Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) Geschiedenis

GPV jaaroverzicht 1997

Uit: B. de Boer, P. Lucardie, I. Noomen en G. Voer­man, 'Kroniek 1997. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1997' in: G. Voerman (red.), Jaarboek 1997, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1998), 13-90, aldaar 42-49.

Inleiding

De samenwerking met vooral de RPF en in mindere mate de SGP hield het GPV in 1997 volop bezig. Ook de voorbe­reidingen voor de verkiezingen voor gemeenteraden en Tweede Kamer in 1998 vergden de nodige tijd. Het GPV stelde de kandida­tenlijst vast en publi­ceerde het verkiezings­programma Vaste grond . Deze naam was ont­leend aan de bijbelse gelijkenis van de wijze en de dwaze bouwer. De laatste bouwde zijn huis op zand, de eerste op rots­grond. Het GPV koos eveneens voor vaste grond; het wilde 'zijn programma baseren op stevige bijbelse uitgangspun­ten', aldus de toelichting.

Algemene vergadering

De algemene vergadering van het GPV vond plaats op 19 april in Apel­doorn. Deze bijeenkomst had een geheel nieuwe opzet, voort­gekomen uit onvrede met de partijorganisatie (zie hiervoor ook het kopje 'Partij­organi­satie en lezersonderzoek'). Om de verga­dering minder for­meel en saai te maken, had men er voor geko­zen na een huishou­delijk gedeelte in drie deel­sessies uiteen te gaan om inhoude­lijk te discus­siëren over respectievelijk het ver­kie­zings­thema 'Vaste gron­d', de infra­struc­tuur en de socia­le zeker­heid. Dit laatste onderwerp zorgde voor veel kritiek op het 'sociale gezicht' van het GPV. Zo werd het Tweede-Kamer­lid E. van Middelkoop ver­weten dat hij had inge­stemd met de af­schaf­fing van de Ziek­tewet. Ook over een even­tuele verlaging van het mini­mum­loon was veel discus­sie. Tij­dens de vergadering nam H. Post af­scheid als partij­secretaris, een functie die hij vanaf 1993 had bekleed. Daar­voor was hij vanaf 1987 penning­meester ge­weest. W. Boerma werd in zijn plaats ­secreta­ris. Verder nam de verga­de­ring nog enkele wijzi­gingen in het verkiezings­regle­ment aan.

Partijorganisatie en lezersonderzoek

In de speciale GPV-krant ter voorbereiding van de algemene ver­gadering leverde de scheidende partijsecretaris Post kri­tiek op het functioneren van de Centrale Verbondsraad (CVR; het dagelijks bestuur van het GPV). Hij vond dat het bestuur te organi­satorisch en te weinig politiek-inhoude­lijk te werk ging. Post pleitte voor een poli­tieke debat- en discus­siecul­tuur binnen het bestuur. Dit zou de betrokkenheid van de leden bij de partij kunnen vergro­ten. Zijn kritiek werd overi­gens groten­deels gedeeld door de CVR. Een com­missie uit de Generale Verbondsraad (GVR) was bezig een mogelijke wijzi­ging van de bestuurs­struc­tuur te onderzoeken. Deze zou in 1998 verslag uitbrengen.

In september werden de resultaten bekend gemaakt van een on­der­zoek gehouden onder de lezers van het in 1996 ingrijpend vernieuwde partijblad Ons Burgerschap (zie Jaaroverzicht 1996, onder het kopje 'Inleiding'). Van de 400 benaderde lezers reageerden er 126. Er bleek veel waardering te zijn voor de nieuwe vormge­ving en de thematische opzet van het partijorgaan. Men miste echter te vaak een eigen 'GPV-geluid'. Veel lezers wensten dat de par­tijstandpunten duidelijker en met meer bijbelse onder­bouwing in het blad zouden worden weerge­geven. Ook was men van mening dat lokale en provinciale politiek meer aan de orde moest komen. De gemiddelde lezer van Ons Burgerschap bleek overigens een man van 51 jaar oud, gewoon GPV-lid met een hbo-opleiding (Nederlands Dagblad, 13 september 1997). De uitkomsten van het onderzoek zouden in de redac­tionele formule van het blad verwerkt wor­den.

