GroenLinks jaaroverzicht 1991
Uit: P. Lucardie, M. Nieboer en I. Noomen, 'Kroniek 1991. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1991' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1991 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1991), 14-61, aldaar 36-43.
Inleiding
Nadat GroenLinks zich op 24 november 1990 definitief als partij had geconstitueerd, hieven in 1991 achtereenvolgens PSP, PPR, EVP en CPN zichzelf op. Bij de Statenverkiezingen wist GroenLinks de hooggespannen verwachtingen niet waar te maken. De partij profiteerde slechts in beperkte mate van de electorale aderlating van de PvdA. In de tweede helft van 1991 boog men zich over de herschreven versie van het GroenLinks Manifest.
Golfoorlog
In januari was in het Midden-Oosten de Golfoorlog uitgebroken. Met militair geweld poogden de Verenigde Staten, gesteund door een aantal bondgenoten waaronder Nederland, het Iraakse bezettingsleger uit Koeweit te verdrijven. Als enige fractie distantieerde GroenLinks zich in de Tweede Kamer van de Golfoorlog. Fractievoorzitter R. Beckers noemde de oorlog zinloos. Volgens haar was het middel erger dan de kwaal. Beckers hekelde de afhankelijke opstelling van de Nederlandse regering tegenover de Verenigde Staten. Deze stellingname trok veel aandacht en leverde de partij honderden nieuwe leden op.
GroenLinks organiseerde op 26 januari samen met de Socialistische Partij (SP) en een aantal vredesgroepen een betoging tegen de Golfoorlog in Amsterdam. Naar schatting tienduizend mensen liepen mee in de demonstratie. Aangedrongen werd op een 'staakt-het-vuren' en het terughalen van de Nederlandse oorlogsschepen uit de Golf.
Tijdens een Kamerdebat begin februari vergeleek het CDA-Tweede Kamerlid M.B.M.J. van Vlijmen de fractie van GroenLinks met 'de NSB van voor de oorlog'. Kort daarop zei hij 'te geëmotioneerd te hebben gereageerd', zonder evenwel de strekking van zijn woorden terug te nemen. CDA-fractieleider Brinkman verklaarde een dag na dit incident dat de fractie van GroenLinks onrecht was aangedaan. GroenLinks aanvaardde deze verontschuldigingen.
Het zenden van Nederlanse Patriot-luchtafweerraketten naar het door Iraakse raketten bedreigde Israël leidde tot tweespalt binnen GroenLinks. De Tweede Kamerfractie was in meerderheid tégen, omdat hier wapens werden ingezet tegen wapens. Het partijbestuur vond daarentegen dat Nederland terecht Patriots aan Israël ter beschikking stelde om de burgerbevolking tegen Iraakse raketaanvallen te beschermen. Partijvoorzitter M. Vos noemde deze verschillende standpunten geen probleem. Het was naar haar mening niet meer dan logisch dat over een dergelijke kwestie verschillende opvattingen bestonden binnen GroenLinks. De GroenLinkse Raad van 9 maart was echter een andere mening toegedaan. Volgens de Raad had de Tweede Kamerfractie zich 'te formeel en gelijkhebberig opgesteld en belangrijke en emotionele kanten van de discussie over de verdediging van Israël genegeerd' (GroenLinks, april 1991).
Verkiezingen
GroenLinks noemde de teleurstellende uitslag van de Statenverkiezingen 'zorgelijk'. De partij wist nauwelijks te profiteren van het enorme electorale verlies van de PvdA. 'De bescheiden winst maskeerde het verlies', aldus het partijblad in zijn commentaar. Vergeleken met de resultaten van de CPN, PPR, PSP en EVP bij de Statenverkiezingen in 1987 boekte GroenLinks een magere winst (van 4,8% naar 5,2%). In vergelijking met de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 was echter sprake van een behoorlijk verlies, dat ogenschijnlijk vooral bij D66 terecht kwam.
De uitslag verschilde per provincie. In de provincies Groningen en Noord-Holland, waar de 'oude' partijen traditioneel sterk waren, werd verloren. Winst werd behaald in Friesland, Drenthe, Noord-Brabant en Limburg. In Zeeland had men gevoelige concurrentie te duchten van Delta Anders, een groepering van voormalige leden van de PPR. Al met al behaalde GroenLinks vier extra zetels en kwam uit op 36 Statenleden.
Op 27 mei vonden er verkiezingen voor de Eerste Kamer plaats. Om een vierde zetel voor GroenLinks in de wacht te slepen voerde het partijbestuur overleg met vertegenwoordigers van de regionale lijsten. Ofschoon de partij het zelf niet had verwacht, slaagde ze er toch in de vierde zetel te behalen. Doorslaggevend was de stem van het Noordhollandse Statenlid van de Groenen op GroenLinks.
