D66 jaaroverzicht 1995
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1995. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1995' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996), 14-91, aldaar 42-49.
Inleiding
Na het euforische jaar 1994, waarin D66 niet alleen grote verkiezingswinsten boekte maar ook haar ideaal van de 'paarse coalitie' - een kabinet zonder CDA - verwezenlijkt zag, bracht 1995 de Democraten enkele teleurstellingen. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten werd zwaar verlies geleden en over haar inbreng in het beleid van het kabinet-Kok was D66 niet erg tevreden. Mede als gevolg van de tegenslagen ging de partij zich bezinnen op haar imago.
Partijcongres
Als gevolg van de watersnood en de evacuatie van enkele polders in Gelderland stelde D66 haar partijcongres dat op 4 en 5 februari in Arnhem zou worden gehouden, een maand uit. Het leek de partij niet gepast om onder dergelijke omstandigheden bijeen te komen. Op 4 en 5 maart werd het uitgestelde congres gehouden. Hoofdonderwerp was het basisinkomen, een binnen D66 omstreden thema. De Tweede-Kamerfractie wilde er niet echt aan. Partijvoorzitter Wim Vrijhoef daarentegen was er een uitgesproken voorstander van. Hij zag in het basisinkomen een goed middel om de maatschappelijke participatie te vergroten. Hij werd daarin gesteund door minister Hans Wijers van Economische Zaken, die de invoering ervan in de vorm van een fiscale tegemoetkoming wenste.
Ter voorbereiding van het congres had het hoofdbestuur de notitie Een zorg minder of minder zorg opgesteld (zie Democraat, 31 oktober 1994). Het congres boog zich over dit niet-amendeerbare 'achtergrondstuk'. In een aantal deelsessies werd vanuit verschillende invalshoeken het basisinkomen benaderd, onder meer vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid. Uiteindelijk sprak het congres zich in principe uit ten gunste van het basisinkomen, omdat het beter zou aansluiten bij een geïndividualiseerde samenleving dan het huidige complexe stelsel van sociale zekerheid. Afgesproken werd dat het hoofdbestuur over dit onderwerp een notitie zou voorbereiden, waarna een volgend congres in 1996 zich definitief zou uitspreken.
Provinciale Statenverkiezingen
Bij de Provinciale Statenverkiezingen leed D66 zwaar verlies. De partij ging terug van 116 naar 67 zetels (zie tabel 1). Binnen D66 kwam de klap hard aan. Volgens partijvoorzitter Vrijhoef had niemand zo'n fors verlies verwacht. Tweede-Kamerfractievoorzitter Gerrit Jan Wolffensperger toonde zich 'teleurgesteld maar niet ontmoedigd' (Democraat, 8 april 1995). Bij de vorming van de colleges van Gedeputeerde Staten moest D66 een behoorlijke veer laten: de partij raakte vijf gedeputeerden kwijt en hield er slechts twee over. In drie provincies verdween zij uit het dagelijks bestuur.
Naar aanleiding van de evaluatie van de Statenverkiezingen ging het hoofdbestuur begin september over tot de instelling van een Stuurgroep communicatie. Deze moest onder meer voor D66 de wenselijkheid van electoraal marktonderzoek nagaan en zich bezinnen op de vraag hoe de diverse communicatiemiddelen het best in een verkiezingscampagne konden worden ingezet. In dit orgaan hadden onder meer partijvoorzitter Vrijhoef en Wolffensperger zitting. Het was de bedoeling dat deze stuurgroep een permanent karakter zou krijgen en ook in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen een belangrijke rol zou gaan vervullen.
