Afgelopen september was ik terug op mijn oude honk: ik startte als tweedegraads docent Nederlands in opleiding op mijn oude middelbare school. Dit jaar is mijn laatste jaar van de bachelor Nederlandse taal en cultuur. In het eerste halfjaar van jaar 3 volg je een minor. Dit is een vakkenpakket en/of stage buiten je eigen opleiding. Ik heb ervoor gekozen om de educatieve minor te volgen. Je volgt dan een aantal vakken bij de lerarenopleiding en loopt drie dagen in de week stage op een middelbare school. Zo kun je ontdekken of lesgeven op een middelbare school iets voor je is. Na het succesvol afronden van deze minor ben je startbekwaam om zelfstandig les te geven aan onderbouwklassen havo/vwo en op de theoretische leerweg van het vmbo.  

Werken in het onderwijs

Gedurende de eerste twee jaren van mijn studie wist ik al dat ik de educatieve minor wilde volgen. Ik wist al lang dat ik het onderwijs in wilde. Toen ik op de havo zat, wilde ik naar de PABO toe om juf te worden. Na mijn eindexamens in 2019 besloot ik in plaats daarvan naar het vwo te gaan om verder te leren. In die tijd trok de studie Nederlands mij steeds meer. Ik hield altijd erg van lezen en was graag met taal bezig. Ik heb interesse in veel verschillende onderwerpen, eigenlijk vond ik veel studies interessant en daarom was het moeilijk om een keuze te maken. Met de studie Nederlands kun je na een specialisatie óók het onderwijs in, dat trok mij over de streep. Maar als je denkt: de studie Nederlands, daar moet je per se docent Nederlands mee worden? Dat hoeft zeker niet! Er is maar een klein deel van de studenten dat het onderwijs ingaat na de studie. Alumni van de studie Nederlands belanden in allerlei verschillende sectoren, bijvoorbeeld in de communicatiebranche, cultuursector of een uitgeverij.

Stage lopen: de confrontatie aan

Het mooie van een stage, hier in het bijzonder de educatieve minor, is dat je in de praktijk kunt ontdekken of de richting die je op wil ook echt zo goed bij je past. Daar hoort ook bij dat je jezelf tegenkomt. Stage lopen is best pittig, en heel anders dan vakken volgen op de universiteit. Je gaat van bijna puur theoretisch bezig zijn naar de praktijk. Op de universiteit kun je ervoor kiezen om stage te lopen, maar dat hoeft niet. Een eerste stage is dan helemaal intensief. 

Ik vond het best moeilijk om toe te geven, maar ik merkte dat ik de stage minder leuk vond dan ik verwacht had. Het lesgeven en het contact met leerlingen vond ik erg mooi, maar ik merkte dat de omgeving van een middelbare school minder goed bij mij past. Het schoolvak Nederlands is heel anders dan de studie, die ik nog steeds ontzettend interessant vind. De breedte, creativiteit en ruimte die ik in de studie ervaar, miste ik in het schoolvak. Daarom heb ik ervoor gekozen om na mijn minorstage 1 te stoppen met de educatieve minor. Hopelijk kan ik in het tweede blok vakken volgen bij de studie Pedagogische Wetenschappen, om alvast meer te leren over pedagogiek en de ontwikkeling van jonge kinderen. Na het afronden van mijn bachelor Nederlands wil ik in september namelijk starten met de Academische PABO.

Nog steeds ben ik ontzettend blij met mijn keuze voor de studie Nederlands. Ik denk ook zeker dat ik er veel aan heb wanneer ik volgend jaar de Academische PABO ga volgen. Ik heb ervaren dat je pas echt merkt of iets bij je past wanneer je er in de praktijk mee aan de slag gaat. Tijdens je studie kom je allerlei onderwerpen tegen, misschien ontdek je wel dat je een bepaald werkveld interessanter vindt dan je altijd had gedacht! En dat is ook oké. Dat is het voordeel van een brede studie: je kunt er allerlei kanten mee op.