dr. V.N. (Vera) Veldhuizen
Kinderdetectivefictie
Mijn huidige hoofdproject gaat over kinderdetectivefictie.
Hoe wordt de formule van detectiefictie (bijvoorbeeld de klassieke whodunit) aangepast voor jonge lezers? Zonder moord, zonder gezag van de detective, mogelijk zelfs zonder samenwerking met volwassenen?
In dit project analyseer ik zowel de functie als ook het functioneren van kinderdetectivefictie in verschillende vormen. Van (bord)spellen tot hoorspelen tot boeken, hoe werkt het kinderdetectiveverhaal? Ook analyseer ik de impact van bijzondere detectiveverhalen, bijvoorbeeld ecomisdaden, of verhalen waarin de detective een beperking heeft (bijv. dyslexie of ADHD).
Kabouterverhalen in en buiten Nederland
De kabouter is lang een kenmerkend element geweest van de Nederlandstalige jeugdliteratuur, van Pinkeltje tot Kabouter Plop. De kabouter is nu "uit", er zijn significant minder verhalen te vinden (met uitzondering van bijvoorbeeld Het Kabouterboek van Loes Riphagen, of De Gorgels). Maar toch is de kabouter nog overal te vinden in het Nederlands (literair) landschap, zelfs in een letterlijke zin: op de website van het Staatsbosbeheer zijn bijvoorbeeld kabouterpaden te vinden over het hele land, waar (jonge) wandelaars de kabouterschoenen kunnen aantrekken en de grens tussen traditionele, Nederlandse kinderfictie en realiteit vervagen.
Ook buiten de Nederlands(talige) grenzen zijn kabouter-achtigen makkelijk te vinden. Zie bijvoorbeeld nisse, brownies, gnomes, leprechauns of Heinzelmännchen. Alhoewel deze kleine wezentjes allemaal overeenkomsten hebben, zijn ze toch ook allemaal kenmerkend voor hun culturele afkomst. Wat zegt dit over Nederlandse en Europese jeugdcultuur?
In dit project onderzoek ik de rol en functie van kabouters in jeugdliteratuur, als Nederlands jeugdliterair kenmerk, maar óók als voorbeeld van een wijdere, verbindende Europese jeugd(literaire)cultuur.
(On)waarheid in jeugdliteratuur
Kinderen liegen. Volwassenen hebben het over "alternative facts". Zowel leugens als alternatieve geschiedenissen zijn veelvuldig geanalyseerd in jeugdliteratuur, maar wat er tussen deze twee in gebeurt, tegenstrijdige waarheden, ontbreekt. Deze verhalen hebben een diepere vorm van bedrog dan simpele leugens vanwege hun invloed op de politiek en sociaal leven.
Een nieuwe versie van de waarheid aanbieden is een effectieve manier om iets in de doofpot te stoppen; door te ontkennen dat iets is gebeurd en een verhaal met een nieuwe versie te vervangen wordt de leegte die achter blijft als de waarheid is verwijderd gevuld. Deze herschrijving van realiteit kan plaatsvinden op ieder niveau van interactie: tussen de staat en de individueel, binnen de familie, binnen een gemeenschap en zelfs tussen een tekst en de lezer. Waarheidsverhalen kunnen echter ook de waarheid van iets bevestigen en een dialoog hierover beginnen.
Hoe moet een kind, die als lezer cognitief nog aan het ontwikkelen is, het verschil kunnen zien tussen waarheid en bedrog als de zogenaamde "expert" volwassen lezer hier zelf moeite mee heeft? Zoals duidelijk is met het huidige politieke klimaat in de Westerse wereld, met de stijgende populariteit van populisme, "alt-right", anti-vaxx en andere ontkenningsfilosofieën, zijn volwassenen niet de lezers die we verwachten. Wat verwachten we dan van kinderen?
In dit project is dit mijn focus. Ten eerste analyseer ik de cognitieve capaciteiten van jonge lezers om waarheid en bedrog te herkennen. Dan pas ik dit toe aan het soort jeugdverhalen die zowel het probleem bijzonder goed weergeven en die ook gaan over onderwerpen waar volwassenen moeite mee hebben. Daarom zijn de verhalen die ik analyseer taboe verhalen en onderwerpen, of probleemboeken, representaties van de politiek, klassiek moeilijke onderwerpen zoals oorlog of regimeveranderingen en moderne probleempunten zoals klimaatverandering.
Laatst gewijzigd: | 10 juli 2024 16:49 |