Hoe belangrijk is de kwaliteit van het management?
Datum: | 13 april 2015 |
Auteur: | Janka Stoker, Harry Garretsen |
In welke mate doet de kwaliteit van het management er toe? Met die vraag startte 10 jaar geleden een ambitieus en omvangrijk mondiaal onderzoeksproject naar managementpraktijken, getiteld ‘World Management Survey’. Het doel was vooral om te begrijpen of managementpraktijken de verschillen tussen bedrijven in productiviteit, over sectoren en landen heen, kunnen verklaren (zie Bloom, Lemos, Sadun, Scur, & Van Reenen, 2014). De onderzochte managementpraktijken bestonden uit 3 onderdelen: a) monitoring, b) doelen en c) beloning/people management. Met ‘monitoring’ doelen de onderzoekers op de mate waarin een organisatie bewaakt wat er gebeurt binnen de organisatie, en de mate waarin deze informatie gebruikt wordt voor continue verbetering. Ten aanzien van ‘doelen’ werd gemeten in welke mate de organisatie de goede doelen stelt, de uitkomsten volgt, en actie neemt als er inconsistentie is tussen doelen en uitkomsten. ‘Beloning/people management’ tenslotte werd gemeten door te vragen of organisaties medewerkers belonen en bevorderen op basis van prestatie, of ze prioriteit geven aan zorgvuldige selectie, en of ze hun beste medewerkers proberen te houden.
De resultaten van dit onderzoek onder ongeveer 14.000 organisaties in meer dan 30 landen laten zien dat deze drie kernelementen van management goede voorspellers zijn voor productiviteit, marktwaarde en groei. Bovendien zijn bedrijven die goed worden gemanaged beter in staat om te overleven in moeilijke tijden, zoals wereldwijde financiële recessies. De belangrijkste conclusie van de onderzoekers is dat heterogeniteit tussen bedrijven binnen een land en ook binnen een sector te verklaren is door verschil in managementkwaliteit. De schattingen van de onderzoekers suggereren zelfs dat een kwart tot een derde deel van alle productiviteitsverschillen tussen en binnen landen gerelateerd is aan de kwaliteit van het management. Ook hebben de onderzoekers aangetoond dat er in veel landen over alle sectoren in de verdeling van managementpraktijken een zogenaamde ‘lange (linker)staart’ is van aanhoudend slecht geleide organisaties (zie figuur 6, afkomstig uit Bloom, Sadun & Van Reenen, 2013, waarbij de de managementpraktijken zijn geschaald van 1 (heel slecht) tot 5 (heel goed)).
Het onderzoek laat ook een aantal opvallende verschillen zien tussen landen, sectoren en type organisaties (zie Bloom et al., 2012). Zo worden Amerikaanse, Japanse en Duitse organisaties gemiddeld het beste gemanaged, en organisaties in opkomende landen zoals Brazilië, China en Inda duidelijk minder; in ontwikkelingslanden zijn de managementkwaliteiten het minst goed (zie figuur 4, afkomstig uit Bloom et al., 2013).
Als nader wordt ingezoomd op sectoren binnen een land als de VS, dan doen bijvoorbeeld de Amerikaanse detailhandel en ziekenhuizen het goed, terwijl Amerikaanse scholen veel slechter worden gemanaged dan scholen in allerlei ontwikkelingslanden. Opvallend is ook het verschil in alle onderzochte landen in prestaties tussen type organisaties. Dat heeft vooral met ‘eigenaarschap’ te maken. Zowel overheidsinstellingen als familiebedrijven en ‘founder-‐owned’ organisaties worden gemiddeld genomen slecht gemanaged, terwijl bijvoorbeeld multinationals (zie figuur 7, afkomstig uit Bloom et al., 2014) en bedrijven die onder private-‐equity beheer staan juist beter dan gemiddeld worden gemanaged.
De inzichten uit de World Management Survey (WMS) zijn zeer informatief voor managers, beleidsmakers en HR-‐professionals. Het versterkt bovendien het belang en dus de positie van HR binnen organisaties; immers, de afdeling HR is – in elk geval mede – verantwoordelijk voor het inrichten in uitvoeren van de genoemde managementactiviteiten. Toch blijven er na het onderzoek een aantal belangrijke kwesties onbeantwoord. En dat betreft vooral de fundamentele vraag naar de achterliggende verklaringen van de variatie in managementpraktijken. De onderzoekers hebben tot nu toe vooral vanuit een economisch perspectief gekeken naar algemene managementpraktijken die vooral geassocieerd worden met het efficiënt organiseren van producten of diensten. Maar het is onduidelijk wat de managers in die organisaties precies doen, en bij gevolg waarom de ene organisatie zoveel beter scoort als een andere op de kwaliteit van het management. Een antwoord op die vraag impliceert een vervolgonderzoek naar leiderschapsgedrag, aangenomen dat juist het gedrag van leiders een van de verklarende variabelen zou kunnen zijn, die aan de basis ligt van de genoemde managementpraktijken. Een dergelijk onderzoek wordt op dit moment door ons vormgegeven voor Nederland, in samenwerking met de onderzoekers van de World Management Survey. Op basis daarvan kunnen we niet alleen een zinvolle benchmark uitvoeren waarbij we Nederland vergelijken met andere landen, maar zal eveneens nuttige en toepasbare informatie verzameld worden over het presteren van sectoren en over eventuele verschillen binnen sectoren. Bovendien zal het onderzoek uitwijzen welk specifiek gedrag van leidinggevenden bijdraagt aan het succes of falen van organisaties.
Referenties
Bloom, N., Genakos, C., Sadun, R., & Van Reenen, J. (2012). Management practices across firms and countries. The Academy of Management Perspectives, 26(1), 12-‐33.
Bloom, N., Lemos, R., Sadun, R., Scur, D. & Van Reenen, J. (2014). The new empirical economics of management. Journal of the European Economic Association, 12, 835–876.
Bloom, N., Sadun, R. & Van Reenen, J. (2013). “Management as a Technology.” LSE Working paper. http://cep.lse.ac.uk/textonly/_new/staff/vanreenen/pdf/2015aea_MAT.pdf