Milieu-imago van D66
In de media werd de verkiezingsnederlaag van D66 in verband gebracht met de vervaging van haar milieuvriendelijk imago. Als regeringspartij moest D66 zich uitspreken over een aantal infrastructurele projecten, waarbij de partij onder vuur kwam te liggen. Met betrekking tot de Betuwelijn - een goederenspoorlijn van de Rotterdamse haven naar Duitsland - was D66 vóór aanleg, althans wanneer voor milieu-knelpunten ecologisch verantwoorde oplossingen werden gevonden. Eind 1993 had de Tweede Kamerfractie nog om vier miljard gulden extra gevraagd. De door de regering ingestelde Commissie-Hermans adviseerde 1,2 miljard gulden uit te trekken om een vijftal knelpunten op te lossen. Minister-president Kok liet weten hooguit een half miljard te willen fourneren. Nadat op 18 februari de Adviesraad van D66 zich al met deze kwestie had beziggehouden, volgde begin maart het partijcongres. Een motie werd aangenomen waarin van de Tweede Kamerfractie werd gevraagd om 'alles in het werk te stellen' dat er voor het milieu voldoende geld zou worden uitgetrokken. Wanneer dat niet zou gebeuren, diende D66 niet in te stemmen met de aanleg. Een motie van de afdelingen Elst/Lent en Bemmel/Gendt, waarin met betrekking tot de Betuwelijn werd geconstateerd dat de milieuprincipes van D66 in toenemende mate werden aangetast, haalde het niet. In april stemde de Tweede Kamerfractie uiteindelijk in met het kabinetsvoorstel, waarin voor extra aanpassingen 820 miljoen gulden was uitgetrokken. 'Ik durf er mijn partijgenoten mee onder ogen te komen', zo luidde het oordeel van fractievoorzitter Wolffensperger (de Volkskrant, 22 april 1995). Op 2 mei legde hij in Arnhem verantwoording af aan D66-bestuurders in Gelderland. Op deze besloten bijeenkomst kreeg Wolffensperger enige kritiek te verduren: zo wilde de Statenfractie meer geld zien.
Ook de uitbreiding van Schiphol leidde tot verdeeldheid in de partij. Met betrekking tot de locatie van de vijfde baan bleken hoofdbestuur en Tweede Kamerfractie het in juni oneens met elkaar. Nadat de fractie voor de zogenaamde 'parallelle' baan had gekozen, kreeg zij een brief van het hoofdbestuur waarin deze de uitspraken van het partijcongres van maart in herinnering bracht. Het congres had toen zijn voorkeur uitgesproken voor de 'gedraaide' baan, die minder belastend voor het milieu zou zijn omdat de groei van Schiphol daarmee binnen de perken zou blijven. Binnen de partij leidde de stellingname van de fractie tot onrust. In de Volkskrant (22 mei 1995) schreven twee leden van de kerngroep 'duurzame ontwikkeling' van de Stichting Wetenschappelijk Bureau van D66 (SWB), dat wanneer de D66-fractie zo maar zou instemmen met de parallelle baan, dit zou getuigen 'van weinig respect voor de democratische besluitvorming binnen de partij'. De fractie meende echter een eigen verantwoordelijkheid te hebben en stemde in de zomer met de parallelle baan in. Mede door haar toedoen werden tevens beperkingen gesteld aan de groei van Schiphol.
Eerste Kamerverkiezingen
Met ingang van 1 maart werd de fractievoorzitter van D66 in de Eerste Kamer, de Groninger hoogleraar staatsrecht Jan Vis, benoemd tot lid van de Raad van State. Vis was in 1980 senator geworden. In 1986 werd hij fractievoorzitter. Als zijn opvolger wees de senaatsfractie Eeddy Schuyer aan. Hij was van 1970 tot 1978 lid van de gemeenteraad van Wassenaar en van 1978 tot 1991 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland. In 1991 werd hij tot Eerste Kamerlid gekozen.
Bij de Eerste Kamerverkiezingen moest D66 vijf van haar twaalf zetels inleveren (zie tabel 2). Vóór de verkiezingen hadden Noordhollandse Statenleden overwogen om een voorkeursactie te houden voor de zittende senator Edo Spier, die op een onverkiesbare plaats was beland. De partijtop liet weten een dergelijke actie zeer onwenselijk te vinden. Toen Spier verklaarde een met voorkeurstemmen verkregen zetel niet te zullen aanvaarden, werd de actie afgeblazen.
Opvolging Van Mierlo
In 1995 dook zo nu en dan de kwestie van de opvolging van partijleider Hans van Mierlo op. In een interview met Elsevier van 4 maart zei Van Mierlo dat hij bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1998 hoogstwaarschijnlijk geen lijsttrekker meer zou zijn: 'Het ligt niet voor de hand dat ik over drie jaar opnieuw de lijst trek.' Van Mierlo deelde verder mee dat minister Wijers hem vervangt als hij in het buitenland is. 'Tussen Hans en mij is het absoluut koek en ei, al heel lang. Als ik weg ben, is hij er.' In de pers werd vervolgens gesuggereerd dat Van Mierlo hiermee de voorkeur gaf aan Wijers boven Wolffensperger als zijn opvolger, wat door hemzelf overigens werd ontkend. Wijers maakte bekend niet beschikbaar te zijn voor het partijleiderschap.