Samenwerking GPV en RPF

Ook in 1997 werd er in het Verbond veel ge­dis­­cussieerd over de mate waarin met de RPF samengewerkt moest worden. Begin 1996 had de GVR een lijstineen­schuiving met de Federatie voor de Twee­de-Kamer­ver­kie­zingen van 1998 afgewe­zen. Wel werd in septem­ber van dat jaar samen met de RPF de commissie Sa­men­spreking inge­steld. Doel van het overleg was de over­eenkom­sten en verschil­len in de grond­slag van beide par­tijen te in­venta­riseren en na te gaan wat dit voor gevol­gen had voor een steeds inten­sievere samenwerking (zie Jaaroverzicht 1996, onder het kopje 'Samenwerking GPV en RPF').

In de achterban van het GPV stond lang niet iedereen zo gere­serveerd tegenover nauwe samenwerking met de RPF als de GVR. In febru­ari 1997 hield het Neder­lands Dagblad een le­zers­onder­zoek, waaruit bleek dat 30% van de GPV-kiezers een fusie met de RPF voor­stond. En­kele maanden later laaide de discus­sie over de wense­lijk­heid van een gemeenschap­pelijke lijst van GPV en RPF weer hoog op. In de ko­lommen van het Neder­lands Dagblad verscheen op 12 april een appèl, on­derte­kend door 38 mensen uit beide partij­en, waarin de be­sturen van GPV en RPF werd verzocht geza­men­lijk de Twee­de-Kamerverkiezin­gen in te gaan. Dit zou de posi­tie van de chris­telijke poli­tiek ten goede komen. De onderte­kenaars - voor een groot gedeel­te poli­tici en bestuur­ders op lokaal en provinciaal niveau - betreur­den het dat, ondanks de samen­wer­king op tal van ter­reinen, de beide partij­en toch weer apart de verkiezin­gen zouden ingaan. GPV-fractie­voorzitter G.J. Schutte liet in een reactie weten het geen goede zaak te vin­den wanneer het over­leg over samenwer­king dat reeds tussen de beide partijen plaatsvond, geforceerd zou worden 'door nu al met één lijst te komen' (Nederlands Dag­blad, 15 april 1997). Hij schaarde zich hiermee achter GPV-­voorzit­ter S.J.C. Cnossen, die al eerder in dezelfde krant had ge­schreven dat hij de dis­cus­sie niet wilde over­haas­ten. Van RPF-zijde daarentegen lie­ten zowel partij­voor­zitter A. van den Berg als fractievoor­zitter in de Tweede Kamer L.C. van Dijke weten zich te kunnen vinden in het appèl. Van Dijke noemde de oproep een 'verras­sende ontwikke­ling' (Nederlands Dagblad, 15 april 1997), omdat tot dusver de pleidooien voor nau­were samen­werking steeds uit de RPF-hoek waren geko­men. Op de al­gemene vergadering van het GPV in april wijdde Cnossen bijna zijn hele toespraak aan deze kwestie. Ook Schutte ging er op in.

In november bracht de commissie Samenspreking aan beide par­tijbestu­ren ver­slag uit van de gevoerde gesprekken over samen­wer­king. Zij was tot de conclusie gekomen dat de ver­schillen tussen beide partijen for­meel en inhou­delijk niet groot wa­ren. Wel signaleer­de de commissie dat de belijde­nis bij het GPV een meer cen­trale plaats in de grondslag innam dan bij de RPF. Verder was men van oordeel dat het toelatings­beleid van de RPF ruimer was dan dat van het GPV. Ook de partijcul­turen liepen uiteen. Men consta­teerde echter dat de bestaande ver­schillen overbrugbaar waren en geen belem­mering vormden voor uitbrei­ding en intensi­vering van de samen­werking.

De commissie kreeg vervolgens van de partijbe­sturen de op­dracht om uit te zoeken of het formule­ren van een geza­menlijke grond­slag tot de moge­lijkheden behoorde. Na de Tweede-Kamer­verkiezin­gen zou de discussie - op grond van de bevin­dingen van de com­mis­sie - voortge­zet worden. De beide Tweede-Kamer­fracties ontvin­gen van de partijbestu­ren het verzoek voor de kamer­verkie­zingen een gezamen­lijk politiek manifest op te stellen, waarin ver­woord moest worden hoe men de huidige parlementaire samen­wer­king na de verkiezin­gen kon uitbreiden.