GroenLinkse Raad
In 1991 kwam de GroenLinkse Raad een aantal keren bijeen. Tijdens de vergadering van 15 juni legden de Eerste en Tweede Kamerfractie en het partijbestuur verantwoording af. De senaatsfractie werd verzocht duidelijker naar buiten te treden. Het partijbestuur werd bekritiseerd vanwege het feit dat het op eigen initiatief al mogelijke kandidaten voor de Tweede Kamer had benaderd.
Op 19 oktober besprak de Raad het groentaxplan van de Tweede Kamerfractie. Met dit plan werd een verdubbeling van de prijs van gas en elektriciteit in drie jaar beoogd, gekoppeld aan compensatiemaatregelen voor de laagste inkomens. Op het plan, dat veel aandacht in de publiciteit kreeg, reageerde de Raad positief.
Progressieve volkspartij
Eind oktober werd door de PvdA de progressieve samenwerking op de agenda gezet. In een brief stelde het PvdA-bestuur aan D66 en GroenLinks voor om te komen tot een gedachtenwisseling over de toekomst van de progressieve politiek in Nederland. Ook zou mogelijke samenwerking programmatisch onderzocht kunnen worden (zie verder onder 'Partij van de Arbeid'). De reactie van het partijbestuur van GroenLinks was welwillend, maar tegelijkertijd afhoudend. Samenwerking op concrete punten werd toegejuicht; het voorstel tot programmatische verkenningen viel evenwel niet in goede aarde. Van een eventueel samengaan van de drie partijen wilde het bestuur in het geheel niet weten. In deze opvatting werd het gesteund door het partijcongres in december.
Manifest
In 1990 was een begin gemaakt met het in kaart brengen van de politieke uitgangspunten en doelstellingen van GroenLinks met de publikatie van Het begin van de toekomst. Dit stuk kreeg een ongunstig onthaal. Daarop was een nieuwe schrijfgroep ingesteld die een manifest moest opstellen dat wel een breed draagvlak in de partij zou vinden. In maart 1991 was het concept daarvan grotendeels gereed. Onder de titel GroenLinks, een plaatsbepaling werd het aan het partijcongres in december gepresenteerd. Het was nadrukkelijk niet bedoeld als beginsel- of verkiezingsprogramma.
In het manifest omarmden de opstellers de uitgangspunten van 'radicale democratisering' en de 'libertaire staat'. Daarbij werd afstand genomen van de hoge verwachtingen die partijen als PSP en CPN in het verleden hadden van de staatsinvloed op de maatschappelijke ontwikkelingen. Volgens het manifest diende GroenLinks uit te gaan van 'een sociaal en ecologisch gereguleerde markteconomie'. Bestrijding van milieuvervuiling werd echter belangrijker gevonden dan opheffing van ongelijke inkomensverhoudingen. Het sociaal-economisch beleid mocht niet langer de marges aangeven voor het milieubeleid. De optie van een 'milieu-sparende economie' mocht echter niet ten koste gaan van de laagstbetaalden.
De teneur in de kritiek van de media op het manifest luidde dat lukraak zou zijn geplukt uit het gedachtengoed van sociaal-democraten, liberalen en christen-democraten, zonder dat er werkelijke keuzen waren gemaakt. In het manifest zelf werd expliciet de verwantschap van GroenLinks erkend met 'de PvdA (vooral wat betreft sociale zekerheid, vredes- en veiligheidsbeleid) en met D66 (als het gaat om cultuurpolitiek in brede zin en om milieubeleid)'.
De reacties in de eigen partij varieerden sterk. De voltallige Tweede Kamerfractie ging over het manifest 'met zichzelf' in discussie tijdens een openbare fractievergadering. Links Forum, een discussiegroep aan de linkervleugel, constateerde dat GroenLinks afgleed naar de sociaal-democratie en vond dat zij geen anti-kapitalistische partij meer zou zijn. Op 29 april vond de eerste officiële algemene ledenvergadering van Links Forum plaats.
Naar aanleiding van de tekst van het manifest en van de 300 amendementen van de leden stelde het partijbestuur een lijst met 'richtinggevende uitspraken' op, die op het congres in december ter besluitvorming voorlagen en die de eerste aanzet voor het nieuwe verkiezingsprogramma zouden vormen.
Defensienota
Begin juni verscheen in reactie op de defensienota van minster Ter Beek een alternatieve defensienota van de Tweede Kamerfractie, getiteld En de dingen die voorbijgaan. Uit de nota bleek dat GroenLinks taken als 'militaire peace-keeping en peace-enforcing' in de toekomst wilde ondersteunen. De fractie had geen bezwaar tegen Nederlandse deelneming aan een interventiemacht in VN-verband, mits het ging om een militaire operatie die de vrede moest handhaven of afdwingen. GroenLinks was tevens voor afschaffing van de dienstplicht en instelling van een beroepsleger, dat diende op te treden als vredesmacht. De reacties uit de vredesbeweging op deze plannen waren weinig enthousiast.
