In 1998 is begonnen met de uitvoering van een ambitieus programma op het gebied van
de elektronische informatieverzorging. Het daarvoor opgerichte samenwerkingsverband Delta
(Dutch Electronic Libraries Technological Association) bestaat uit een aantal
universiteitsbibliotheken, waaronder de UB Groningen, alsmede de Koninklijke Bibliotheek
en het centrum voor bibliotheekautomatisering PICA. Hoofddoel van de samenwerking is te
komen tot een geïntegreerde infrastructuur voor elektronische informatiediensten en tot
een substantiële uitbreiding van de beschikbare elektronische informatie.
De afgelopen twintig jaar zijn de bedrijfsprocessen en daarna de publieksdiensten
van bibliotheken sterk geautomatiseerd. Het resultaat is voor de gebruiker echter nog niet
optimaal. Men moet vaak verschillende systemen raadplegen, heeft problemen met de keuze
van het juiste bestand, krijgt kwalitatief niet altijd de goede informatie en moet werken
met verschillende interfaces en reeksen toegangsprocedures. Op die manier blijft het een
probleem de benodigde informatie in handen te krijgen. Het Delta-project beoogt
verbetering in deze situatie te brengen en te komen tot een geïntegreerd aanbod van
eindgebruikersdiensten, die allemaal beschikbaar zijn via één interface (Webbrowser),
via één werkstation (de eigen pc), waar ook geplaatst, en met direct resultaat
(fulltext). Dit alles zal leiden tot een 'Virtual Research Library'. In de kern van de
zaak gaat het daarbij om het integreren van bestaande en nieuwe, lokale en centrale
eindgebruikersdiensten.
Aanpak van het
project Delta
Deelprojecten
Droom of werkelijkheid
Duaal stelsel
De partners in het meerjaren-project verdelen de taken onderling. PICA neemt vooral de
technische taken voor haar rekening en de algehele coördinatie; de bibliotheken
concentreren zich op inhoudelijke taken. In twee opzichten wijkt de aanpak duidelijk af
van de meer gebruikelijke methodiek. In de eerste plaats is gekozen voor een ontwikkeling
door middel van prototyping. Nieuwe applicaties kunnen zo al vrij snel worden aangeboden.
De zojuist beschikbaar gekomen eerste versie van het PICARTA-systeem is daar een duidelijk
voorbeeld van. In de tweede plaats worden eindgebruikers nadrukkelijk bij de
systeemontwikkeling betrokken, door het instellen van panels, het laten beoordelen van
prototypes en het aanbieden van discussielijsten.
Het belangrijkste deelproject van Delta is PICARTA, dat in een eerste versie dus al
bestaat. Het is een one-stop-shopping systeem, een gecombineerd bestand met de Nederlandse
Centrale Catalogus, Online Contents (een landelijke catalogus van artikelbeschrijvingen),
Netfirst (Internetbronnen) en abstracts en/of tijdschriftbestanden van wetenschappelijke
uitgevers, zoals Elsevier Science, Kluwer en Academic Press. Na een zoekactie kan men
meteen bestellingen uitvoeren en beschikbare fulltext documenten lezen en downloaden.
In het kader van Delta wordt PICARTA verbeterd en uitgebreid met onder meer
toegangsmogelijkheden tot (lokale) bibliografische CD-rom's en attenderingsfaciliteiten
voor nieuwe publicaties.
Een ander deelproject houdt zich bezig met het verwerven van 'third party content', het
zoveel mogelijk centraal verwerven van licenties op bestanden met bibliografische en
fulltext informatie. Binnen de doelstelling van Delta, het creëren van een 'Virtual
Research Library' met uiteraard het accent op elektronische informatie, is dat een van de
kernopgaven.
Twee projecten zijn gericht op het digitaliseren van reeds bestaande wetenschappelijke
informatie. Deels gaat het om het ontwikkelen van vaste procedures, deels om het
daadwerkelijk (retrospectief) digitaliseren van materiaal in coöperatief verband, zoals
reeksen belangrijke tijdschriften.