Op 27 juli zei H. van der Werf, voorzitter van een werkgroep van de adviesraad die aanbevelingen moest doen met betrekking tot het imago van D66 (zie hier verder onder 'partij-imago'), voor de EO-radio dat zijn partij snel een begin diende te maken met de aanwijzing van de opvolger van Van Mierlo. Volgens Van der Werf was de combinatie van partijleider en minister door Van Mierlo niet goed mogelijk. Onmiddellijk na deze uitspraken liet partijvoorzitter Vrijhoef weten dat de discussie over het partijleiderschap niet aan de orde was. Senaatsfractievoorzitter Schuyer sprak als zijn voorkeur uit dat Van Mierlo bij de verkiezingen in 1998 weer lijsttrekker zou worden en daarna als fractievoorzitter zitting zou nemen in de Tweede Kamer. 'Zo is zijn positie als partijleider het duidelijkst en kan hij bovendien rustig uitkijken naar een opvolger' (NRC Handelsblad, 29 juli 1995).
Op het partijcongres in november stelde Van Mierlo dat zijn opvolging niet aan de orde was, zolang dat niet door Wolffensperger of hemzelf gebeurde. Anderen raadde hij af het onderwerp op de agenda te zetten. Europarlementariër Laurens Jan Brinkhorst sloeg dit advies in de wind. Hij drong er in een interview met de Volkskrant (25 november 1995) op aan dat er in de kwestie van het toekomstige lijsttrekkerschap binnen een jaar duidelijkheid zou komen.
D66: Ruimte voor politiek
Al enige jaren bezon D66 zich op een reorganisatie van de partijstructuur. In 1993 verscheen het rapport Nieuwe lijnen (zie Jaaroverzicht 1993). De uitkomsten van de discussie over deze nota waren voor een deel verwerkt in het rapport D66: Ruimte voor politiek, dat het hoofdbestuur op 19 februari 1995 vaststelde. Hierin werd een stroomlijning van de partijorganisatie bepleit om het 'politieke debat' - dat als één van de belangrijkste partijtaken werd gezien - binnen D66 beter uit de verf te laten komen. Om de interne communicatie te verbeteren moesten de verschillende gremia binnen de partij en de nevenorganisaties (zoals SWB, Bestuurdersvereniging en Opleidingscentrum) beter op elkaar worden afgestemd. In het rapport werd onder meer de introductie van een meerjarig werkplan voorgesteld, waarin de politieke en organisatorische hoofdlijnen waren vervat. Dit plan zou richtlijn moeten worden voor allerlei partijactiviteiten, zoals congressen, wetenschappelijk onderzoek en opleidingsactiviteiten. Onderdeel van het werkplan was het opzetten van een 'kennis-en-kunde-bank' van deskundigen op bepaalde terreinen. Verder werd voorgesteld om het dagelijks bestuur te verkleinen en om van het partijvoorzitterschap een betaalde parttime functie te maken.
Op het najaarscongres in november kreeg het rapport de instemming van de meerderheid van de aanwezige leden. Besloten werd een werkgroep in te stellen die moest nagaan hoe de regionale bestuursstructuur van D66 kon worden ingevuld. De meeste van de door het hoofdbestuur ingediende wijzigingsvoorstellen met betrekking tot het huishoudelijk reglement werden aangenomen. Zo werd het aantal onverenigbaarheden van functies gereduceerd, waardoor bijvoorbeeld een D66-burgemeester voortaan lid kan worden van de Eerste Kamer. Het beleidsprogramma, dat naast het verkiezingsprogramma een systematische weergave van de partijstandpunten bevat, werd door het congres afgeschaft. Omdat het statutair vereiste quorum tijdens het congres niet werd gehaald, hadden de stemmingen over de statutenwijzigingen en de daaraan gerelateerde artikelen van het huishoudelijk reglement geen formele status. Voor het grootste deel zouden deze op het congres van maart 1996 opnieuw aan de leden worden voorgelegd.
Politieke Podia
In het rapport Ruimte voor politiek stelde het hoofdbestuur voor om het politieke debat in de partijafdelingen te stimuleren door de introductie van 'Politieke Podia'. Deze bijeenkomsten zouden tevens de discussies tussen D66 en maatschappelijke instellingen moeten bevorderen. Partijafdelingen konden onderwerpen aandragen en het landelijk secretariaat stelde voor deze discussiebijeenkomsten financiële middelen beschikbaar. In de zomer werd hiermee een begin gemaakt: zo werden op 11 en 17 juni Politieke Podia georganiseerd over het welzijn van dieren en over de toekomst van Europa. Op 20 juni gingen de (adjunct-)directeuren van de wetenschappelijke bureaus van PvdA, VVD, D66 en CDA met elkaar in debat over 'macht en gezag'.
