Campagne Tweede Kamerverkiezingen 2006
Uit: P. Lucardie, M. Bredewold, G. Voerman en N. van de Walle, 'Kroniek 2006. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2006' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 2006 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2008), 15-104, aldaar 22-24.
Campagne Tweede-Kamerverkiezingen 2006
Voorbereidingen Tweede-Kamerverkiezingen
De Tweede-Kamerverkiezingen die voorzien waren voor mei 2007, vonden vanwege de val van het kabinet nu op 22 november 2006 plaats. De commissies die de meeste partijen al ingesteld hadden om een verkiezingsprogram te ontwerpen en kandidaten te selecteren, moesten derhalve hun tempo versnellen.
De voorlopige kandidatenlijsten werden uiteindelijk door de partijcongressen of door de leden vastgesteld. Een enkele keer greep het partijbestuur direct in. Dat gebeurde op 27 september bij zowel CDA als PvdA in verband met de Armeense kwestie. In beide gevallen werden kandidaten van Turkse afkomst (A. Tonca en O. Elmaci respectievelijk E. Sacan) van de ontwerpkandidatenlijst geschrapt, omdat zij weigerden ondubbelzinnig te erkennen dat de Armeense minderheid in het Osmaanse rijk in 1915 slachtoffer van genocide was geweest. De kwestie was opnieuw actueel geworden bij de gesprekken over toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Turks-Nederlandse organisaties reageerden teleurgesteld op de beslissing van CDA en PvdA en raadden hun aanhang aan om niet meer op deze partijen te stemmen (zie verder in deze Kroniek onder CDA en PvdA).
De ontwerpprogramma’s werden in de zomer afgerond en eind september of begin oktober door de partijcongressen vastgesteld – behalve bij de SGP, waar het hoofdbestuur zelf het programma vaststelde. Veel waarnemers meenden dat de programmatische verschillen tussen de partijen kleiner geworden waren. Ondanks dit ‘gedrang in het midden’ verschilden de grote partijen wel van elkaar op een aantal belangrijke punten, zoals de AOW, hypotheekrenteaftrek, kinderopvang, liberalisatie van de huren, de zorgpremie en het financieel beleid. Immigratie en integratie leken nu minder belangrijk dan in 2003, behalve voor de politieke erfgenamen van Fortuyn: de LPF die aan de verkiezingen deelnam als ‘Fortuyn’, de door het van de VVD afgescheiden Tweede-Kamerlid G. Wilders opgerichte Partij voor de Vrijheid (PVV), de door de Rotterdamse ex-wethouder M.G.T. Pastors in het leven geroepen lijst Eén.NL en de door oud-minister H.P.A. Nawijn (LPF) geleide Partij voor Nederland. De PvdA wilde – evenals GroenLinks en SP – meer geld besteden aan zorg en sociale zekerheid, terwijl het CDA nadruk legde op aflossing van de staatsschuld en de VVD op lastenverlichting voor de burgers. De VVD was het echter met de PvdA eens dat de overheid gratis kinderopvang aan werkende ouders moest aanbieden. De linkse partijen streefden voorts naar beperking van de hypotheekrenteaftrek voor hogere inkomensgroepen en een meer inkomensafhankelijke zorgpremie. Zij verzetten zich tegen de liberalisatie van de huren die CDA en VVD wilden doorvoeren. Dit werden dan ook de belangrijkste thema’s in de verkiezingscampagne, die eind september op gang kwam. Buitenlands beleid speelde nauwelijks een rol. De AOW was overigens al eerder in discussie gekomen, nog voordat het kabinet was gevallen. Op 28 april sprak de politiek leider van de PvdA, W. Bos, op een congres (en in een interview met de Volkskrant) zich uit voor verdergaande fiscalisering van de AOW, waardoor ouderen afhankelijk van hun inkomen zelf mee zouden betalen aan deze oudedagvoorziening. Deze zou op die manier beter betaalbaar worden. Bos kreeg onmiddellijk kritiek op zijn voorstel van CDA en VVD, die al gauw spraken van ‘bejaardenbelasting’ of zelfs ‘Bosbelasting’. De AOW zou voortdurend in discussie blijven, ook toen de PvdA haar standpunt afzwakte door de fiscalisering pas na 2011 in te laten gaan.
