Onderzoek naar de impact van corona vraagt om twijfel en geduld: expertbijdrage FD
Datum: | 31 augustus 2020 |
Wie op Google Scholar de zoekterm ‘covid-19’ intikt, krijgt meer dan zeventigduizend wetenschappelijke artikelen voorgeschoteld. Allemaal zijn ze verschenen in de eerste acht maanden van 2020. Tot het uitbreken van de pandemie was het onderzoek hierover vrijwel exclusief het terrein van virologen en epidemiologen. Inmiddels hebben wetenschappers zich ook massaal op de sociaal-maatschappelijke aspecten van de coronacrisis gestort.
En dat is terecht, want goed onderzoek is onmisbaar bij het beantwoorden van de hamvraag hoe we als samenleving met een dergelijke crisis moeten omgaan.
Door: Janka Stoker en Harry Garretsen
Leiders
Vooral welk type beleid effectief is, is onderwerp van verhitte discussies. In de media wordt die vraag vaak verengd tot de vraag welke leiders het ‘goed’ doen.
Dit resulteert in lijstjes waarin premier Jacinda Ardern van Nieuw-Zeeland altijd hoog scoort, en de Amerikaanse president Donald Trump samen met zijn Braziliaanse collega Jair Bolsonaro steevast onderaan bungelt. Maar ook in eigen land doen, in de publieke opinie, sommige leiders het duidelijk beter dan andere.
Het is mooi als de explosie aan wetenschappelijk onderzoek ook daadwerkelijk aan dit soort debatten kan bijdragen. De eerste papers die dit proberen zijn al verschenen. Zo wijst onderzoek bijvoorbeeld uit dat vrouwelijke leiders het door de bank genomen ‘beter’ doen, en ook dat populistische leiders slechter scoren in leiderschap.
Ook zijn er prille empirische analyses die proberen landen te vergelijken, door een relatie te leggen tussen de coronareactie van beleidsmakers en de economische impact – hier komt bijvoorbeeld Zweden succesvol uit naar voren.
Arbiter
Het zou dus nuttig zijn als wetenschappelijk onderzoek nu al kan aangeven wie of wat op de juiste wijze op de coronacrisis reageert. Onderzoek fungeert dan als arbiter in de stortvloed aan meningen van al dan niet vermeende experts.
Het grote probleem met het onderzoek naar effectief beleid en leiderschap dat nu verschijnt, is echter dat het zekerheid suggereert, daar waar vooral nog twijfel op z’n plaats is. Zo is de steekproefomvang van dergelijke studies (onvermijdelijk) een probleem.
In het onderzoek naar leiderschap speelt bijvoorbeeld dat er helaas maar weinig vrouwelijke leiders zijn. Daarnaast is het, in een zich volop ontwikkelende crisis, vaak bijkans onmogelijk uitkomsten echt aan leiders toe te schrijven. De context doet ertoe, en wordt meestal onvoldoende meegenomen. Daarbij geldt als extra complicatie rond de coronapandemie dat de omgeving historisch gezien extreem onzeker is.
Bovendien weten we, ook uit recent onderzoek, dat leiders in crisis-stress de neiging hebben elkaars beleid na te apen, waarmee de vraag welke leider het ‘beter’ doet deels overbodig wordt. Tot slot leidt het met stoom en kokend water geproduceerde onderzoek over effectieve ‘corona-leiders’ aan het manco dat we ons nog midden in die crisis bevinden en de verkregen resultaten alleen maar over de korte termijn kunnen gaan.
Kortom, goed onderzoek naar de effectiviteit van beleid en leiderschap in de coronacrisis is een zaak van geduld. Het is voor veel vragen domweg nog te vroeg voor degelijk onderbouwde antwoorden.
Afgebakend
Dat wil niet zeggen dat bruikbaar onderzoek nog niet mogelijk is. Maar dat onderzoek dient scherp afgebakend te zijn, door zich bijvoorbeeld alleen te richten op feitelijk vertoond gedrag van leiders en publieke personen in de media sinds het uitbreken van de pandemie.
Dergelijk onderzoek kan laten zien of burgers zich in coronatijden laten leiden door gedrag van specifieke politici of media-persoonlijkheden. Het antwoord is bevestigend: voorbeeldgedrag tijdens de lockdown dit voorjaar had een duidelijk effect op het ‘coronagedrag’ van hun volgers.
Onderzoek heeft echter vooralsnog nog weinig te melden over de effecten van dat gedrag op allerlei sociaal-economische uitkomsten. Om dat laatste goed te kunnen duiden zijn meer tijd en gegevens nodig. Tot dan moeten we vooral lering trekken uit onderzoek naar het belang van leiderschap bij eerdere crises, of gebruik maken van de ruim aanwezige onderzoekkennis over bijvoorbeeld de relatie tussen leiderschap en economische groei.
Juist onderzoekers die krap een half jaar na de wereldwijde lockdowns al heel precies menen te weten wat wel of niet werkt qua beleid en leiderschap, bewijzen de samenleving en zeker het imago van de wetenschap geen dienst.
Dit betekent overigens niet dat onderzoekers maar achterover moeten leunen of hun mond maar moeten houden. Integendeel, het is cruciaal dat zo snel mogelijk data en inzichten worden verzameld en getoetst.
Maar het voorlopige karakter van opgedane kennis geldt nu meer dan ooit. We zijn bovendien zeer gebaat bij een grotere bereidheid om inzichten bij te stellen. Of, zoals John Maynard Keynes dat verwoordde: ‘When the facts change, I change my mind’.
Maandag, op de dag van de opening van het nieuwe academisch jaar, grotendeels online, kan het geen kwaad te bedenken dat twijfel en een ’ik weet het nog niet’-houding geen tekenen van wetenschappelijke zwakte zijn. Ze zijn juist broodnodig om de coronacrisis het hoofd te bieden.
Deze column van Janka Stoker en Harry Garretsen is gepubliceerd op fd.nl op 30 augustus 2020.