Voor in de leesmap op de Haagse formatietafel
Datum: | 11 april 2017 |
Na de tijdens de verkiezingscampagne in de media alomtegenwoordige politici, is het wel even wennen met de radiostilte van de formatie op het Binnenhof. Het is grotendeels gissen wat er o.l.v. informateur Schippers wordt besproken. Maar zo nu en dan sijpelt er wel een bericht naar buiten. Daaruit valt op te maken dat er op dit moment, met behulp van externe experts, een ‘foto van het land’ wordt gemaakt, op zoek naar de uitdagingen voor Nederland. Daarnaast denken de partijen rond de formatietafel waarschijnlijk vooral na over de vraag hoe de budgettaire ruimte kan worden vertaald in extra uitgaven voor bijvoorbeeld de zorg, defensie, veiligheid en klimaat.
Mogelijk gaan die extra uitgaven ook gepaard met lastenverlichtingen, maar het lijkt er in elk geval op dat vooral het ‘verdelen van de economische koek’ voorop staat. De vraag hoe we als Nederlandse economie in de komende jaren onze welvaart kunnen laten toenemen en zo al die verdelingswensen kunnen blijven honoreren, zou in de formatiediscussie zo maar eens niet op de foto kunnen staan. En dat is slecht nieuws. Het antwoord op die wezenlijke vraag is namelijk belangrijk, en ook vrij eenvoudig. Bij de vergrijzing die ons te wachten staat, zal de economische groei niet of nauwelijks meer uit de groei van de beroepsbevolking kunnen komen maar moeten we het, zoals vrijwel alle Westerse industrielanden, nog meer dan in het verleden van de productiviteitsgroei hebben. Meer waarde of productie per werkende genereren, is meer dan ooit de sleutel tot onze welvaart.
En hier wringt ook meteen de schoen, want de productiviteitsgroei stagneert. In een recente speech laat de chief economist van de Engelse centrale bank, Andrew Haldane, fraai zien waar de productiveitsschoen in het geval van het VK wringt. Nu is Nederland niet het VK, maar de overeenkomsten tussen beide economieën zijn groot genoeg om te wensen dat de analyse van Haldane of, beter nog, een Nederlandse versie van zijn analyse op de Haagse formatietafel als leesvoer zou liggen. De indrukwekkende reeks cijfers van Haldane laten onder meer zien dat de productiviteitsgroei voor grote delen van de Britse economie weliswaar structureel stagneert of zelf geheel afwezig is, maar ook dat er binnen elke sector een kopgroep van bedrijven is die wél innovatief is en haar productiviteit fors ziet toenemen.
De hamvraag daarbij is uiteraard wat de zogenaamde leaders van de laggards onderscheidt. Daar blijken diverse redenen voor te zijn, maar twee factoren springen eruit. En deze factoren zijn bij uitstek voor de formatietafel aan het Binnenhof interessant. De eerste is dat internationaal opererende bedrijven het stelselmatig beter doen dan andere organisaties. Dit geldt voor de Britse bedrijven die in buitenlandse handen zijn: zij presteren duidelijk beter dan nationale bedrijven (wellicht inzichtelijk voor diegenen die momenteel zo fel tegen buitenlandse overnames gekant zijn, zie de Unilever of Akzo-Nobel discussie). De eerste les hieruit is dat ook het nieuwe kabinet vol zal moeten inzetten op open grenzen, en een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
De tweede factor die de leiders van de achterblijvers onderscheid, is de kwaliteit van het management: bedrijven die stelselmatig een hogere productiviteitsgroei laten zien worden simpelweg beter gemanaged en geleid. Deze factor ontleent Haldane aan het onderzoek van o.a. Nick Bloom en John van Reenen, waarover wij al eerder op deze plek schreven. Traditioneel zijn economen en beleidsmakers geneigd de ultieme motor van economische groei, de productiveitsgroei, te associëren met technologische vooruitgang in de vorm van meer R&D, patenten etc. Bloom en Van Reenen laten echter overtuigend zien dat de kwaliteit van management en, indirect, van leiderschap evenzo goed als onderdeel van de bedrijfstechnologie kan worden gezien. Beter management betekent ook technologische vooruitgang en daarmee productiviteitswinst.
Na lezing van de analyse van Haldane, ook één van de belangrijkste economische adviseurs van de Britse regering, zal bij Schippers en de vier fractievoorzitters wellicht de vraag opkomen hoe het in de maak zijnde regeerakkoord dit belang van goed management kan incorporeren. In de woorden van Bloom en Van Reenen zelf (p.11): “Relentless improvement in educational standards is essential. Better-managed firms need more highly skilled workers and they make better use of them, while better educated managers will be a key component of the performance transformation that both established and emerging economies must undertake if they are to maintain and improve their global competitive position”. Het antwoord laat zich dus ook voor Nederland raden: alle ballen op meer en beter onderwijs, niet alleen voor de factor arbeid, maar ook ter verbetering van de kwaliteit van het management, want alleen dan kunnen we daadwerkelijk productiviteitsgroei realiseren. En nu maar hopen dat straks op de ‘foto van het land’ deze onderwijsambitie prominent vooraan blijkt te staan.
Aanvullende literatuur
Voor informatie over de World Management Survey en het daarop gebaseerde onderzoek dat ten grondslag ligt aan het werk van Nick Bloom, John van Reenen en hun co-auteurs zie: http://worldmanagementsurvey.org/