Juridische Bestuurskunde als brug tussen het ambtelijke en het rechtsstatelijke
Datum: | 25 april 2025 |
Auteur: | Maarten Bouwmeester |

De belangrijkste bijdrage en unique selling point van Juridische Bestuurskunde als opleiding en discipline is zonder meer, zoals al eerder benadrukt in deze blogreeks, het slaan van bruggen tussen twee leerscholen: de rechtswetenschap en de bestuurskunde. In de dagelijkse praktijk van het maken, uitvoeren en evalueren van beleid bestaat immers een grote en nog steeds groeiende behoefte aan deskundigen die zich thuis voelen in het leggen van verbanden tussen juridische, beleidstechnische en organisatorische vraagstukken.
Dat dit evengoed opgaat voor de wereld van wetenschappelijk onderzoek kan ik, als promovendus bij de vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde én alumnus Juridische Bestuurskunde, volmondig beamen. In mijn promotieonderzoek naar het functioneren van checks and balances in de (gedigitaliseerde) sociale zekerheid profiteer ik regelmatig van de domeinoverbruggende kennis die de opleiding Juridische Bestuurskunde mij heeft meegegeven. Dit geldt bijvoorbeeld voor het combineren van onderzoeksmethoden. Sommige dagen draaien om het doorgronden van wetten en achterliggende parlementaire documenten (memories van toelichting en debatverslagen), terwijl anderen in het teken staan van interviews bij (semi-)overheidsinstanties om de bestuurskundige realiteit ‘op de werkvloer’ beter te begrijpen. Daarnaast biedt het hebben van een juridisch-bestuurskundige achtergrond een breed scala aan mogelijkheden wat betreft het aangaan van discussies met vakgenoten. Je hoeft je immers niet te binden aan slechts één forum, maar kan terecht bij verschillende academische verenigingen en conferenties die draaien om beleid en bestuur, bestuursrecht of staatsrecht.
Bovenal profiteren juridisch-bestuurskundigen van het overbruggen van verschillende niveaus van analyse in de wereld van recht en openbaar bestuur. Ook dit heb ik in mijn eigen onderzoek ondervonden, met name waar het gaat om de grenzen tussen het ambtelijke en het rechtsstatelijke. Zo draaiden de twee ‘socialezekerheidsschandalen’ die ik in samenhang bestudeer, de kinderopvangtoeslagaffaire in Nederland en Robodebt in Australië, beide om een optelsom van foute keuzes en structurele tekortkomingen, enerzijds op het niveau van beleidsontwerp en governance en anderzijds op het niveau van rechtsstatelijke controlemechanismen (van de wetgevingsprocedure tot de bestuursrechter). Een specifiek voorbeeld van de interactie tussen deze niveaus vond ik in de ontwrichtende effecten van een bij uitstek bestuurskundig fenomeen: de politisering van het openbaar bestuur. In zowel het toeslagenschandaal als Robodebt lijkt de overmatige politieke sensitiviteit van (top)ambtenaren ervoor te hebben gezorgd dat ambtelijk vakmanschap, een deugdelijke omgang met waarschuwingssignalen en transparantie op de tweede plaats kwamen te staan - met een verlammend effect op het rechtsstatelijke niveau van parlementaire controle en rechterlijke toetsing.
Het belang van het leggen van verbanden tussen bestuurskundige en rechtsstatelijke kwesties kan met nog talloze andere voorbeelden worden geschetst. Het is in ieder geval duidelijk dat in een tijd waarin beleidsmatige ambities voor meer menselijke maat voor de een samengaan met een afbreuk van de rechtspositie van ‘de ander’ (asielzoekers en statushouders voorop), het belang van kritische geesten met bestuurskundige en juridische aanleg alleen maar toeneemt. Juridisch-bestuurskundigen kunnen in dit kader een cruciale rol spelen, om te verzekeren dat politieke en beleidsmatige voornemens zich voegen naar zowel kwalitatieve maatstaven als de juridische grenzen van de wet, rechtsstatelijke waarden en mensenrechten.
Over de auteur

Maarten is promovendus bij de vakgroep Staatsrecht, Bestuursrecht en Bestuurskunde. Hij doet onderzoek naar systeemfalen in de digitale verzorgingsstaat. Voor meer informatie over Maarten klik je hier.