Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) Geschiedenis

SGP jaaroverzicht 2006

Uit: P. Lucardie, M. Bredewold, G. Voerman en N. van de Walle, 'Kroniek 2006. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2006' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 2006 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2008), 15-104, aldaar 84-90.

Inleiding

Voor de SGP, de oudste partij van Nederland, leek 2006 een jaar van voorzichtige ver­nieuwing. Besloten werd dat vrouwen lid mochten wor­den van de partij, al werden ze geacht geen lid te willen worden van vertegenwoordigende lichamen als gemeente­raden en Tweede Kamer. Het Ds. G.H. Kerstenhuis in Den Haag, waarin het partij­bureau was gevestigd, werd verkocht; vanaf september werd een nieuw pand gehuurd in Gouda. Het staken van de overheidssubsidie in 2005 (naar aanleiding van de weigering om vrouwen gewoon lid te laten worden) kwam hard aan. De dreigende financiële tekorten werden enigszins gecompenseerd door extra giften en een geslaagde ledenwerfactie – die overigens al in 2005 was gestart.

Jaarvergadering

De jaarvergadering van 25 maart in Utrecht werd voor een groot deel gewijd aan de door M.W. van Buuren geschreven nota Tussen stemmen en sturen. Besluitvorming en burgerschap in de netwerksamenleving. De nota werd gepresenteerd door W. Fieret, voorzitter van de Guido de Brès-Stichting – het Studiecentrum van de SGP – en vervolgens in een forum besproken. In een netwerksamenleving zou de overheid een andere, minder zichtbare plaats krijgen en meer invloed van burgers ondergaan. De SGP stelde hier haar eigen visie op christelijk burger­schap tegenover.

Vrouwenlidmaatschap

Het vrouwenlidmaatschap bleef ook in 2006 een zeer belangrijk thema binnen de SGP. De discussie hierover was al langer aan de gang binnen de partij maar de rechterlijke uitspraak in 2005 dat de SGP geen subsidie meer kreeg omdat zij vrouwen zou discrimineren, voerde de druk op (zie Jaaroverzicht 2005 ). Op de algemene vergadering in Utrecht op 25 maart 2006 riep Tweede-Kamerfractievoorzitter B.J. van der Vlies de leden op tot een onbevangen discussie. In een slotwoord waarschuwde F. Mallan, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, voor het hellend vlak waarop de partij zich zou begeven wanneer ze haar standpunt zou gaan herzien. De vergadering koos twee nieuwe leden in het hoofdbestuur, H. van den Belt en M.F. van Leeuwen, die de plaatsen innamen van J.H. van Daalen en J. van Belzen. Deze waren in december 2005 afgetreden, toen het hoofdbestuur de gemeenschappelijke lijsten van SGP en ChristenUnie voor de gemeenteraadsverkiezingen in vier gemeenten afkeurde omdat er vrouwen op direct verkiesbare plaatsen stonden (zie Jaaroverzicht 2005 ).

Al in 2003 had het hoofdbestuur een werkgroep ingesteld van jonge predikanten uit verschillende kerkgenootschappen (nederlands-hervormd, christelijk-gereformeerd en Gereformeerde Gemeenten) om de kwestie nader te onderzoeken (zie Jaaroverzicht 2003 ). Zij schreven een nota die op 21 april 2006 door het hoofdbestuur werd gepresenteerd onder de titel Man en vrouw schiep Hij hen. Politieke participatie in bijbels perspectief. De auteurs stelden vast dat God een scheppingsorde heeft aangebracht, waarbij de vrouw de man moest vol­gen omdat ‘de man in algemene zin het hoofd is van de vrouw’ (blz. 36). Man en vrouw hebben andere taken: de vrouw zorgt voor het gezin, terwijl de man in het publieke domein een rol vervult. Diverse voorbeelden uit het Oude en Nieuwe Testament moesten dit verduidelijken. Derhalve zou men het regeerambt niet aan een vrouw mogen overlaten. Een partij was echter geen publieke maar een private organisatie. Uit Gods Woord viel niet af te leiden dat vrouwen geen taken mochten vervullen binnen een private organisatie als een politieke partij, zolang het geen ‘leidende taak’ betrof zoals een voorzitterschap of deelname aan het openbaar bestuur (‘regeerambt’) (blz. 38). Ook als vrouwen als volwaardig lid werden toegelaten tot de partij zouden ze deze functies niet mogen opeisen, aangezien ze bij toetreding zouden instemmen met het beginselprogram dat hen dit verbood. Langs deze omweg trachtte het bestuur dus vrouwen wel een gewoon lidmaatschap van de partij aan te bieden, maar hen tevens te blijven weren uit gemeenteraden, Provinciale Staten, Tweede Kamer en andere functies in het openbaar bestuur. Vrouwen zouden zelfs in het bestuur van een kiesvereniging zitting kunnen nemen, zolang het voorzitterschap maar aan een man voorbehouden bleef.

