Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Faculteit der Letteren
Header image Uit de collegebank geklapt

Zoveel talen, zoveel uitdagingen

Datum:26 juni 2024
Amber Idzinga, tweedejaars bachelorstudent
Amber Idzinga, tweedejaars bachelorstudent

We kennen er allemaal wel een: een talenbolleboos. Zo iemand die meerdere talen spreekt, vloeiend en met een mooi accent, alsof ze de taal vanaf geboorte kennen. Terwijl anderen met Duolingo en how-to boekjes hun best doen, lijken deze mensen nieuwe woorden en klanken moeiteloos op te pakken. Zit daar meer achter? Jazeker, en er wordt volop onderzoek naar gedaan: tweedetaalverwerving.

Tweedetaalverwerving kan natuurlijk op latere leeftijd, zoals je misschien Engels leert op school. Maar het kan ook al vanaf de geboorte, waarbij de ouders verschillende talen spreken. Dat heet simultaan twee, of meer, talen leren. Dan spreken we van meertaligheid. Binnen het vak Taalverwerving gingen we tijdens één van onze colleges volledig in op tweedetaalverwerving. Vooral op latere leeftijd, en het verschil tussen deze taalverwerving en die van de eigen taal die iemand leert vanaf geboorte. We bespraken de verschillen tussen hoe veel en vaak iemand met zijn eerste of tweede taal in aanraking komt en daarnaast ook hoe de eerste taal kan meehelpen met het leren van een tweede. Of derde, of zelfs meer.

Horen, zien… spreken

De belangrijkste verschillen tussen een eerste en een tweede taal zijn de rollen van de input en de leeftijd. De input is wat de persoon die de taal leert om zich heen hoort of ziet in die taal. Gesprekken, met woorden en zinnen, maar ook tekst in boeken of bij plaatjes. Bij een eerste taal is deze input overal en altijd, maar bij een tweede taal vaak veel minder. Engels vindt je tegenwoordig veel in games, series, films, en dergelijke. Maar hoeveel lessen Duits of Frans had je bijvoorbeeld per week? De input is lang niet zo hoog als je eerste taal. Om nog maar te spreken van die vijf minuten op Duolingo…

Natuurlijk speelt leeftijd ook een grote rol. Een algemene aanname is dat het vermogen om een nieuwe taal te leren achteruit gaat naarmate iemand ouder wordt. Dat blijkt al vrij vroeg. In de periode van drie tot zeven jaar vonden onderzoekers een stevige daling wat betreft het snel en goed kunnen aanleren van een nieuwe taal. En nog sterker: alleen als baby’s zijn we erg gevoelig voor klanken uit andere talen. Na ongeveer tien maanden is ons brein ingesteld op de klanken van onze ‘eigen’ taal en laten we eigenlijk geen nieuwe klanken meer toe. Dat betekent dat je brein alleen nog bewust zoekt naar klanken en overeenkomsten met je eigen taal. Andere klanken hoor je misschien wel, maar je registreert ze niet meer bewust en slaat ze niet snel meer op in je geheugen.

Hoe werkt zoiets nou? Taal transfer

Er bestaat ook zoiets als een ‘taal transfer’. Dit kan in sommige gevallen erg voordelig zijn bij het leren van een nieuwe taal. Bijvoorbeeld een Nederlander die Engels leert. Deze twee talen hebben veel overeenkomsten wat betreft de zinsopbouw. En een Nederlander die Duits wil leren, zal een aantal woorden uit de eigen taal herkennen. Zo kan iemand elementen uit diens eerste taal overnemen (‘transferren’) naar een tweede taal.

De keerzijde is natuurlijk dat een eerste taal ook in de weg kan zitten. Een Nederlander die Frans leert, zal bijvoorbeeld ineens rekening moeten houden met de geslachten van woorden. In het Nederlands speelt dit nauwelijks een rol, maar in het Frans wordt het gebruikt om de woorden correct te verbuigen, bijvoorbeeld met een extra ‘-e’ achter een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord. In ons college hadden we het daarnaast ook over ‘doofheid’ in klanken. In het Japans is bijvoorbeeld geen duidelijk onderscheid tussen de ‘r’ en de ‘l’. In het Nederlands wel, dus zal een Japanner die Nederlands leert, plots een heel nieuw verschil in klanken moeten leren. Dat is vrij lastig, zeker omdat we al weten dat ons brein al heel snel alleen onze eigen taal herkent en zich daarop instelt.

Gewoon doen!

Sommige mensen lijken dus misschien wel snel een nieuwe taal op te pakken, maar misschien is dat omdat ze daar heel veel tijd in steken. Er zijn ook mensen die tweetalig zijn opgevoed, en zij hebben daardoor extra kennis die ze kunnen inzetten om verwante talen te leren. Mijn moeder kan bijvoorbeeld heel goed Franse of Spaanse accenten en klanken uitspreken, maar zij kan ook vanaf jongs af aan al goed Fries. In het Fries worden ook veel verschillen in klanken gebruikt, die in het Nederlands niet voorkomen. Mijn voorlopige conclusie is dan ook dat zij beter is in het horen en gebruiken van klankverschillen dan iemand die is opgevoed met alleen het Nederlands.

Of je een nieuwe taal makkelijk oppakt of niet, het is altijd mooi om nieuwe dingen te leren. Ik zie leren als een kans en een uitdaging; dus ik zal hier nu afsluiten en een extra lesje op Duolingo doen. Au revoir!





Tags: Taalkunde

Reacties

Reacties laden...