Latere profielkeuze en breder bètaprofiel bepleit
Weinig leerlingen kiezen voor bètavakken, zowel in het voortgezet als in het hoger onderwijs. Dit heeft niets te maken met gebrek aan talent voor deze vakken, ontdekte Hanke Korpershoek. ‘Een aanzienlijk deel van de leerlingen had prima voor een bètastudie kunnen kiezen.’ Korpershoek promoveert 17 februari 2011 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
De instroom van bèta’s in het onderwijs is te laag. In Nederland is veel aandacht besteed aan dit probleem. Zeker nadat tien jaar geleden internationale afspraken zijn gemaakt om het aantal bèta’s te vergroten. De zoektocht naar bètastudenten blijft echter moeizaam verlopen, zonder dat hiervoor een duidelijke reden is. In haar onderzoek richtte Korpershoek zich daarom op de verschillen tussen bètaleerlingen en niet-bètaleerlingen.
Vroege profielkeuze
De eerste schifting vindt al vroeg plaats: in het derde jaar van het voortgezet onderwijs kiezen leerlingen een studieprofiel. Korpershoek: ‘Dat is de eerste in een reeks van keuzemomenten, waarbij leerlingen bètavakken achter zich laten. Natuur en Gezondheid is nog redelijk populair, maar het profiel Natuur en Techniek helemaal niet.’ Vooral meisjes laten dit bètaprofiel links liggen. Slecht drie procent van hen kiest voor een Natuur en Techniekprofiel (NT).
Onderbenut bètatalent
Voor het onderzoek van Korpershoek maakten leerlingen, ongeacht hun profielkeuze, drie tests waarin hun bètatalent werd gemeten. Hieruit bleek dat minstens twintig procent van de vwo leerlingen en 23 procent van de havo leerlingen hun bètatalent onderbenut laat. Deze leerlingen scoorden even hoog of zelfs hoger op bètatalent dan de gemiddelde NT leerling.
Welk type leerling kiest dan wel voor bèta, vroeg Korpershoek zich af. Bestaat er zoiets als een typische bètaleerling? Nauwelijks, zo bleek. ‘Over het algemeen zijn NT leerlingen iets introverter dan andere leerlingen. Op overige kenmerken als sociale contacten en vrijetijdsbesteding zijn er nauwelijks verschillen. In wezen is het NT profiel dus voor iedereen toegankelijk. Het ontbreekt leerlingen over het algemeen niet aan talent en je hoeft ook nog eens bepaalde persoonlijkheid voor te hebben.’
Motivatie net zo belangrijk als talent
Om succesvol te zijn in bètavakken als wiskunde B, scheikunde of natuurkunde, blijkt motivatie net zo’n grote rol te spelen als talent. Bij het vaststellen van het bètatalent gebruikte Korpershoek geen rapportcijfers, maar een combinatie van drie onafhankelijke wiskundegerelateerde toetsen. ‘Ook leerlingen met minder bètatalent dan de gemiddelde bètaleerlingen, hebben hun examen gehaald. Naast bètatalent blijkt ook hun prestatiemotivatie belangrijk bij het voorspellen van examencijfers op de bètavakken.’
Dit geldt ook voor studenten in het hoger onderwijs. ‘We hebben de attitudes gemeten van leerlingen die wel een bètastudie hebben gekozen en van studenten die dat niet hebben gedaan. Exacte studies worden door niet-kiezers vaak gezien als te eenzijdig. Wat betreft hun attitudes, bleek echter dat één op de tien niet-bètastudenten met een NT of NG profiel vermoedelijk beter bij een bètastudie zouden passen dan bij de uiteindelijk gekozen niet-bèta studie. Dit geldt met name voor NT-meisjes. Ook hier is dus sprake van onbenut bètatalent.’
Onafhankelijke toets voor profielkeuze
Om meer bètatalent te benutten, pleit Korpershoek voor een onafhankelijke toets waarin het bètatalent nog voor de profielkeuze in het voortgezet onderwijs wordt gemeten. ‘Meisjes die kiezen voor een NT profiel, scoren gemiddeld hoger dan de gemiddelde NT leerling. Zij krijgen vaak echter pas een NT advies als ze gemiddeld een zeven staan voor bètavakken. Jongens krijgen een dergelijk advies al bij een gemiddelde van een zes. Met een onafhankelijke toets zorg je voor een minder gekleurd advies.’
Breder bètaprofiel
Een andere praktische aanbeveling is het aanpassen van de profielstructuren. ‘Er zijn maar weinig landen waar je de keuze zo vroeg moet maken. Naarmate je beter wordt in iets, neemt de motivatie voor zo’n vak ook toe. In die zin is het zeker te beargumenteren dat leerlingen een vak als wiskunde B langer moet volhouden. Bijvoorbeeld in een breder bètaprofiel. Nu maken leerlingen al op hun 15e een definitieve keuze om een dergelijk bètavak te laten vallen.’
Curriculum vitae
Hanke Korpershoek (Heerenveen, 1982) studeerde Onderwijskunde aan Rijksuniversiteit Groningen. Ze promoveert in de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen bij prof.dr. M.P.C. Van der Werf en prof.dr. R.J. Bosker. Co-promotor is dr. H. Kuyper. Korpershoek voerde haar onderzoek uit bij het Gronings Instituut voor Onderzoek van Onderwijs (GION). De titel van haar proefschrift luidt: ‘Search for Science Talent in the Netherlands’. Korpershoek werkt als universitair docent bij de Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs aan de RUG.
Noot voor de pers
Contact: Hanke Korpershoek, tel. 050-363 6645, e-mail: h.korpershoek rug.nl
Laatst gewijzigd: | 13 maart 2020 01:55 |
Meer nieuws
-
26 november 2024
De angst om te eten
Renate Neimeijer doet onderzoek naar eetstoornissen bij kinderen en jongeren. Haar lopende onderzoek richt zich op de vermijdende en restrictieve voedselinname stoornis ARFID.
-
21 november 2024
NWA subsidie voor onderzoek om klimaatbeleid te verbeteren
Michele Cucuzzella en Ming Cao zijn partners in het onderzoeksprogramma 'Behavioural Insights for Climate Policy'
-
13 november 2024
Kunnen we op deze planeet leven zonder hem te vernietigen?
Hoeveel land, water of andere hulpbronnen kost onze levensstijl precies? En hoe kunnen we dit aanpassen, zodat we binnen de grenzen blijven van wat de aarde ons kan geven?