Het hoofdbestuur gaf met deze voorstellen toe aan de druk van de buitenwereld èn een groeiend deel van de eigen achterban (zie Jaaroverzicht 2005 ). Tijdens de oprichting van de SGP in 1918 was er niets over het lidmaatschap van vrouwen vastgesteld, omdat het van­zelf­sprekend werd geacht dat vrouwen geen lid zouden zijn. In 1984 kon het daarom gebeuren dat vrouwen lid werden van de kiesvereniging Den Haag. Dit werd een slepende kwestie, totdat in 1996 bij statutenwijziging werd besloten dat alleen mannen volwaardig lid konden worden van de SGP (zie Jaaroverzicht 1996 ). Vrouwen (en trouwens ook mannen) konden voortaan een buitengewoon lidmaat­schap aanvragen, wat inhield dat ze wel actief mochten worden in een plaatselijke kiesvereniging maar geen stemrecht hadden binnen de partij, niet afgevaardigd mochten worden naar regionale of nationale partij­verga­deringen en niet verkiesbaar waren voor bestuur of volksvertegenwoordiging.

De achterban reageerde verdeeld op de nota. De SGP-jongerenorganisatie, die al in 2005 vrouwelijke leden had toegelaten (zie Jaaroverzicht 2005 ), juichte het voorstel toe. Minder enthousiast was mevr. H. Grabijn-van Putten, die al jaren binnen de SGP had geijverd voor volwaardige deelname van vrouwen aan het politieke proces en de nu voorgestelde statutenwijziging niet ver genoeg vond gaan. Ze kondigde aan, tegen te zullen stemmen. Het Beraad Christelijke Politiek (BCP), een groep van hervormingsgezinde SGP-wethouders en raadsleden (zie Jaaroverzicht 2005 ), achtte de voorstellen van het hoofdbestuur te dwangmatig, en gaf ook de voorkeur aan een volwaardig lidmaatschap voor vrouwen mèt passief kiesrecht. Het BCP meende voorts dat niet alleen de afgevaardigden van de kiesverenigingen op het partijcongres maar alle leden over deze kwestie zouden moeten stemmen. Voor de Landelijke Stichting ter Bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen daarentegen ging de verandering al veel te ver. Haar voorzitter, P.H. op ’t Hof, die van mening was dat ‘vrouwen eigenlijk niet het woord mogen voeren in vergaderingen waar mannen zijn’, verwierp het onderscheid tussen private en publieke organisaties en noemde het voorstel ‘in en in droevig’ (Reformatorisch Dagblad, 21 april 2006). Ook vier predikanten van de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland vreesden (in een open brief, afgedrukt in het weekblad van laatstgenoemd kerkgenootschap, De Wachter Sions) dat Gods gunst niet op het bestuursvoorstel kon rusten.

Op de algemene vergadering van de SGP te Gouda op 24 juni stemde bijna driekwart van de 479 afgevaardigden van de plaatselijke kiesverenigingen voor de statutenwijziging waarmee ‘personen’ en niet alleen ‘mannen’ lid mochten worden van de partij. Bezwaren bleken vooral te bestaan binnen enige Gelderse en Zeeuwse kiesverenigingen. Of hierna opnieuw subsidie van de overheid aangevraagd zou worden, was nog niet zeker. Voorlopig meldden zich overigens nog geen vrouwen als lid aan. De plaatselijke kiesverenigingen zouden te zijner tijd ook hun statuten moeten aanpassen.

De SGP-jongeren besloten – met tachtig procent van de stemmen – op hun jaarvergadering op 28 april in Gouda om vrouwen toe te laten in hun bestuur, in commissies en andere organen, mits ze niet de bijeen­komsten zouden openen of sluiten (met gebed). Het hoofdbestuur van de partij maakte hiertegen geen bezwaar, mede omdat de SGP-jongeren geen publieke of regerende functies vervullen. De voorzitter van de jongerenorganisatie C. van Bemmel werd overigens op deze bijeenkomst opgevolgd door J. Kloosterman.

