‘Het vak Nederlands is sterk op de beroepspraktijk gericht’
Hanna Ties, 32 jaar, is docent Nederlands en Studieloopbaanbegeleiding aan het Alfa-college, afdeling uniformberoepen. ‘Je moet op het mbo veel tijd investeren in het opbouwen van een relatie met de student.’
Door: Douwe Wilts
Als ik door mijn wijk loop, zie ik geregeld handhavers rondrijden, al dan niet met stagiair(e)s. Tijdens hun beroepsopleiding krijgen ze Nederlands. Maar hoe zorg je ervoor dat mbo-studenten met het vak Nederlands aan de slag gaan, wat leren ze daar en in hoeverre passen ze die kennis toe in hun werk? Daarover ga ik praten met Hanna Ties.
Waarom ben je Nederlands gaan studeren?
‘Op mijn tweeëntwintigste had ik de pabo afgerond en ik betwijfelde of lesgeven iets voor mij was. Ik heb zelfs gezegd dat ik nooit meer voor de klas zou staan, maar dat is anders gelopen. Ik voelde mij nog te jong om aan de slag te gaan en wilde weten hoe het was om aan de universiteit te studeren. Op de middelbare school was Nederlands mijn lievelingsvak. Ik was dol op lezen. Zo ben ik uiteindelijk op het idee gekomen om Nederlands te studeren.
Dat is een uitstekende keuze geweest. Vooral de vakken over letterkunde en taalbeheersing vond ik zeer interessant. Daarnaast hing er een hele goede sfeer; niet alleen in het contact met mijn medestudenten, maar ook de docenten waren erg benaderbaar. Daarvan heb ik veel geleerd.’
Tegenwoordig ben je docent in het mbo aan het Alfa-college. Hoe ben je daar terechtgekomen?
‘Nadat ik de master had afgerond, besloot ik te onderzoeken of ik misschien toch terug het onderwijs in wilde. Ik ben toen een tijdje les gaan geven op het vmbo en ook nog wel op havo/vwo. Echter, hoe hoger het niveau, hoe meer het ging om pure kennisoverdracht en des te lager het niveau, des te belangrijker werd het opbouwen van een relatie met de student. Dat boeide mij zeer. Toen zag ik een vacature voorbijkomen van het Alfa-college (mbo) en dat bevalt nog steeds heel goed.’
Wat houden je werkzaamheden in?
‘Naast dat ik Nederlands geef, heb ik diverse neventaken. Zo geef ik onder andere het vak Studieloopbaanbegeleiding. Bij dat vak leren studenten zichzelf kennen en breng ik ze studievaardigheden bij, zoals het maken van planningen, het schrijven van samenvattingen en het ontwikkelen van een goede beroepshouding.
Daarnaast geef ik dus Nederlands. Dat is sterk op de beroepspraktijk gericht. Zo zijn mijn studenten op dit moment bezig met rapporteren. Als handhaver kunnen ze later een persoon tegenkomen die aan het wildplassen is, verkeerd parkeert of afval op straat gooit. Die persoon krijgt dan een waarschuwing of een bekeuring en dat moet volgens een vaste procedure worden vastgelegd in het systeem. Het kan namelijk zo zijn dat de overtreder later langskomt met een klacht of een aanvullende vraag.
Verder besteden we aandacht aan spreekvaardigheid. Handhavers moeten op straat hun mannetje staan in gesprekken met verdachten. Ze krijgen daarom het examen “discussie voeren”. Dan krijgen ze van mij een stelling. Daar zoeken ze argumenten voor of tegen en dan moeten ze daarover met elkaar in debat. Die stellingen proberen we te betrekken op hun praktijk als handhaver, bijvoorbeeld: handhavers moeten meer geweldsmiddelen krijgen.
Tot slot is er de laatste tijd veel aandacht voor ontlezing. Daarom hebben we een paar boekenkasten op school. Daar staat werk van Herman Koch in en boeken over bijvoorbeeld Willem Holleeder. Soms laat ik studenten tijdens de les een halfuur lezen en dan is er vaak wel een die zegt: “Ik vond het mooi. Ik ga thuis verder lezen.”’
Wat voor studenten heb je tegenover je?
‘Dat is heel wisselend. De een is zestien en komt net van vmbo-kader en de ander is achttien, heeft de havo afgerond, maar wil graag werken in de handhaving. Ik merk daarbij vooral een verschil tussen niveau 2 (beveiliging) en niveau 3 en 4 (handhaving, toezicht en veiligheid; leidinggeven). Studenten op niveau 2 hebben over het algemeen meer aandacht nodig dan studenten op niveau 3 en 4. Hoe dan ook, als je wil dat studenten voor je aan de slag gaan, zullen ze het nut van Nederlands in moeten zien. Daarom richt ik mij in mijn lessen zoveel mogelijk op de beroepspraktijk.
Daarnaast moeten ze je als docent accepteren en vertrouwen. Dat vertrouwen vergroot ik door interesse te tonen in mijn studenten. Als ik ze tegenkom op de gang, maak ik een praatje en tijdens coachingsgesprekken vraag ik waar ze vandaan komen en welke hobby’s ze hebben.’
Waar komen je studenten terecht en houd je contact met ze?
‘Onze studenten komen bijvoorbeeld terecht bij Staatsbosbeheer om te kijken of de honden wel zijn aangelijnd of als handhavers bij de gemeente of in het openbaar vervoer. We proberen contact te houden met onze oud-studenten. Op die manier zorgen we voor stageplekken voor onze huidige studenten. Daarnaast nodigen we ook geregeld oud-studenten uit die tegenwoordig bij Staatsbosbeheer of in de handhaving werken. Zij geven dan een gastles over hun werk, bijvoorbeeld tijdens het vak Studieloopbaanbegeleiding.’
Welke lessen die je tijdens je studie hebt geleerd, pas je nog steeds toe in de praktijk?
‘Als ik daarover nadenk, komt als eerste de taalbeheersing in mij op. Ik vond het tijdens mijn studie heel interessant om inzicht te krijgen in hoe kinderen en jongeren taal leren. Voor mijn masterscriptie onderzocht ik hoe laaggeletterde moeders naar de geletterdheidsontwikkeling van hun kind keken. Daarbij heb ik veel geleerd over de taalontwikkeling in het puberbrein en die kennis helpt mij om mijn lessen te optimaliseren.
Daarnaast heb ik ook veel gehad aan praktische vaardigheden, zoals het schrijven van een verhaal, het doen van onderzoek en het correct opmaken van de bronvermelding. Die kennis draag ik tijdens de lessen over aan mijn studenten.’
Heb je tips voor huidige studenten Nederlands die net als jij les willen geven op het mbo?
‘Loop een tijdje mee op verschillende niveaus, zoals havo en vwo, maar kijk ook bij het vmbo. Het zijn allemaal puberbreinen, maar het zijn wel heel verschillende typen leerlingen. Onderzoek welke doelgroep het best bij je past. Want ik heb gemerkt dat aansluiting met je doelgroep uiteindelijk cruciaal is voor het plezier in lesgeven.’
Eerder interviewde ik voor deze reeks Boudewijn de Bont . Hij geeft Nederlands aan het Kiem Montessori in Amsterdam en geeft met name les aan vmbo-leerlingen. Net als Boudewijn investeert Hanna veel tijd in het opbouwen en onderhouden van een relatie met haar studenten.
Laatst gewijzigd: | 17 oktober 2023 10:37 |