Skip to ContentSkip to Navigation
Over ons Actueel Nieuws Nieuwsberichten

Lotgenotencontact niet altijd zinvol voor nabestaanden van zelfmoordplegers

03 oktober 2013

Nabestaanden die de dood door suïcide (zelfmoord) van een naaste verwerken en daarbij lotgenotencontact zoeken, zijn soms slechter af dan degenen die geen lotgenotencontact zoeken. Professionele hulpverleners (huisartsen, GGZ) bevelen contact met lotgenoten geregeld aan omdat men aanneemt dat het een positief effect heeft op de - vaak gecompliceerde - rouwverwerking. Dat blijkt niet altijd het geval. Deze verrassende conclusie trekken onderzoekers Marieke de Groot en Boudewijn Kollen van het Universitair Medisch Centrum Groningen uit hun jarenlange onderzoek naar rouw na suïcide. Zij verrichtten hun onderzoek bij de afdeling Huisartsgeneeskunde en publiceren hun onderzoeksresultaten deze week in het vooraanstaande medische vakblad British Medical Journal.

Personen die zelfmoord plegen of overwegen, zijn doorgaans mensen die emotioneel heftig reageren op tegenslag en een zekere ‘gevoeligheid’ voor suïcidaal gedrag hebben, zo blijkt uit onderzoek. Na een zelfmoord blijkt vaak dat er signalen waren waaruit die gevoeligheid bleek, zelfs al kwam de suïcide voor de omgeving onverwacht. Belangrijke signalen die kunnen wijzen op die gevoeligheid is de neiging tot somberheid en impulsiviteit, een gering probleemoplossend vermogen en in uitersten denken (zwart-wit denken). Uit onderzoek blijkt dat bij nabestaanden van zelfmoordplegers vaker dan gemiddeld deze risicofactoren ook aanwezig zijn. Ook blijkt dat als je deze gevoeligheid hebt, je een grotere kans hebt om een zelfmoord in je directe omgeving mee te maken.

Rouw

Rouw is een proces van aanpassing en zingeving. Dat gaat na een zelfmoord vaak zeer moeizaam. Rouw bestaat grofweg uit twee onderdelen: enerzijds het voelen en ervaren van pijn door het verlies, anderzijds het leven weer oppakken. Rouw na zelfmoord kent ook deze twee pijlers, maar nabestaanden hebben daar bovenop vaak vragen als ‘waarom?’ en ‘wat heb ik verkeerd gedaan?’. Ook thema’s als schuld en schaamte spelen vaak een rol. Nabestaanden krijgen vaak weinig steun uit hun omgeving. Verschillen van inzicht binnen families over deze thema’s maken het verlies lastiger bespreekbaar waardoor familieleden elkaar soms weinig steun kunnen bieden. De rouw bij nabestaanden na een zelfmoord wordt daardoor nog verder bemoeilijkt. Dit kan een reden zijn om lotgenoten op te zoeken; zij hebben hetzelfde meegemaakt en herkennen deze gevoelens.

Gecompliceerde rouw

Van gecompliceerde rouw is sprake als de rouwverschijnselen, die vrijwel iedere nabestaande ervaart, na verloop van tijd niet afnemen in heftigheid en frequentie. De Groot en Kollen geven in hun onderzoek een mogelijke verklaring voor de verhoogde kans op gecompliceerde rouw bij mensen die contact met lotgenoten zoeken na de zelfmoord van een naaste. Het ‘opzoeken’ van de gevoelens die met het verlies samenhangen kan de aanpassing aan het leven zonder de overledene in de weg staan. Te veel nadruk op de gevoelens helpt mogelijk ook niet. Een andere verklaring die zij geven is dat het aanpassingsproces wordt gehinderd door de suïcidegedachten waarmee nabestaanden vaker dan gemiddeld kampen. Immers, mensen die twijfelen of het leven de moeite waard is, zijn waarschijnlijk minder goed in staat om betekenis te geven aan de gebeurtenissen. Voor onderzoekers ligt hier een uitdaging: worden mensen suïcidaal doordat hun rouw gecompliceerd is, of verloopt de rouw gecompliceerd doordat mensen suïcidaal zijn?