Najaarscongres
Het najaarscongres van D66 werd gehouden op 24 en 25 november. Naast de herziening van de statuten en het huishoudelijk reglement stond het hoger onderwijs op het programma. De door het hoofdbestuur opgestelde resolutie over dit onderwerp werd nogal vaag gevonden, waarna het bestuur toezei tijdens een nog te organiseren discussiebijeenkomst op het hoger onderwijs te zullen terugkomen. Op de bijeenkomst hielden verder onder meer Van Mierlo en Wolffensperger een toespraak. De laatste riep de coalitiepartners PvdA en VVD op om zich loyaler op te stellen ten aanzien van D66.
Partij-imago
Mede door de tegenvallende Statenverkiezingen en de niet duidelijk genoeg geachte inbreng van D66 in de paarse coalitie nam de onvrede in de partij toe. Christiaan de Vries, directeur van het wetenschappelijk bureau, sprak van een onrust 'die allerwegen voelbaar wordt' (Idee, mei 1995). Voorzitter Schuyer van de senaatsfractie meende dat D66 een nieuw profiel nodig had. Op 10 juni werd in de Adviesraad dit onderwerp besproken aan de hand van een korte notitie van de werkgroep 'imago'.
In november toonde oud-partijleider Jan Terlouw zich in het orgaan van de afdeling Amsterdam eveneens ongerust over D66. Hij meende dat zijn partij de laatste jaren inhoudelijk te zwak over kwam en hij bespeurde 'te weinig vernieuwende ideen'. Op het najaarscongres hield partijleider Van Mierlo D66 voor om zich bij politieke tegenwind niet zo snel in de verdediging te laten duwen. 'Als we in het kritische licht van de publiciteit komen te staan, stuwt de paniek omhoog en rijzen de Existenzfragen' (NRC Handelsblad, 25 november 1995).
Minister Sorgdrager
Op 31 oktober kwam minister Winnie Sorgdrager van Justitie in botsing met de Tweede Kamer als gevolg van de afvloeiingsregeling die zij had getroffen met de scheidende procureur-generaal van Amsterdam, Rutger van Randwijck. Mede naar aanleiding van de feiten die de parlementaire enquête naar de georganiseerde misdaad aan het licht bracht (zie in deze Kroniek onder 'hoofdmomenten'), had deze besloten om ontslag te nemen. Met het ministerie kwam Van Randwijck overeen dat hem niet alleen zijn salaris tot zijn 65ste jaar, maar ook een half miljoen gulden extra zou worden uitgekeerd. Deze 'gouden handdruk' leidde tot protesten. De Tweede Kamer nam een kritische motie van de regeringspartijen aan, waarin deze hun afkeuring uitspraken over de door minister Sorgdrager gesanctioneerde regeling. Onder de indruk van deze motie overwoog zij daarop af te treden, maar zag daarvan af toen de fractievoorzitters van de drie regeringspartijen (D66, PvdA en VVD) op haar verzoek hun vertrouwen in haar uitspraken.
Fractievoorzitter Wolffensperger kwam na afloop van het kamerdebat onder vuur te liggen vanwege het feit dat hij de afkeurende motie mede had ondertekend. Zijn collega in de Eerste Kamer, Schuyer, meende dat Wolffensperger hiermee onjuist had gehandeld. Wolffenspergers passieve houding tijdens het debat werd eveneens bekritiseerd, ook door fractieleden. Op 1 november vergaderde de fractie over deze aangelegenheid. Wolffensperger erkende taxatiefouten te hebben gemaakt. Als hij had geweten dat Sorgdrager de motie zo zwaar zou opvatten, zou hij deze niet hebben ondertekend.
Partijdeelafdeling Amsterdam-Zuidoost
Eind december besloot het hoofdbestuur om het bestuur van de afdeling Amsterdam te vragen om aan haar ledenvergadering de opheffing voor te leggen van de D66-deelafdeling in het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost, vanwege de grote verdeeldheid waarmee deze te kampen had. Bij de laatste stadsdeelraadverkiezingen had D66 hier zes zetels behaald. Vervolgens trad de partij met één wethouder, Emil Esajas, toe tot het stadsdeelbestuur. Kort daarop werd Esajas door zijn eigen fractie tot aftreden gedwongen, waarna hij een eenmansfractie ging vormen. In oktober stapten nog eens drie leden uit de D66-fractie, die verder gingen als de 'groep-Sebek', zo genoemd naar het fractielid P. Sebek. De twee overgebleven leden van de oorspronkelijke fractie bleven aanspraak maken op de naam D66, wat hun nu door het hoofdbestuur werd verboden. Fractievoorzitter R. Groenhart beschuldigde het hoofdbestuur van racisme (de 'Surinaams-Nederlandse' Esajas en de beide overgebleven leden van de D66-fractie versus de 'Nederlandse' leden van de groep-Sebek). Landelijk woordvoerder Jeroen Nugteren, tevens voorzitter van de afdeling-Amsterdam, noemde deze beschuldiging 'absurd'. Op 18 januari 1996 zou de zaak ter sprake komen in de Amsterdamse afdelingsvergadering.