Gemeenteraadsverkiezingen

De SGP voerde de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart onder het motto ‘kiezen voor kwetsbaar’. Politiek leider Van der Vlies opende daartoe op 16 januari de website www.kiezenvoorkwetsbaar.nl. De SGP-jongerenorganisatie hield op 11 februari in Utrecht haar jongerendag onder hetzelfde motto.

Bij gemeenteraadsverkiezingen placht de SGP vaak samen met de ChristenUnie één lijst in te dienen. De laatste tijd leidde vooral het ver­schil van mening over deelname van vrouwen aan de politiek tot wrij­vingen tussen de twee partijen (zie Jaaroverzicht 2005 ). Voor de ChristenUnie leek samenwerking bovendien electoraal niet erg voordelig. In Breukelen en Nieuwegein werd de samenwerking verbro­ken en gingen beide partijen zelfstandig de verkiezingen in. In Gouda werd in februari besloten zelfs geen lijstverbinding aan te gaan.

De SGP verloor licht bij de raadsverkiezingen. De partij leed vooral enig verlies in de 75 gemeenten waar niet (meer) met de Chris­tenUnie werd samengewerkt. In de 42 gemeenten waar ze samen één lijst vorm­den, konden beide partijen doorgaans hun zeteltal handhaven. Volgens J.W. van Berkum, wetenschappelijk medewerker van de Guido de Brès-Stichting, het Studiecentrum van de partij, kwam de geringe achter­uit­gang van de SGP nauwelijks ten goede aan de ChristenUnie maar vaker aan lokale partijen (zie ook in deze Kroniek onder ChristenUnie).

In Enkhuizen waren enkele SGP-ers overgestapt naar de ChristenUnie, toen het hoofdbestuur zich tegen samenwerking met die partij verzet had (zie Jaaroverzicht 2005 ). Eén van hen, D. van Pijkeren, werd in april voorgedragen als wethouder.

Samenwerking ChristenUnie en SGP

De in april verschenen nota Man en vrouw schiep Hij hen bevatte ook een voorstel voor een samenwerkingsregeling op lokaal of regionaal niveau. De gemeentelijke kiesverenigingen zouden voortaan een gezamenlijke kandidatenlijst met een andere partij (in de praktijk meestal de ChristenUnie) waarop vrouwen geplaatst waren mogen goedkeuren, indien ‘redenen van gewichtige aard – door de gemeentelijke kiesvereniging expliciet aan te geven – daartoe nopen’ (blz. 47). Dat goed­keu­ringsbesluit moest dan wel met een tweederde meerderheid worden ge­no­men. Een ‘gewichtige’ reden zou kunnen zijn dat de SGP geen kans maakte op eigen kracht een zetel in de gemeenteraad te behalen. Over het algemeen genoten echter zelfstandige kandidatenlijsten (al dan niet horizontaal met lijsten van andere partijen verbonden) de voorkeur boven gemeenschappelijke lijsten.

De ChristenUnie in Friesland verbrak in het voorjaar van 2006 de samenwerking met de SGP bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2007 (zie in deze Kroniek onder ChristenUnie).

Programma Tweede-Kamerverkiezingen

Eind 2005 had het hoofdbestuur een commissie ingesteld die onder leiding van partijsecretaris P.A. Zevenbergen een nieuw verkiezingsprogramma zou ontwerpen (zie Jaaroverzicht 2005 ). Het hoofdbestuur stelde op grond van dit ontwerp op 22 september 2006 het program definitief vast. De SGP was daarmee op 25 september de eerste partij die een definitief programma kon presenteren. Bij de presentatie in Den Haag werd een taart aangesneden, om te vieren dat de SGP voor de 25-ste keer deel zou nemen aan Tweede-Kamerverkiezingen.

Het programma, getiteld Naar eer en geweten, legde vooral nadruk op bescherming van het traditionele gezin en de jeugd. De SGP wilde extra investeren in gezin, onderwijs en jeugdhulpverlening. Ouders zouden een kindgebonden budget moeten ontvangen voor kinderopvang, ook als ze thuisbleven om hun kind op te voeden. Lijstaanvoerder Van der Vlies zag dat als ‘een investering in de samenleving’, die er toe zou moeten bijdragen dat meer kinderen thuis werden opgevangen door hun eigen ouders (NRC Handelsblad, 28 september 2006). Verder wilde de partij de aftrek van de hypotheekrente beperken, de AOW op termijn verder fiscaliseren (dat wil zeggen dat AOW-gerechtigden met een ruim aanvullend pensioen via de belastingen mee zouden betalen aan de AOW), coffeeshops sluiten, en het budget voor ontwikkelings­samen­werking en dat voor defensie verhogen. Het financiële deel van het ver­kie­zings­programma moest na een doorrekening van het Centraal Plan­bureau wel enigszins aangepast worden.