Samenwerking GPV, RPF en SGP

De samenwerking van GPV en RPF met de SGP liep minder soepel. In januari ont­stond een conflict tussen GPV en SGP naar aan­lei­ding van uit­latingen die het Europarlementariër en GPV-er J. Blokland ge­daan had in een boekje van de hand van J.W. van Houdt. Deze publicatie getiteld Plichtsbetrachting verscheen ter gelegen­heid van het feit dat de SGP-er L. van der Waal 12,5 jaar namens GPV, RPF en SGP in het Europees Parle­ment had gezeten (zie Jaaroverzicht SGP onder het kopje 'Jubileum en afscheid van L. van der Waal'). Blokland sprak in het boekje zijn vrees uit over de toekomsti­ge samen­werking met de SGP. Met name het feit dat deze partij geen vrouwen op de kandida­ten­lijst accepteerde, was een strui­kel­blok. Volgens hem was het voornamelijk aan Van der Waal te danken dat het hoofd­bestuur van de SGP de bestaan­de samenwer­king in de gezamenlij­ke Eurof­ractie nog steunde. Met name partijsecretaris D. Nieuwenhuis van de SGP was vol­gens Blok­land een exponent van de verrecht­sing binnen deze partij. SGP-voorzitter D.J. Bud­ding rea­geerde afwijzend op de uitspraken van Blok­land. Hij wees er op dat voor zijn partij de plaat­sing van vrouwen op de kandida­ten­lijst door de twee andere partijen niet bij voorbaat onbe­spreekbaar was. Hij doelde hiermee op een negatief pread­vies dat het SGP-hoofdbe­stuur begin 1997 gegeven had aan een voor­stel van de kiesver­eniging Zwolle, waarin deze had willen vastleggen dat de kan­didatuur van GPV- en/of RPF-vrouwen op gezamenlij­ke lijsten met de SGP voldoende reden was om deze niet toe te staan. Blokland zag zich gedwon­gen zijn ver­ont­schuldigin­gen aan te bieden aan het SGP-hoofd­bestuur. Hij erkende dat een aantal van zijn uitspra­ken 'terecht commo­tie heeft veroor­zaakt' (De Banier, 6 febru­ari 1997). Hij sprak er zijn spijt over uit dat hij zo 'onbe­doeld' een smet had ge­wor­pen op het jubileum van Van der Waal. Voor de Europese sa­men­werking had dit incident echter geen directe gevolgen: half februari kwamen de drie partij­voorzit­ters met een verkla­ring naar bui­ten, waarin ze de inten­tie uitspraken in 1999 met een gemeen­schappelijke kandi­daten­lijst de verkiezin­gen voor het Europees Parlement in te gaan.

Begin maart kwam dit voornemen echter al weer onder druk te staan door een brief die de Federatieraad van de RPF naar alle kiesvereni­gingen stuur­de. Er stond in dat de kiesvereni­gingen nooit aan de SGP mochten beloven dat ze geen vrouwelijke kan­didaten op de gemeen­schappelijke lijsten zouden plaatsen, ook niet op uitslui­tend onver­kies­bare plaatsen. De brief was een reactie op de besluiten van de SGP-jaarverga­dering van 22 fe­bruari. Deze behelsden dat de SGP in beginsel geen vrouwen meer zou accepteren op gezamenlijke kandida­ten­lijsten. Slechts in uitzonderingsgeval­len zou dit kunnen gebeuren, mits er sprake was van een onverkiesbare plaats. De Federatieraad van de RPF meende dat deze nieuwe SGP-criteria 'onevenre­dig veel druk' op de RPF-kiesverenigingen zouden leggen om geen vrouwe­lijke kandidaten te stellen. Het GPV had in 1996 zijn criteria al aangescherpt om zo vrouwen te stimuleren meer deel te nemen aan de actieve politiek (zie Jaaroverzicht 1996, onder het kopje 'Samenwerking GPV, RPF en SGP'). R. Kuiper, directeur van het wetenschappe­lijk bureau van de RPF, meende dat niet alleen het vrouwen-standpunt, maar ook de SGP-stijl van poli­tiek bedrijven belemmeringen opwierp voor verde­re samen­werking (Nieuw Nederland, maart 1997).

In september deden enkele artikelen van Budding in het SGP-partij­blad De Banier veel stof opwaaien. Eerder had hij al geschreven dat de jongste opstelling van RPF en GPV over de politieke participatie van vrouwen de onderhandelings­ruimte tussen de partijen over samenwerking 'erg klein, ja eigenlijk nihil' had gemaakt (De Banier, 26 juni 1997). In september deed hij daar nog een schepje bovenop. Hij noemde het verschil in geloofsopvat­ting tussen SGP en (het evangeli­sche deel van de) RPF zo groot als dat 'tussen hemel en hel' (De Banier, 4 september 1997). Het GPV verweet hij dat het niet of nauwe­lijks aandacht had voor fundamentele zaken als weder­geboorte en bekering. Van Dijke en Cnos­sen toonden zich hierover in het Neder­lands Dagblad van 9 september zeer ver­bolgen. Beide par­tij­besturen stuurden afzon­derlijk een brief naar het hoofd­bestuur van de SGP, waarin ze dringend om ophel­dering vroegen. Boven­dien wilden ze Buddings uitlatingen op de agenda ge­plaatst zien van het eerstvol­gende voorzitters­overleg van de drie partijen. In het najaar werd de zaak intern opgelost.