Verwante organisaties en publikaties
In het begin van het jaar gaf de SWB haar visie op de gewenste ontwikkelingen in de gezondheidszorg in het rapport Denkend over een nieuw stelsel van gezondheidszorg. Op 20 mei volgde een conferentie van de SWB en de werkgroep Volksgezondheid over het beginsel van het 'cliëntgebonden budget', waarbij de bestedingsverantwoordelijkheid bij de zorgvrager komt te liggen. Op 25 maart hield de SWB een conferentie onder de naam 'politieke denkers en denkers in de politiek'. Gesproken werd over de status van het politiek-wetenschappelijke tijdschrift in de verhouding tussen intellectualiteit en politiek.
In juni publiceerde de SWB het rapport Nieuwe prioriteiten in het buitenlands beleid, dat was geschreven door de projectgroep Herijking Buitenlands Beleid. Hierin werd gesteld dat nationaal belang en machtspolitiek in het Nederlandse buitenlands beleid een grotere plaats moesten innemen. De invloed van ethische en morele overwegingen diende te verminderen. De Tweede Kamerfractie van D66 was weinig gelukkig met deze aanbevelingen. Zij meende dat deze teveel in de buurt van de opvattingen van VVD-leider Frits Bolkestein zouden komen. Minister van Buitenlandse Zaken Van Mierlo was evenmin ingenomen met de adviezen. Verder publiceerde de SWB onder meer nog de nota De PBO: bestuurlijke vernieuwing in de agrarische sector.
Begin januari publiceerden de SWB en de Bestuurdersvereniging de brochure Bestuurlijke dilemma's. Hierin werd een aantal problematische keuzen behandeld waarvoor lokale bestuurders zich geplaatst kunnen zien. Naar aanleiding hiervan werd op 21 januari een studiemiddag over dit thema belegd.
Op 17 juni hield de Bestuurdersvereniging haar algemene ledenvergadering. Centraal thema van de bijeenkomst was het onderwijsbeleid. Tot de sprekers behoorden de Commissaris van de Koningin in Gelderland, Jan Terlouw, en staatssecretaris Aad Nuis van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Op 30 september werd het Bestuurderscongres gehouden. Samen met het Opleidingscentrum van D66 organiseerde de Bestuurdersvereniging op 17 februari de jaarlijkse wethoudersdag. Op 17 november tekenden beide organisaties voor een bijeenkomst van wethouders en burgemeesters over het thema 'Het primaat terug in de politiek, wat betekent dit voor de D66-wethouder?'
Het Opleidingscentrum belegde op 25 maart een bijeenkomst over ruimtelijke ordening. In samenwerking met de fractie van D66 in het Europees Parlement organiseerde het op 21 oktober een themadag over D66 en Europa.
Het Instituut Vorming en Samenwerking Oost- en Midden-Europa (IVSOM) organiseerde in november 1994 en februari 1995 twee seminars in de Bulgaarse hoofdstad Sofia. Het eerste ging over coalitievorming, het tweede over het oppositie voeren. In 1995 vonden voor het eerst seminars plaats in Servië en Rusland. Deze bijeenkomsten gingen over partijorganisatie en democratisering, en waren georganiseerd in samenwerking met CDA, GroenLinks en PvdA. Op 6-8 oktober belegde het IVSOM samen met de Hongaarse partij SzDSz (Alliantie van Vrije Democraten) in Pécs een seminar over 'democratie en onderwijs'. Met de Poolse Vrijheidsunie werd op 8 en 9 december in Amsterdam een werkconferentie gehouden over het onderwerp criminaliteit en drugs.
Personalia
Op 11 juni overleed Martin Veltman. Als mede-oprichter van het Initiatiefcomité D'66 was hij betrokken bij de oprichting van de partij. Als directeur van het reclamebureau FHV had Veltman grote invloed op de televisie-uitzendingen van D66.
Op 1 september verliet Louise Groenman de Tweede Kamer. Zij was in 1981 lid geworden van de D66-fractie. Sinds augustus 1994 was zij vice-fractievoorzitter.
Laatst gewijzigd: | 31 maart 2023 11:55 |