Macht & Moraal
Datum: | 17 maart 2015 |
Auteur: | Sanne Feenstra |
Machtige leiders nemen beslissingen die de levens van miljoenen mensen in sterke mate beïnvloeden. Het is daarom van groot belang te weten wanneer en waarom machthebbers zich ethisch dan wel onethisch te gedragen. Ondanks het wijdverspreide idee dat macht corrumpeert, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat macht onder sommige omstandigheden leidt tot onethisch gedrag, terwijl macht in andere gevallen ethisch gedrag bevordert (zie ook de blog post: Corrumpeert macht?).
Samen met Jennifer Jordan, Janka Stoker en Frank Walter onderzocht ik de rol van zelfrechtvaardigingen voor de relatie tussen macht en onethisch gedrag. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat mensen eerder geneigd zijn zich onethisch te gedragen wanneer zij een rechtvaardiging hebben voor onethisch gedrag – omdat ze het gedrag dan als minder onethisch ervaren (Shalvi et al., 2011).
Wij verwachten dat met name de bereidheid tot onethische gedrag van machthebbers wordt beïnvloed door de aanwezigheid van dergelijke zelfrechtvaardigingen – in tegenstelling tot de bereidheid tot onethische gedrag van mensen zonder macht. Machthebbers zijn meer zichtbaar en vaker doelwit van kritiek in vergelijking tot mensen zonder macht. Het is voor machthebbers dus van groot belang dat ze hun onethische gedrag kunnen rechtvaardigen.
Om dit te onderzoeken hebben we gebruik gemaakt van een experiment en een veldstudie. In het experiment werden proefpersonen at random toegewezen aan een hoge dan wel lage macht conditie. In de ‘hoge macht conditie’ vroegen we proefpersonen een situatie te beschrijven waarin zij macht hadden over iemand anders. In de ‘lage macht conditie’ vroegen we proefpersonen om een situatie te beschrijven waarin iemand anders macht had over hun (Galinsky et al., 2003).
In de veldstudie keken we naar de effecten van bestaande machtsverschillen op de werkvloer en vroegen we proefpersonen om hun positie binnen de organisatie aan te geven op een schaal van 0 (= werkvloer) tot 100 (top van het bedrijf).
In beide studies presenteerden we proefpersonen vervolgens met scenario’s waarin onethisch gedrag werd beschreven (i.e., niks zeggen over een te hoog ontvangen bonus, je voordoen als iemand anders en zo vertrouwelijke informatie inwinnen bij een ander bedrijf.). Proefpersonen dienden aan te geven hoe waarschijnlijk het is dat zij zich op de beschreven wijze zouden gedragen. De helft van de proefpersonen kreeg scenario’s te zien met een zelfrechtvaardiging – terwijl de andere helft van de proefpersonen scenario’s te zien kreeg zonder een rechtvaardiging voor het beschreven onethische gedrag.
De resultaten laten zien dat machthebbers (i.e., proefpersonen in de hoge macht conditie en met relatief veel macht in hun organisatie) meer onethisch gedrag vertonen wanneer zij een zelfrechtvaardiging hebben voor het onethische gedrag in vergelijking met machthebbers die een dergelijke rechtvaardiging niet voor handen hebben. Het onethisch gedrag van personen zonder macht (i.e., proefpersonen in de lage macht conditie en met relatief weinig macht in hun organisatie) wordt daarentegen niet beïnvloed door zelfrechtvaardigingen.
Dit onderzoek laat zien dat wanneer men de corrumperende effecten van macht wil verkleinen, en ethisch gedrag onder machthebbers wil stimuleren, het belangrijk is dat er geen zelfrechtvaardigingen voor het onethische gedrag voor handen zijn.
Referenties
Galinsky, A.D., Gruenfeld, D.H., & Magee, J.C. (2003). From power to action. Journal of Personality and Social Psychology, 85, 453–466.
Shalvi, S., Dana, J., Handgraaf, M.J.J & De Dreu, C.K.W. (2011). Justified ethicality: Observing desired counterfactuals modifies ethical perceptions and behavior. Organizational Behavior and Human Decision Processes, 115, 181-190.