Een vijfde project heeft tot doel de elektronische documentlevering te verbeteren. Het
interbibliothecaire leenverkeer is de afgelopen jaren al sterk verbeterd. Het zogenaamde
honoreringspercentage is fors verhoogd en het gevraagde wordt veel sneller geleverd dan
vroeger het geval was. Doel is de elektronische levering van veel meer documenten mogelijk
te maken. Onderzocht worden de verschillende mogelijkheden om (gescand) materiaal te
leveren, zoals via e-mail, ftp, via een www server of een andere methode.
Andere projecten hebben tot doel het gebruik van de 'Virtual Research Library' te
stimuleren. Zoals een oefenmodule voor het leren zoeken met de WebOPC, dat een
gelijksoortig bij de UB ontwikkeld systeem voor de huidige OPC gaat vervangen, en een
How-to-do Website. Dat is een soort uitgebreide help-functie voor de 'Virtual Research
Library'.
Een zeer innovatief project tenslotte draagt als titel 'Interactive Information
Environment'. Het gaat om een dienst waarbij studenten en onderzoekers over gevonden
informatie ook onderling kunnen communiceren.
De UB Groningen participeert in de meeste van de genoemde deelprojecten. Geleidelijk
aan zullen de verschillende voorzieningen en verbeteringen beschikbaar komen voor de
gebruikers van de RUG.
Verandert er voor die eindgebruiker op termijn van enkele jaren heel veel? Het plan voor
de 'Virtual Research Library' is zoals gezegd ambitieus, maar is het ook in voldoende mate
realistisch? Zeker wel in de zin dat het project inspeelt op bestaande ontwikkelingen en
op wensen van eindgebruikers. Verreweg de meeste projecten lijken kansrijk te zijn en
zullen tot resultaten kunnen leiden. De gedachten zijn wat minder optimistisch ten aanzien
van de vraag of op afzienbare termijn voldoende 'massa' bereikt kan worden wat betreft de
aan te bieden wetenschappelijke informatie zelf. Pas dan immers kan men werkelijk spreken
van een virtuele bibliotheek. In ieder geval biedt Delta op korte termijn wel goede
perspectieven voor wat betreft de infrastructuur.
De verwachting is dat wetenschappelijke bibliotheken nog vrij lang te maken zullen
hebben met zowel gedrukte als digitale informatie. Voor de collectievorming, de
dienstverlening, de instructie van gebruikers en voor de materiële voorzieningen heeft
dat consequenties. Bibliotheken dienen gedrukt èn digitaal materiaal als eenheid te
presenteren. Als zodanig zal de toekomstige wetenschappelijke informatievoorziening zich
moeten kenmerken als een duaal stelsel waarin op evenwichtige wijze aandacht aan zowel de
traditionele als de innovatieve dienstverlening wordt besteed.
Het gevaar is niet denkbeeldig dat de druk om de bibliotheekvoorzieningen verder te
moderniseren leidt tot een verdeling van middelen die vanuit het oogpunt van de kwaliteit
van de totale informatieverzorging niet optimaal is. Een tweede gevaar is dat in het
aanbod niet meer de gebruikersvraag centraal wordt gesteld, maar dat de vorm van de
aangeboden informatie gaat overheersen. In menige Elektronische Bibliotheek is dit op
ruime schaal te bezichtigen: mooie menu's, maar het aanbod waarop een gebruiker zich
daarmee oriënteert bestaat uit hetgeen digitaal beschikbaar is. De argeloze gebruiker
verkeert dan te vaak in de veronderstelling dat hetgeen hij of zij ziet ook werkelijk al
het beschikbare en enig relevante is.
Het in stand houden van zo'n duaal stelsel is kostbaar en vergt een grote inspanning.
Om een kwalitatief hoogwaardige informatievoorziening in stand te kunnen houden zal de
universiteit daar wel voor moeten kiezen. De verschillende onderdelen van Delta kunnen in
zo'n bibliotheekvoorziening een grote rol spelen.
Fred Bosman, UBG