1288

De Historia bevat allerlei toevoegingen die terugvoeren naar haar meest opvallende kenmerk: Guido’s diepgaand pessimisme over het vermogen van de mens om zijn eigen lot te bepalen of zelfs maar te bevatten. In een reeks emotionele klaagzangen, verteld in een eigenzinnige, bijna persoonlijke stijl die in schril contrast staat met de formele stijl waarin historische gebeurtenissen worden verteld, kijkt Guido enkele eeuwen terug in de tijd en beweent hij de triviale fouten en vergissingen die de ondergang van Troje hebben veroorzaakt.  Guido biedt nergens de zekerheid dat God achter de gebeurtenissen in Troje zit. De Historia gaat niet over de rechtvaardige bestraffing van zonden, maar slechts over de nutteloosheid van menselijke plannen en inspanningen. De Trojaanse oorlog is simpelweg te wijten aan de onwetendheid en de zwakte van de menselijke natuur. Geen mens of land is verantwoordelijk, en alle mensen zijn dus feilbaar. Ze dragen oude wonden met zich mee en zijn niet in staat de gevolgen van hun daden te overzien. Guido gaat de pijn van zijn verhaal niet uit de weg door het om te zetten in een allegorie; hij stelt het lijden te boek dat wordt veroorzaakt door echte gebeurtenissen. Zijn Historia erkent het bestaan van een bepaalde wereldorde of groter plan niet — hij erkent geen godheden of zelfs maar historische krachten — alleen de sombere zekerheid dat de situatie alleen maar zal verslechteren. Hij houdt zich alleen bezig met deze wereld en haar bewoners, en wat hij blootlegt, is een zichzelf in stand houdende cyclus van dwaling, wraak en vernietiging waarop de mens geen invloed heeft. Het verhaal van Troje eert geen glorie of heldendom maar tekent met afschuw de vernietiging en nutteloosheid van oorlog op. De Historia is dus geen legende of ridderroman, maar een ongekend soort middeleeuws geschiedverhaal. De toewijding waarmee Guido getuigt van historische feiten gaat ten koste van andere, diepere soorten waarheid. Drie verschillende Middelengelse auteurs doen een poging het basismateriaal van de Historia op een dichterlijke manier tot leven te brengen. Daarbij gaan ze voorbij aan Guido’s serieuze interpretatie van zijn materiaal: het diepgaande pessimisme dat zijn verhaal doorspekt en dat toeneemt naarmate de oorlog zich verder ontvouwt. Deze wanhoop blijft echter niet zonder gevolgen. Ze wordt een belangrijk element in de twee beste gedichten over Troje in het Middelengels, gedichten die de middeleeuwse geschiedenis van Troje voor het overige zeer selectief gebruikt - Troilus and Criseyde van Chaucer en Testament of Cresseid van Henryson.