Kwestie-Verbeek
GroenLinks boog zich in 1991 opnieuw over de problemen rond de Europarlementariër H. Verbeek (zie Jaaroverzicht 1990). Verbeek (PPR) was niet bereid om zijn zetel tussentijds ter beschikking te stellen aan J. Hontelez (PSP), zoals in 1989 was afgesproken. Wel had hij te kennen gegeven zich te zullen houden aan de uitspraak van een bemiddelingscommissie. Eind september, vlak voor de uitspraak van de commissie, deelde Verbeek het partijbestuur en het bestuur van de Stichting GroenLinks in de EG mee de uitspraak van de arbitrage-commissie niet af te zullen wachten. Hoe dan ook wilde hij de volle vijf jaar van zijn mandaat uitzitten, waarbij hij erop wees dat hij als specialist op landbouwgebied onvervangbaar zou zijn.
Het partijbestuur en het bestuur van de Stichting GroenLinks in de EG waarschuwden Verbeek dat hij zich feitelijk buiten de delegatie van GroenLinks in het Europees Parlement zou plaatsen, wanneer hij zijn zetel niet per 1 januari ter beschikking stelde. Verbeek reageerde hierop in een brief aan het bestuur, waarin hij aankondigde zich te beraden op gerechtelijke stappen. Publiekelijk maakte hij gewag van de terugkeer van 'de oude, stalinistische methoden van de CPN' in GroenLinks.
Binnen GroenLinks reageerde men verdeeld. De GroenLinkse Raad van 19 oktober schaarde zich met 33 tegen 16 stemmen achter het bestuursoptreden. De affaire keerde op het decembercongres terug. Daar werd het voorstel voor een nieuwe bemiddelingspoging met 170 tegen 150 stemmen verworpen. Vervolgens werd het bestuursvoorstel overgenomen, waarin werd verklaard dat Verbeek vanaf 1 januari niet langer zou fungeren als vertegenwoordiger van GroenLinks. Hij werd niet geroyeerd.
Partijcongres
Het partijcongres van GroenLinks werd in Amsterdam gehouden op 13 en 14 december 1991 (zie hierover ook het artikel 'De ideologische vormgevers van GroenLinks' van J. van der Knoop, A.P.M. Lucardie, W.H. van Schuur en G. Voerman in Jaarboek DNPP 1991). Vice-voorzitter J. Lagendijk zag in zijn openingsrede voor GroenLinks een 'vruchtbare integratie' in het verschiet liggen. Hij wilde afrekenen met de traditioneel oppositionele instelling van weleer. 'GroenLinks is geen getuigenispartij en zal daarom met goed onderbouwde alternatieven moeten komen', zo meende hij. Beckers stipte in haar rede eveens de interne en externe kritiek op GroenLinks aan.
Op de agenda stond als hoofdthema de discussie en besluitvorming over het manifest. De door het partijbestuur geformuleerde 'richtinggevende uitspraken' werden door de afgevaardigden in linkse richting bijgesteld. Zo werd naast bescherming ook 'verbetering' van de positie van de minima een doelstelling van GroenLinks. Bovendien werd het manifest met de eis tot inkomensnivellering aangevuld. Na een debat over de noodzaak van planning sprak het congres zich uit voor een 'internationale, democratische en ecologische gestuurde economie', waarin 'marktmechanismen een rol spelen binnen het kader van een globale (=in grote lijnen) planning'. Op het punt van het basisinkomen vermeed het congres een breuk door de besluitvorming uit te stellen.
Het tweede onderwerp was de vaststelling van een huishoudelijk reglement. In de zomer was het ontwerp hiervan verschenen. Het concept opende met de bepaling dat alle organen en commissies van GroenLinks voor minstens de helft uit vrouwen moesten bestaan. Het aandeel van migranten diende ten minste overeen te komen met hun aandeel in de bevolking. Tegen deze quoteringsbepalingen kwam senator De Boer in het geweer. In een artikel in het partijblad fulmineerde hij tegen dit 'autoritair reglement' en 'die fannate doordrammerij' (GroenLinks, sep. 1991). Het congres was het met hem eens en besloot met grote meerderheid de quotering voor vrouwen en migranten te vervangen door streefcijfers - tot grote onvrede van het Vrouwenoverleg en het Progressief Migrantenoverleg.
Het congres besloot tenslotte dat de partijleden de lijsttrekker voor de komende Tweede Kamerverkiezingen per referendum zullen aanwijzen. Het referendum geldt alleen als minstens de helft van de leden meedoet en als de verkozen kandidaat minstens de helft van de uitgebrachte stemmen vergaart.