Gemeenteraadsverkiezingen 1998

De weigering van de SGP om vrouwen op verkiesbare plaatsen van kandida­tenlijsten te accepteren, had in sommige plaatsen ge­vol­gen voor de lijstineen­schuiving met de andere twee protes­tants-christelijke partijen bij de raadsver­kiezingen. Zo werd onder andere in Hoo­geveen, Bunschoten/Spaken­burg, Amerongen en Utrecht de soms jaren­lange samenwerking tussen GPV, RPF en SGP beëindigd. In onder andere Apeldoorn, Amersfoort en Dordrecht kwam wel voor het eerst een lijstin­eenschuiving tot stand tus­sen GPV, RPF en SGP. Hier stonden dan ook geen vrou­wen op ver­kiesbare plaat­sen.

Kandidaatstelling Tweede-Kamerverkiezingen

In juni presenteerde het GPV de advies-kandidaten­lijst voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1998. Schutte stond op de eerste en Van Middel­koop op de tweede positie (zie Jaaroverzicht 1996 onder het kopje 'Tweede-Kamerverkiezingen 1998'). Opval­lend was de aan­zien­lijke verjon­ging van de lijst. Zo stond het 35-jarige Zwolse gemeen­te­raadslid A. Slob op de derde plaats. De 24-ja­rige mevr. D. de Graaf, af­kom­stig van de GPV-jongeren, was nummer negen en de 28-jarige E. van der Sluis, be­leids­mede­wer­ker en voor­lichter van de Twee­de-Kamer­fractie, nummer tien. Cnos­sen liet in een toe­lich­ting op de lijst weten dat het bestuur hiermee bewust streefde naar aansluiting bij het jongere deel van de achter­ban. K. Dijke­ma, voorzitter van de GPJC (de jonge­renorganisatie van het GPV; zie hieronder), plaat­ste in het Ne­der­lands Dagblad van 12 juli enkele kriti­sche kanttekeningen bij de lijst. Volgens hem bracht het hanteren van een leef­tijds­crite­rium het gevaar met zich mee dat niet de kwaliteit, maar de potentiële populari­teit van een persoon doorslaggevend werd gevonden. Bovendien hoefde verjon­ging nog geen vernieu­wing te betekenen. Op 29 november stelde de GVR de lijst ongewijzigd vast.

Programma Tweede-Kamerverkiezingen

Op 31 juli maakte het GPV zijn ontwerpverkiezingspro­gramma be­kend, getiteld Voorbereiding verkiezingsprogramma 1998-2002 . Tien 'bouwsteen­commissies' en een coördinatiecommissie hadden het voorbereid. Na discussie in de verenigingen en de Ver­bondsadvies­raad stelde de GVR het program in het najaar vast. Onder de titel Vaste grond presenteerde het GPV het op 8 de­cember. Het program was volgens de pers duide­lijk socia­ler dan het vorige verkie­zings­pro­gram­ma. Zo pleit­te de partij niet lan­ger voor een verlaging van het minimum­loon en kondigde ze extra inkomens­steun aan voor mensen die langdu­rig op een uit­kering waren aangewezen. Hier­mee leek men tege­moet te zijn gekomen aan de kritiek van­uit de achter­ban op het fletse socia­le profiel van de partij. Verder was er in het program veel aandacht voor ver­ster­king van de posi­tie van het gezin. Dit moest onder andere bereikt worden door echtschei­ding moeilij­ker te maken, door de solli­citatie­plicht voor bij­standsmoeders te laten verdwijnen en door verhoging van de kinderbijslag voor grote gezinnen.

Op 27 september startte de partij haar verkiezingscampagne met een actiedag in het Nationaal Park De Hoge Veluwe.