Suïcide(pogingen): omvangrijk en kostbaar

Ieder jaar sterven in Nederland zo’n 1700 mensen door zelfmoord. Dat zijn tweeënhalf keer zoveel doden als jaarlijks in het verkeer vallen. Het aantal suïcidepogingen is nóg schrikbarender: 94.000 per jaar (daaronder veel mensen die meerdere pogingen ondernemen). Een op de tien mensen heeft een moment in het leven dat hij aan zelfmoord denkt. Naar schatting gaat het jaarlijks om zo’n 400.000 mensen. Doorgaans zijn deze gedachten van voorbijgaande aard.

Per jaar hebben 15.000 mensen een ziekenhuisbehandeling nodig na een suïcidepoging. Van de mensen die suïcide plegen is ongeveer 45 procent op dat moment in behandeling bij de GGZ en 75 procent heeft ooit een vorm van zorg ontvangen. Dit maakt suïcide(pogingen) tot een kostbaar probleem. Maar de behandeling van mensen met suïcidegedachten en –neigingen ‘kost’ ook hulpverleners veel. Het verplegen en verzorgen van een patiënt na een zelfmoordpoging is vaak internsief. Zeker de behandeling van patiënten die keer op keer hernieuwde pogingen doen vergt veel van hulpverleners.

Lotgenotencontact versus andere vormen van hulp

Onderzoek laat zien dat het trainen van hulpverleners in het herkennen van de gevoeligheid voor suïcide van patiënten en het bespreekbaar maken van suïcidegedachten, kan helpen om beter met dit gedrag van patiënten om te gaan. Dit kan leiden tot een vermindering van het aantal suïcides. Voor beleidsmakers is het van belang zich te realiseren dat lotgenotengroepen voornamelijk bestaan uit vrijwilligers die vaak zonder enige vorm van subsidie mensen helpen die een kwetsbare psychische gezondheid hebben.

Andere vormen van hulp, zoals GGZ-hulp of hulp van de huisarts, hebben geen invloed op de geestelijke gezondheid van deze nabestaanden. Alleen het verstrijken van de tijd geeft de zekerheid dat psychische problemen in de loop van de tijd afnemen, maar acht tot tien jaar na de zelfmoord van een familielid zijn de gevolgen nog meetbaar. Familieleden van mensen die zelfmoord hebben gepleegd zijn vaker dan gemiddeld ‘gevoelig’ voor emotionele ontregeling en suïcidaal gedrag. Waarschijnlijk zoeken juist deze mensen lotgenotencontact en mogelijk werkt dit voor hen juist averechts.

Noot voor de pers

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persvoorlichters van het UMCG, bereikbaar op telefoonnummer (050) 361 22 00

Laatst gewijzigd:13 maart 2020 02:16
View this page in: English

Meer nieuws

  • 26 november 2024

    De angst om te eten

    Renate Neimeijer doet onderzoek naar eetstoornissen bij kinderen en jongeren. Haar lopende onderzoek richt zich op de vermijdende en restrictieve voedselinname stoornis ARFID.

  • 05 november 2024

    Hebben ouders invloed op de roze of grijze bril van hun kinderen?

    Hoe ontstaat een positieve blik eigenlijk? In hoeverre is opvoeding hierbij van belang? En welke rol speelt optimisme eigenlijk in het dagelijks leven van ouders en kinderen? Charlotte Vrijen probeert een antwoord te vinden op deze vragen. Ze doet...

  • 10 september 2024

    Steeds weer de verkeerde

    Julie Karsten onderzoekt hoe ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag de online partnerkeuze van jongeren beïnvloeden. Ze richt zich vooral op de vraag of mensen die eerder ‘dader’ of ‘slachtoffer’ zijn geweest elkaar opzoeken. Door deze...