1289
In Guido's Historia zien we een veel grotere verscheidenheid aan personages — met name vrouwelijke — dan in Homerus' epos. De middeleeuwse Trojaanse oorlog, die een oorlogszuchtig, zelfs ridderlijk, en dus mannelijk universum vertegenwoordigt, kent een belangrijke rol toe aan vrouwen. Zij zijn weliswaar ver verwijderd zijn van het slagveld, maar achter de schermen in het Trojaanse paleis of in het Griekse kamp zijn ze prominent aanwezig en actief. Van de medeplichtigheid van Medea tot de opoffering van Polyxena zijn er dus voortdurend vrouwen aanwezig, van het begin tot het einde van de oorlog.
Dus dient zich de vraag aan: wat is de rol van deze vrouwen in de Trojaanse Oorlog zoals beschreven door Guido? In zijn tekst blijken de vrouwenportretten vaak in dienst te staan van de vertelling en te worden gekenmerkt door lovende woorden van de schrijver over hun schoonheid — wat een bepaalde literaire esthetiek toevoegt aan de verder enigszins droge tekst. Vrouwen staan bovendien in dienst van de dramatische plot en kunnen, bewust of onbewust, de actie laten herstarten. Ten slotte komt Guido’s vrouwenhaat, een erfenis van de late Oudheid en van middeleeuwse geestelijken, duidelijk tot uiting in de ideologische rol die hij de aanwezigheid van vrouwen geeft — in portretten van sommige heldinnen, die elk worden gepresenteerd als een “nieuwe Eva” voorbestemd om mannen te verliezen die worden verteerd door hartstocht. De vrouwenportretten in Guido’s Historia vallen dan ook binnen de criteria voor de ideale schoonheid. In hoofdstuk twee (fol. a8r), wanneer Jason Medea probeert te verleiden om daarna met haar hulp het Gulden Vlies te veroveren, looft hij haar grote schoonheid in de volgende bewoordingen: "Pulchritudinis prerogativa refulges velut rosa punica, quae veris temporis flores caeteros, quos in arvis campestribus sponte natura produxit, suorum titulorum insigniis antecellit!” (Dankzij jouw schoonheid straal jij als een rode roos die door de pracht van haar eigenschappen de overige bloemen overtreft die de natuur in de lente in de velden voortbrengt!) Deze beroemde metafoor van de vrouw die mooi, fris en blozend is als een roos, herinnert aan de hoofse liefde.
Een andere opmerkelijke passage waaruit Guido’s neiging tot vrouwenhaat blijkt, draait om Troilus en Briseis, die een veelbewogen geschiedenis hebben. Troilus is een Trojaanse prins, de jongste zoon van koning Priamus en koningin Hecuba. Briseis is een krijgsgevangen vrouw die door Achilles wordt opgeëist als oorlogsbuit. In sommige versies van de mythe wordt Troilus stapelverliefd op Briseis en wordt hun relatie een kernelement in het verhaal van de Trojaanse Oorlog. Het loopt echter uit op een drama. Achilles, die geïrriteerd is door de acties van Agamemnon, trekt zich terug uit de strijd, wat leidt tot een reeks nederlagen voor de Grieken. Om Achilles tot bedaren te brengen en om hem te bewegen om terug te keren naar het slagveld, stemmen de Griekse leiders ermee in om hem Briseis terug te geven. Deze actie grijpt Troilus zeer aan, hij is kapot van het verlies van zijn geliefde. In Guido’s Historia is Briseis de boosdoener. Guido portretteert haar als sluw en verwijt Troilus dat hij haar vertrouwt. Hij zegt op verwijtende toon tegen hem: “Alle vrouwen zijn grillig. Met het ene huilen ze en met het andere glimlachen ze, en ze zijn wispelturig in de liefde.”
Laatst gewijzigd: | 14 juli 2024 21:14 |