Campagne Tweede-Kamerverkiezingen
De campagne kreeg geleidelijk een vrij fel en persoonlijk karakter. In een eerste lijsttrekkersdebat op 29 oktober op NOS Radio 1 zei CDA-leider Balkenende tegen Bos toen het ouderenbeleid ter sprake kwam: ‘u draait en u bent oneerlijk’ (de Volkskrant, 30 oktober 2006). Bos reageerde later gekwetst en riep zijn tegenspeler op om dit soort persoonlijke aanvallen achterwege te laten, maar deze vond die reactie nogal overdreven. In hetzelfde debat verklaarde Bos overigens niet als minister aan een vierde kabinet-Balkenende te zullen deelnemen. De polarisatie tussen het linkse kamp (PvdA, GroenLinks en SP) tegenover de coalitiepartijen CDA en VVD nam in de campagne duidelijk toe. Tijdens een op televisie uitgezonden debat aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam op 15 november noemde Bos samenwerking met het CDA ‘moeilijker dan ooit’ en achtte hij een links kabinet ‘een doodnormale optie’, terwijl VVD-leider Rutte waarschuwde dat een dergelijk kabinet Nederland in een recessie zou storten (de Volkskrant, 16 november 2006).
In de media leek de verkiezingsstrijd veelal een horse race tussen Bos en Balkenende. De premier werd het meest genoemd, en vaker in positieve zin dan zijn PvdA-concurrent. In de peilingen liep het CDA duidelijk uit op de PvdA. De andere partijen kwamen er minder aan te pas, vooral na medio oktober. Ze gingen zelf overigens de publiciteit bepaald niet uit de weg. Lijsttrekker Rutte van de VVD liet zich zelfs gekleed in een badjas interviewen door een even schaars geklede journaliste van het weekblad Viva op een bed in een hotelkamer, waarbij onder meer de vraag aan de orde kwam of hij homoseksueel was of niet.
Aan de televisiedebatten op de vooravond van de verkiezingen konden dit keer echter alle partijen deel nemen die in de Tweede Kamer vertegenwoordigd waren of daar volgens de peilingen een goede kans op maakten. In het ‘smurfendebat’ tussen de kleinere partijen – zoals D66-lijsttrekker Pechtold het noemde – speelde het integratiebeleid een grote rol. Het debat tussen de grote partijen ging vooral over sociaal en economisch beleid. Balkenende trad als premier terughoudend op, aanvallen van alle anderen parerend. Rutte stelde zich offensief op en verweet de SP minder sociaal te zijn dan zijn eigen partij: uiteindelijk zorgden de Liberalen voor meer werkgelegenheid dan de Socialisten. De lijstaanvoerders van de drie linkse partijen, die een dag eerder nog een informeel ‘koffiegesprek’ hadden gehad op initiatief van GroenLinks-lijsttrekster Halsema, spaarden elkaar doorgaans in het debat.
Naast televisie speelde internet een grote rol in deze campagne. Campagnefilms verschenen op de website YouTube, politici hielden weblogs bij en wierven digitale vrienden via Hyves, terwijl hun (soms anonieme) tegenstanders eigen websites opzetten – zoals wouterwindvaan.nl, waarin de PvdA-leider onderuit werd gehaald. Voorts konden kiezers op verschillende websites stemadviezen inwinnen. De meeste belangstelling trok opnieuw de Stemwijzer van het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP), op de voet gevolgd door het Kieskompas dat door politicologen van de Vrije Universiteit was gemaakt met steun van het dagblad Trouw.
Daarnaast werd ook traditioneel campagne gevoerd op straat en in diverse zalen. De SP deelde op straat tomatensoep uit (‘SoeP’ genaamd). Premier Balkenende presenteerde in oktober zijn boekje Aan de kiezer, een bundel brieven aan bekende en minder bekende Nederlanders. Sommige partijen kregen steun van bekende Nederlanders. Een opvallend aantal schrijvers en acteurs had zich als lijstduwer ingezet voor de Partij voor de Dieren. De bekende voetbaltrainer L. van Gaal sprak zich uit voor het CDA, tennisspeler R. Krajicek nam het op voor de VVD.
Laatst gewijzigd: | 06 februari 2023 14:58 |