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen

SGP-fractievoorzitter Van der Vlies kondigde al in januari in ‘Netwerk’ aan zich voor de zevende keer beschikbaar te stellen als lijsttrekker voor de Tweede-Kamerverkiezingen, die toen nog voor 2007 verwacht werden. Na 25 jaar Kamerlidmaatschap had hij wel overwogen zich terug te trekken, maar de crisis in de partij liet dat niet toe. Het hoofdbe­stuur had een beroep op hem gedaan aan te blijven om zo voor stabiliteit en continuïteit te zorgen. Op de algemene vergadering van 25 maart werd hij met 382 van de 386 stemmen als lijstaanvoerder gekozen.

Op 22 september stelde het hoofdbestuur de kandidatenlijst officieel vast. Op nummer twee stond het Kamerlid C.G. van der Staaij en op nummer drie de econoom E. Dijkgraaf. H.G. Leertouwer, raadslid in Krimpen aan de IJssel, kwam op plaats vier. Voor de vijfde plaats was aanvankelijk A. Noordergraaf voorgedragen, die pas benoemd was tot burgemeester van Soest. Hij was echter van de ontwerplijst verwijderd nadat hij in Soest een katholieke mis had bijgewoond en bovendien had verklaard dat hij het ‘wel leuk’ zou vinden wanneer ergens een vrouwelijke SGP-burgemeester benoemd zou worden (in een gesprek met het Nederlands Dagblad, 9 september 2006). In zijn plaats kwam nu J.P. Tanis, lid van het hoofdbestuur en raadslid te Sliedrecht. Noordergraaf zou zich vervolgens op zijn partijlidmaatschap bezinnen.

Campagne Tweede-Kamerverkiezingen

In verband met de subsidiestop vroeg de partij een gift van de achterban, mede om de campagne te kunnen bekostigen. De SGP kreeg in 2006 bijna 400.000 euro voor haar verkiezingsfonds en nog eens ruim 300.000 euro voor het ‘subsidiestopfonds’ binnen – niet alleen van de eigen achterban maar ook van buitenstaanders die vanwege de subsidiestop de partij wilden steunen. Een deel hiervan zou bewaard worden voor de Provinciale Statenverkiezingen van 2007, maar voor de Kamerverkiezingen kon de SGP nu ruim 300.000 euro uittrekken. Dat geld werd vooral besteed aan advertenties in dagbladen.

In de verkiezingscampagne vormde het gezin voor de SGP het belang­rijkste onder­werp. De staatkundig-gereformeerden verweten het CDA dan ook geen echte partij voor het gezin te zijn. De christen-democraten zeiden een gezinsbeleid te willen voe­ren, maar ook voor hen had het klassieke alleenverdienersgezin afgedaan, zo bleek uit het CDA-verkie­zingsprogramma – althans volgens de SGP. Ondanks dit verwijt zette de partij zich verder niet af tegen het CDA. Van der Vlies gaf ook aan weer mee te willen onderhandelen over regeringsdeelname als de SGP zou worden uitgenodigd: ‘we zijn geen getuigenispartij van preken en geen vuile handen maken’ (Nederlands Dagblad, 11 november 2006). Hij benadrukte dat mensen principieel en niet strategisch moesten stemmen, juist nu de SGP geen subsidie meer kreeg. De SGP leek zich steeds minder verwant te voelen met de ChristenUnie. ‘De ChristenUnie wordt steeds meer een christelijk-linkse splinter zoals vroeger de EVP en PPR’, aldus woordvoerder M. de Bruijne (NRC Handelsblad, 21 november 2006).

Uitslag Tweede-Kamerverkiezingen

De SGP boekte een geringe stemmenwinst (krap drieduizend stemmen), onvoldoende om de verhoopte derde Kamerzetel binnen te halen. In sommige gemeenten leed ze verlies, met name in Rotterdam, maar soms ook in minder verstedelijkte gemeenten als Dantumadeel en Heerde. Winst werd vaker behaald in gemeenten onder de rook van de grote steden (Barendrecht, Hendrik Ido Ambacht) en in sommige traditionele bolwerken zoals Alblasserdam en Urk. De verschillen waren echter vaak gering. Ook na zorgvuldige analyse viel hierin geen al te duidelijk patroon te herkennen, stelde Van Berkum vast.

De SGP speelde anders dan in 2003 geen rol in de kabinetsformatie.

Laatst gewijzigd:06 mei 2024 12:20