De Linker Wang
Christenen in GroenLinks en Christenen voor het Socialisme richtten half juni 'De Linker Wang' op, een platform voor evangelie en linkse politiek. Het platform wilde christenen verenigen om 'links, bijbels en uitdagend' invloed uit te oefenen op politiek, kerk en maatschappij. Het initiatief tot het platform was genomen vanuit de EVP. Oud EVP-voorzitter C. Ofman zei dat de behoefte om herkenning van de eigen identiteit binnen GroenLinks had meegespeeld bij de totstandkoming van De Linker Wang. Het platform organiseerde op 9 november een alternatieve bijeenkomst voor het Christelijk Sociaal Congres. Centraal stond de christelijk-sociale politiek in het huidige tijdsgewricht.
Opheffing PSP, PPR, EVP en CPN
Op 27 januari hief de PSP zichzelf op in het Amsterdamse Krasnapolsky, waar zij in 1957 ook was opgericht. Het opheffingsvoorstel werd met een meerderheid van 87% van de uitgebrachte stemmen aangenomen. 's Middags was een debat over de Golfoorlog ingelast. Na het verscheiden van de PSP werd op 19 oktober echter de komst van een nieuwe PSP aangekondigd, zonder dat daarbij tot daadwerkelijke oprichting werd overgegaan. Tot de initiatiefnemers behoorde F. van der Spek, het voormalige Kamerlid dat in 1985 uit de partij stapte.
Op 16 februari vond het laatste PPR-congres plaats. In 1968 was de PPR afgesplitst van de KVP. In 1990 hadden de Radicalen al in principe besloten zichzelf op te heffen. De opheffingsresolutie passeerde dan ook zonder problemen. Partijvoorzitter K.W. van der Hoek maakte in een 'ontbindingsrede' nog eens de balans op. 's Middags vond een politiek debat plaats onder de titel: 'Wordt het nog wat tussen Groen en Links?'.
Op 9 maart werd in de Mozes en Aäronkerk in Amsterdam de opheffingsbijeenkomst van de EVP gehouden (zie over de geschiedenis van de EVP de bijdrage van M. Nieboer en A.P.M. Lucardie in Jaarboek DNPP 1991). Eerder al hadden de leden zich in een referendum in overgrote meerderheid uitgesproken vóór opheffing van de partij. De bijeenkomst stond tevens in het teken van het tienjarig bestaan van de EVP. Op 15 juni vond in Amersfoort het opheffingscongres plaats van de oudste partij van Nederland, de CPN. Gerekend vanaf 1909, het moment waarop haar voorganger - de SDP - werd opgericht, was de CPN 82 jaar oud geworden. Het partijorgaan De Waarheid was haar al voorgegaan. Forum, het onafhankelijke linkse weekblad dat voortkwam uit De Waarheid, verscheen in maart voor het laatst. M. Bakker hield het congres voor dat de naam van de partij dan wel opgeheven werd, maar dat haar geest zou voortleven. Drie stemmen werden tegen de opheffing van de CPN uitgebracht.
Verwante instellingen en publikaties
Het Wetenschappelijke Bureau GroenLinks organiseerde op 15 maart in samenwerking met de fractie van de Groenen in het Europees Parlement een conferentie in Amsterdam over Green and left in the nineties. De conferentie ging over dilemma's en strategieën van groene en linkse politiek.
Naar aanleiding van de conferentie Feminisme in de recycling, gehouden op 1 juni over feministische politiek in de jaren negentig, verscheen een gelijknamige brochure. Het Vrouwenbureau GroenLinks publiceerde in 1991 tevens de brochure De feministische wortels van GroenLinks, over de geschiedenis van het feminisme in CPN, EVP, PPR en PSP.
GroenLinks organiseerde op 8 juni in Utrecht een 'Nationale groentax-conferentie' over de mogelijkheden en effecten van milieuheffingen. W. Willems, milieuwoordvoerder van GroenLinks in de Tweede Kamer, kondigde aan dat hij met PvdA en D66 tot harde afspraken wilde komen over het tijdstip waarop een energieheffing moet zijn ingevoerd.
De GroenLinkse jongerenorganisatie Dwars hield op 12 en 13 oktober te Eindhoven haar congres. Een aantal leden was teleurgesteld in GroenLinks en stelde voor om Dwars los te maken van de moederpartij. Een ruime meerderheid bleek hier uiteindelijk tegen.
Personalia
Op 24 april 1991 overleed prof.dr. J. (Hannes) de Graaf. Hij was één van de oprichters van de PSP en nam in 1959 de functie van algemeen voorzitter op zich. In christelijke kring werd hij 'de vader' van de Nederlandse vredesbeweging genoemd. Hij was twintig jaar lang voorzitter van de toenmalige vredesbeweging Kerk en Vrede.
Laatst gewijzigd: | 04 april 2023 16:46 |