Ik heb de hele literaire canon gelezen. Nou en?
Datum: | 25 november 2024 |
Lang geleden, toen ik nog een eerstejaars student Nederlands was, deelde een van onze docenten letterkunde aan ons een leeslijst uit: vijf aan elkaar geniete A4’tjes – voor- en achterkant – met in totaal 158 ‘titels van literaire werken die een afgestudeerde neerlandicus (bachelor) gelezen zou moeten hebben.’ Ik geloof dat de meeste van mijn klasgenoten de papieren in hun tas propten of ergens tussen de bladzijdes van een lesboek vouwden en er sindsdien nooit meer naar hebben omgekeken, want als ik het de volgende drie jaar met anderen over de leeslijst had, dan zeiden ze meestal: ‘Huh? Welke leeslijst?’
Maar geef mij een lijst met dingen die ik kan afstrepen, en je kunt erop vertrouwen dat alles op die lijst wordt afgestreept. 158 titels in drie jaar; dat is zo ongeveer een roman of dichtbundel per week, naast al het gewone studiewerk en naast mijn bijbaan in de horeca. En nu hoor ik je denken: ‘Jongen, wat doe je jezelf aan?’ Ik kreeg geen extra studiepunten als ik alle boeken las, ik mocht gewoon afstuderen, zelfs al las ik er nul, en de examencommissie zou me heus niet mijn diploma afpakken als ze er jaren later achterkwamen dat ik de leeslijst niet van begin tot eind had gelezen. Dus waarom heb ik dan toch al die uren van mijn studentenleven gewijd aan het lezen van de literaire canon?
De Nederlandse (literatuur)geschiedenis
Afgezien van een buitengewoon vermogen voor tijdmanagement, een ijzeren discipline en heel veel nieuwe woorden, is misschien wel het belangrijkste wat ik van deze hele onderneming heb geleerd om vanuit het perspectief van een ander naar de Nederlandse (en Vlaamse) geschiedenis te kijken. Dat klinkt verschrikkelijk cliché en het kan zo uit een studiehandleiding zijn gekopieerd en geplakt, maar het is wel waar.
Sinds mensen zo’n 800 jaar geleden voor het eerst in het Nederlands – toen nog Middelnederlands – zijn gaan schrijven, hebben ze generatie na generatie op papier gezet wat hen bezighield en wat er speelde in de wereld. Middeleeuwse verhalen als Beatrijs en Mariken van Nieumeghen nemen de lezer mee naar een tijd van kloosters en kerken, nonnen en monniken, van God en de duivel; zeventiende-eeuwse pamfletten en toneelstukken geven een schets van de politiek van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden; Betje Wolff en Aagje Deken schrijven achttiende-eeuwse ‘Nederlandsche Juffers’ voor hoe ze zich behoren te gedragen; J.J. Cremer bekritiseert de kinderarbeid in het industrialiserende Nederland; Willem Frederik Hermans, Marga Minco en Hugo Claus bieden uiteenlopende perspectieven op de Tweede Wereldoorlog; en Arnon Grunberg schrijft over hoe een jongen aan het eind van de twintigste eeuw volwassen wordt – en alles, van het oudste tot het nieuwste, is ongelofelijk herkenbaar, ook voor ons eenentwintigste-eeuwers, want de kern van al deze werken – en van alle literatuur, zou ik willen zeggen – wordt gevormd door iets wat we allemaal gemeen hebben: de menselijke beleving.
Literaire heropvoeding
Alles wat we meemaken in ons leven beoordelen we tegen de achtergrond van onze eigen afkomst, onze eigen omgeving, onze eigen ervaringen, enzovoort. Hierdoor kunnen we het niet helpen dat we dingen – belangrijke politieke gebeurtenissen in binnen- en buitenland, maar ook films, muziek en boeken – door de ‘bril’ van onze eigen, persoonlijke beleving zien. We zijn gewend aan bepaalde normen en waarden en gebruiken, en alles wat daar niet aan voldoet, zien we in het onschuldigste geval als raar of onconventioneel, maar in het extreemste geval als verwerpelijk of als een reden voor ressentiment.
In zulke gevallen helpt het om zo nu en dan een andere ‘bril’ op te zetten. Is alles wat aan de andere kant van de wereld – of op ons eigen continent – gebeurt dan echt zo vreemd, of zijn we gewoon zo verwikkeld in ons eigen denken en doen, dat we situaties niet langer niet kunnen beoordelen als louter tegenstellingen tussen wit en zwart, Oost en West, en goed en fout?
Nou kan zo’n andere ‘bril’ zoiets eenvoudig toegankelijks als een boek of een gedicht zijn. Door te lezen over de ervaringen van iemand uit een andere tijd en/of plaats (en dit laatste wordt door dekolonisatieprocessen steeds makkelijker), kun je je een tijdje – in ieder geval zo lang als dat je de tekst aan het lezen bent – inleven in die ander, en, mocht de tekst dan ook nog eens indruk maken, dan leer je misschien zelfs om de rest van je leven het perspectief van een ander mee te nemen elke keer dat je ergens een mening over moet vormen.
In de verdeelde wereld waarin we ons bevinden is het ongelofelijk belangrijk om een beetje inlevingsvermogen te cultiveren, en hierin is een mogelijk cruciale rol weggelegd voor de literatuur. Nu wil ik je niet aansporen om hetzelfde te doen als ik, en zoveel boeken te lezen in zo weinig tijd, maar vraag dit jaar voor Sinterklaas of voor kerst eens een boek van iemand die ‘anders’ is dan jij – iemand die dingen heeft meegemaakt die jij nooit hebt meegemaakt en die je waarschijnlijk ook nooit zult meemaken. Leer te denken als een ander. Leer te leven als een ander. Gun jezelf die literaire heropvoeding.