nou eenmaal ‘hun’ als onderwerp, dus dan kan dat, ook al vertelde je docent Nederlands misschien wat anders. Uiteindelijk bleek het heerlijk te zijn om eens niet over al die regels na te denken, maar gewoon te kijken naar wat er precies in een taal gebeurt.
Dit is waar ik altijd naar verlangd had
Later genoten we van dertig gedichten, die iedereen bij ‘academisch presenteren’ had meegenomen. Een jaar geleden hadden klasgenoten om mij heen gezucht en gesteund. Maar hier niet. Hier kreeg ieder tekstje aandacht en deed iedereen geïnteresseerd mee. Dit is waar ik altijd naar verlangd had.
En dan wil ik het schrijven natuurlijk niet overslaan, want vooral daarom sprak de studie me zo aan. Maar ook op dat gebied zouden we als academici aan de slag moeten gaan. Werken met bronnen, feitelijk en objectief schrijven was wel even wat anders dan ik gewend was. Uiteindelijk vond ik wel mijn draai. In de volgende periode zou creatief schrijven ons te wachten staan, en zouden we in een hele nieuwe wereld van het schrijversvak stappen.
En die angsten? Die kan ik me nauwelijks herinneren. Na de eerste week kon ik het zeggen, en ik hoop het de komende drie jaar nog vaak te kunnen herhalen: hier ben ik op mijn plek.