Energietransitie vereist internationale elektriciteitsmarkt
Datum: | 09 maart 2017 |
Het realiseren van de energietransitie is een maatschappelijk belangrijke, maar ook kostbare aangelegenheid. Om de kosten van de gewenste transitie zo laag mogelijk te houden, is het nodig de basisprincipes van de ordening van de elektriciteitsmarkt zoveel mogelijk overeind te houden. Dat concludeert Machiel Mulder, hoogleraar Regulering van Energiemarkten aan de Rijksuniversiteit Groningen, op basis van zijn onderzoek naar de invloed van duurzame energie op de werking van de elektriciteitsmarkt. Het onderzoek werd gefinancierd door NWO, EnergieNederland, TenneT, NetbeheerNederland, VEMW en de Consumentenbond, met ondersteuning van Autoriteit Consument & Markt (ACM) en Statkraft.
In Nederland moet het aandeel duurzaam opgewekte elektriciteit in de totale elektriciteitsconsumptie stijgen van ca. 15% nu naar ongeveer 60% in 2030. Om die zeer ambitieuze doelstelling te halen, is kostenbeheersing cruciaal. Het is daarom van het grootste belang om de principes van de werking van de elektriciteitsmarkt te omarmen, stelt Mulder. ‘De elektriciteitsmarkt is gedurende de afgelopen 20 jaar vormgegeven en blijkt goed te functioneren: meer concurrentie, lagere prijzen, innovatie in de consumentenmarkt, voldoende investeringen en daardoor een betrouwbare stroomvoorziening. De elektriciteitsmarkt is steeds internationaler geworden en dat heeft geleidt tot lagere opwekkingskosten, meer concurrentie en een grotere leveringszekerheid.’
Lokale energysystemen contraproductief
Mulder bepleit een geïntegreerde internationale elektriciteitsmarkt. ‘Door barrières voor internationale handel in elektriciteit verder te verminderen en te kiezen voor internationale in plaats van nationale of lokale doelstellingen kunnen we de kosten van de energietransitie zo laag mogelijk houden. Lokale energiesystemen mogen aantrekkelijk lijken, ze maken de energietransitie duurder en zijn daardoor juist minder succesvol. Wanneer regio’s proberen op duurzame wijze in hun eigen energiebehoefte te voorzien, dan leidt dat voor de maatschappij als geheel tot hogere kosten. Op een internationale markt kan bijvoorbeeld iedereen profiteren van een tijdelijke hoge productie door windmolens in een buurland, terwijl een regio die alleen zelfgeproduceerde energie wil gebruiken die mogelijkheid niet heeft en daardoor duurder uit is.’
Flexibele Duitse marktsysteem als voorbeeld
Een regio die zelf zijn stroomvoorziening wil regelen, zal veel hogere kosten moeten maken voor het omgaan met fluctuaties in het aanbod van wind- en zonnestroom dan in een internationale markt nodig is. Mulder: ‘Ervaringen in Duitsland, waar de energietransitie al ver is voortgeschreden, laten zien dat de elektriciteitsmarkt goed in staat is om te gaan met de groei in het fluctuerende aanbod van stroom uit duurzame bronnen. Het marktsysteem biedt voldoende flexibiliteit zonder dat in opslag van stroom wordt geïnvesteerd.’
Subsidies effectiever met marktprikkels
Om de kosten van energietransitie in toom te houden is het verder van belang om in subsidieregelingen voor duurzame energie zoveel mogelijk marktprikkels in te bouwen, stelt Mulder. ‘Gegarandeerde vergoedingen voor de productie van duurzame stroom onafhankelijk van de stroomprijs hebben in het verleden een flinke stimulans aan duurzame energie gegeven, maar zijn niet vol te houden. Dergelijke regelingen zijn duur, leiden tot onnodige winsten bij de investeerders in bijvoorbeeld zonnepanelen en ze verstoren de stroommarkt. Een voorbeeld van een systeem dat leidt tot zo laag mogelijke kosten voor duurzame energie is een verplichtingensysteem zoals dat in Engeland is ingevoerd. Leveranciers hebben de plicht om een bepaald percentage duurzame energie aan te bieden en gaan daarom zelf op zoek naar de goedkoopste aanbieder. Dat betekent dat niet alleen de kosten dalen, maar ook dat voor een zelfde subsidiebedrag meer duurzame energie wordt gerealiseerd. Ook het Nederlandse subsidiesysteem SDE+ geeft prikkels om de kosten van duurzame energie te verlagen.’
Verlaging CO2-emissie
De energietransitie is uiteindelijk bedoeld om de CO2-emissie terug te brengen. Nationaal beleid om de energietransitie te stimuleren heeft via het Europese systeem voor emissiehandel (ETS) directe consequenties voor alle deelnemers in dit handelssysteem: zo wordt het voor bijvoorbeeld elektriciteitsbedrijven en de chemische industrie goedkoper om hun emissies omlaag te brengen. Energietransitie biedt dus ook de financiële ruimte om meer aan emissiereductie te doen dan volgens het handelssysteem strikt genomen nodig is.
Mulder: ‘De eenvoudigste manier voor overheden, bedrijven en burgers om deze emissiereductie te realiseren, is het opkopen van emissierechten en deze te annuleren zonder ze te gebruiken. Dat verhoogt de schaarste in de markt voor emissierechten, waardoor de prijs van CO2-rechten stijgt en ergens binnen het ETS meer aan emissiereductie gedaan zal (moeten) worden. Op die manier is niet alleen ons energieverbruik meer op duurzame energie gebaseerd, maar wordt ook de uitstoot van CO2 omlaag gebracht.’
Meer informatie
- Contact: Prof.dr. Machiel Mulder
- Deze publicatie is voortgekomen uit een multidisciplinair onderzoeksproject naar de invloed van duurzame energie op de werking van de elektriciteitsmarkt. Het onderzoek werd gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) met cofinanciering van EnergieNederland, TenneT, NetbeheerNederland, VEMW en de Consumentenbond en met ondersteuning van Autoriteit Consument & Markt (ACM) en Statkraft.
- Download het gehele rapport ‘Energietransitie en elektriciteitsmarkt. Verkenning van een gespannen relatie’