Toelatingsbeleid en structuur van de GPJC

In mei stuurde het bestuur van het Landelijk Verband van Ge­refor­meerde Politieke Jeugdstudieclubs (GPJC's; de jonge­renor­ganisatie van het GPV) de notitie Erkende kerken naar de leden. Het bevatte het voorstel dat ook jonge­ren die niet waren aangesloten bij een Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt), lid moesten kunnen worden van de GPJC. Voorwaarde was wel dat de kerkelijke gemeente waarvan zij lid waren, door de plaatse­lij­ke vrijgemaakte kerk was erkend als ware kerk van Christus. In 1994 had de algemene vergadering van de GPV-jongeren nog besloten dat alleen vrijgemaakt-gereformeerde jongeren lid van een GPJC konden worden (zie Jaaroverzicht 1994, onder het kopje 'Verwante instellingen en publikaties'). Een ander voorstel betrof het veranderen van de organisa­tie­struc­tuur. De ongeveer dertig lokale GPJC's die samen het Lande­lijk Verband vormden, zouden vervangen moeten worden door één landelijke Gerefor­meerde Politieke Jongeren Club. De GPV-jongeren zouden dan niet langer lid meer zijn van een plaatse­lijke vereniging, maar recht­streeks van de lande­lijke organi­satie.

De notitie werd op 31 mei besproken op de jaarver­gade­ring van de GPJC. Het eerste voorstel werd met een meer­derheid van tien van de zeventien aanwezige afdelingen aange­nomen. Overeenkom­stig een amendement werd deze wijziging ook expliciet in de statuten vastge­legd. Ook het tweede voorstel haalde een meer­derheid. De naam Gereformeerde Politieke Jeugd­studieclubs werd hiermee gewij­zigd in Gereformeerde Politieke Jongeren Club.

Verwante instellingen en publicaties

In februari bracht de Groen van Prinstererstichting (het we­ten­schap­pelijk bureau van het GPV) Vrede en veiligheid in een veranderend Europa uit, van de hand van L.G. Hoksbergen, R. van der Linden en A.H. Poelman. In de brochure behandelden de auteurs de principes die volgens hen ten grondslag dienden te liggen aan de Nederlandse buitenland­se politiek. In april verscheen Een eigen richting voor wie dat wenst, geschreven door R. de Boer. De nota was een kort com­mentaar op de be­leidsnotitie van PvdA-staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen T. Nete­lenbos. Eveneens in april publi­ceerde het we­ten­schappelijk bureau Leidraad voor een GPV-program­ma ten be­hoeve van de gemeenteraadsverkiezingen van 1998. In september volgde het tweede deel van Het GPV in de gemeenteraad. Het eerste deel was in 1996 verschenen (zie Jaaroverzicht 1996, onder het kopje 'Verwante instellingen en publicaties'). In no­vember, ten slotte, verscheen het rapport Basis of sluit­post? over econo­mie en ecolo­gie.

Samen met de Marnix van St. Alde­gonde Stich­ting (het weten­schap­pelijk bureau van de RPF) organi­seerde de Groen van Prin­sterer­stichting op 14 juni een congres over geloof in de po­litiek naar aanleiding van de publicatie Geluk­kig is het land, ge­schreven door Kuiper (RPF) en A.J. Verbrugh (GPV) (zie Jaaroverzicht 1996, onder het kopje 'Samenwerking GPV en RPF'). Op deze bijeenkomst liet Van Middel­koop zich kritisch uit over de sociaal-economische en milieu-opvattin­gen van de RPF. Op 19 september hielden de we­ten­­schap­pe­lijke bureaus van GPV, RPF en SGP een bezinnings­confe­rentie over de taak van de overheid op het gebied van ruimte­lijke ordening, infra­struc­tuur, mobiliteit, economie en mi­lieu. De senatoren K. Veling (GPV), E. Schuurman (RPF) en G. van den Berg (SGP) voerden er onder anderen het woord.

De Vereniging van GPV-bestuurders hield op 22 maart een leden­vergadering met als thema 'land­bouw'. Van Middelkoop was een van de sprekers. Op 7 november organiseerde de Vereniging het symposi­um 'Wie zorgt er voor de ouderenzorg', waar onder anderen Schutte het woord voerde.

Op 25 april hield het scholings- en vormingsinstituut Mandaat in samenwer­king met de Stichting Kader en Vorming van de RPF een provincie­dag voor Statenleden en steu­nfrac­ties met als onderwerp 'regiovisie zorgverlening'. In september begonnen zij een gezamenlij­ke kadercursus gemeentepolitiek voor raads­leden. Ook bij het politiek vormingswerk in Oost-Europa werk­ten de beide instellingen samen.

Eind februa­ri hield de GPJC een congres over nieuwe ontwikke­lingen in de media.

Personalia

De Zuidhornse wethouder J.D. Alssema werd in september burge­meester van Ten Boer. Het aantal GPV-burgemees­ters kwam hier­mee op drie. Alssema bleef tevens lid van de Provin­ciale Sta­ten in Gro­ningen.

Laatst gewijzigd:25 augustus 2023 12:24