Skip to ContentSkip to Navigation

Oratie Anna Lichtwarck-Aschoff: “Meer maatwerk nodig in de jeugdzorg”

17 oktober 2024
Anna Lichtwarck-Aschoff (foto: Helen Vis)

In de jeugdhulp wordt te veel de nadruk op stoornissen gelegd en is het zorgaanbod te gefragmenteerd. Dat stelt Anna Lichtwarck-Aschoff, hoogleraar Orthopedagogiek aan de Rijksuniversiteit Groningen, tijdens haar oratie op 29 november. Volgens haar moet het systeem grondig op de schop: minder focus op labels, meer oog voor de persoon en de context.

Lichtwarck-Aschoff pleit voor een fundamentele verschuiving in de benadering van psychische problemen. Het huidige zorgsysteem, waarbij de financiering, organisatie en inhoud van de behandeling worden bepaald aan de hand van classificaties en hokjes, doet volgens haar geen recht aan de complexiteit van individuen. Psychische problemen en herstel zijn volgens de hoogleraar in belangrijke mate afhankelijk van de unieke context en ontwikkelingsgeschiedenis van een persoon. Ze pleit dan ook voor meer maatwerk.

Inspiratie

In plaats van de traditionele, biomedische kijk op psychische klachten, pleit Lichtwarck-Aschoff voor een benadering die is geïnspireerd op de theorie van complexe dynamische systemen. Dit theoretische kader, dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ecosystemen of financiële markten te begrijpen, kan volgens haar ook helpen om beter te begrijpen hoe psychisch herstel verloopt. Volgens Lichtwarck-Aschoff zijn herstelprocessen zelden lineair en worden ze beïnvloed door verschillende factoren, zowel binnen als buiten het individu.

Nieuwe manieren van meten

Ook is de hoogleraar kritisch over de huidige manieren waarop de effectiviteit van behandelingen gemeten wordt. Ze stelt dat de focus op groepsgemiddelden en voor- en nametingen onvoldoende recht doet aan de werkelijkheid van psychisch herstel. Ze pleit voor het gebruik van gepersonaliseerde procesmonitoring, bijvoorbeeld door middel van dagboekmetingen. Deze methode biedt volgens haar beter inzicht in de ups en downs van het herstelproces.

Succesvol experiment bij Molendrift

Bij de Groningse GGZ-instelling Molendrift wordt al gewerkt met deze dagboekmetingen. Zowel cliënten als zorgprofessionals reageren positief op de aanpak, die inzicht biedt in de persoonlijke ontwikkeling van cliënten. Ook wetenschappelijk gezien levert de methode waardevolle inzichten op, aldus Lichtwarck-Aschoff.

Stap voor stap

Hoewel de werkdruk in de jeugdhulp hoog is en een grootschalige invoering van deze methode tijd zal kosten, ziet Lichtwarck-Aschoff de toekomst positief tegemoet. Ze hoopt dat er stap voor stap meer aandacht komt voor maatwerk in de jeugdhulp, waarbij de focus op het individu en diens unieke context ligt. Daarmee zou het denken in hokjes en schotten in de jeugdhulp uiteindelijk kunnen verdwijnen en plaats kunnen maken voor een meer flexibele, persoonlijke en contextgerichte aanpak.

Sinds 2021 is Anna Lichtwarck-Aschoff hoogleraar Orthopedagogiek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze bekleedt de leerstoel Zorg voor Kinderen met Gedrags- en Opvoedingsproblemen en zet zich in voor een betere aansluiting van psychische hulp op de complexe behoeften van individuen.

Meer informatie

Laatst gewijzigd:17 oktober 2024 14:13
View this page in: English

Meer nieuws

  • 10 september 2024

    Steeds weer de verkeerde

    Julie Karsten onderzoekt hoe ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag de online partnerkeuze van jongeren beïnvloeden. Ze richt zich vooral op de vraag of mensen die eerder ‘dader’ of ‘slachtoffer’ zijn geweest elkaar opzoeken. Door deze...

  • 09 september 2024

    Mensen met psychose vaak slachtoffer van geweld

    Mensen met een psychose worden veel vaker slachtoffer van geweld en criminaliteit dan de algemene bevolking. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Bertine de Vries, dat zij op 19 september verdedigt aan de Rijksuniversiteit Groningen.

  • 04 september 2024

    Segregatie op de werkvloer groeit: Topverdieners werken steeds meer samen

    Topverdieners werken steeds vaker uitsluitend samen met andere hoogbetaalde collega’s, terwijl het contact met werknemers met een middeninkomen verder afneemt.