Verhalen bedenken maakt weerbaar tegen complottheorieën
Wij mensen houden van verhalen. Maar wat als het daarbij om een complottheorie gaat? Dan moet je wel het verschil kunnen zien tussen een verhaal en de werkelijkheid. Daarvoor moet je narratief geletterdheid zijn. En volgens universitair docent Sjoerd-Jeroen Moenandar kun je dat niet vroeg genoeg leren. Het liefst al in het basisonderwijs.

Verhalen zijn zo oud als de mensheid. Als we ergens een verhaal van kunnen maken, hebben we het gevoel dat we het snappen. Maar naast verhalen die ons helpen de wereld te begrijpen, zijn er ook ontwrichtende verhalen. Deze zijn radicaal anders dan de ‘officiële waarheid’ van bijvoorbeeld overheid en onderwijs. En soms is dat ook goed. Alternatieven voor de verhalen die ons door bijvoorbeeld politici, religieuze leiders of de dominante media worden verteld zijn soms hard nodig.
Het lastige is dat er ook veel verhalen zijn die zó verleidelijk klinken, dat wij er heel makkelijk in geloven. In die verhalen lijken alle puzzelstukjes op hun plek te vallen. Bedenkers van complottheorieën maken daar handig gebruik van. Zij houden ons, als een soort worst, sappige verhalen voor waar wij op aanslaan. Het lastige is dat ons brein het lastig vindt onderscheid te maken tussen aan de ene kant een gewoon goed verhaal en aan de andere kant een complottheorie.
Bedenk een complottheorie
Sjoerd-Jeroen Moenandar doceert literatuurwetenschap en onderwijst zijn studenten in storytelling en narratologie, oftewel verhaalkunde. Vast onderdeel van zijn lessen: verzin zelf een complottheorie en bedenk hoe je die de wereld in brengt. Een leuke, maar vooral ook nuttige opdracht. Want door te ontdekken hoe een complot- of samenzweringstheorie ontstaat en is opgebouwd, leren studenten hoe ze deze in het echte leven kunnen herkennen.
Moenandar vertelt met smaak over de zelfbedachte complottheorieën van zijn studenten: ‘Die verhalen beginnen altijd met: “Is het jou wel eens opgevallen dat…”. Op dat zinnetje slaan mensen altijd direct aan. Dan volgt een verhaal dat net niet helemaal compleet is. Deze undernarration geeft de luisteraar ruimte om zelf details in te vullen. Een beetje als in een film. Elke filmregisseur weet dat je niet alles moet uitleggen. Dat geldt ook voor verhalen. Pas wanneer je merkt dat mensen ervoor gaan, kun je steeds meer details in dat verhaal stoppen.’
Braincandy
Moenandar is al zijn hele leven gefascineerd door verhalen. ‘De evolutie gaf ons een brein waarmee we verhalen kunnen maken. Die vaardigheid was ooit cruciaal. Door voorvallen in een bepaald verband te kunnen zien, waren we in staat om op tijd gevaar te herkennen. Daardoor zijn we bijvoorbeeld nog steeds gealarmeerd wanneer wij in onze omgeving zien dat mensen tegen elkaar fluisteren. Ons brein denkt dan al snel: gaat dat over mij? Je ziet een verband.’
Maar diezelfde vaardigheid keert zich ook makkelijk tegen ons, zo leert het volgende verhaal. Stel je loopt op straat en je komt een man tegen met een rode vloeistof aan zijn handen. Iets verderop ligt een groot mes op straat. Nog iets verderop ligt een lijk. Moenandar: ‘Ons brein bouwt uit die afzonderlijke feiten al snel het verhaal dat de man met de rode vloeistof aan zijn handen een moordenaar is. Dat verhaal kan je leven redden als het klopt. Het vergroot dan je overlevingskansen. Maar wat als het níet klopt? Misschien is die man schilder en heeft hij rode verf aan zijn handen, is het mes verloren door een slager en overleed die persoon die op straat ligt aan hartfalen.’
Dit is hoe we functioneren. Ons brein gaat het liefst voor de versie met de moordenaar. Dat verhaal lijkt logisch en maakt je alert; en dat voelt goed. Zo’n verhaal is een soort braincandy: het is makkelijk en lekker, maar niet per se kloppend. ‘Zo kan ook een complottheorie braincandy ons brein zijn.’

Razendsnel
Het herkennen van de aard van verhalen is niet altijd eenvoudig. Moenandar: ‘Mensen die voor complottheorieën vallen, voelen zich over het algemeen sneller aangetrokken door zwart-wit wereldbeelden. Voor hen is het heel aantrekkelijk om tot een verhaal te komen waarin de kwade krachten tegenover de goede krachten staan.’
‘Er is dus sprake van een soort cognitieve vervorming. Alles wordt gezien in extremen. In die zin is narratieve geletterdheid ook een oefening in nuanceren. Daarvoor moet je kritisch naar je eigen verhaal kunnen kijken. En dat vindt niet iedereen makkelijk. Dat lukt ons meestal beter als het om een verhaal van een ander gaat.’
Daar komt bij dat verhalen, nepnieuws en alternatieve feiten zich tegenwoordig razendsnel verspreiden. Moenandar ziet daarin een bedreiging voor de steeds complexere en kwetsbaardere systemen waarmee we over de hele wereld met elkaar verbonden zijn. We krijgen steeds vaker en sneller te maken met verhalen die ontwrichtend kunnen zijn.
Factchecking: de valkuil vermijden
We weten allemaal dat we feiten moeten checken. Moenandar: ‘Zo mag de politie niet zomaar meegaan in het braincandy-verhaal van de man met de rode vloeistof aan zijn handen. Zij moet de feiten controleren: was het bloed, rode verf of iets anders? Die tik op de vingers moet jij jezelf ook kunnen geven. Vooral als je de neiging voelt om heel snel tot een verhaal te komen. Je brein vindt het wel prima zo: er is een goed verhaal, alles klopt en ons brein beloont ons daarvoor met een goed gevoel. En juist dán moet je tegen jezelf zeggen: “Nee, wacht even…Wat gebeurt hier?” Het probleem is dat het bij het zien van verbanden en het checken van feiten om twee vormen van cognitie gaat. En het telkens switchen tussen die twee cognitieve technieken, daar zijn we extreem slecht in.’
Narratieve geletterdheid klinkt ingewikkeld, maar Moenandar benadrukt dat iedereen het kan leren. Het is voor alle leeftijden en alle opleidingsniveaus, omdat het draait om verhalen en iedereen gebruikt verhalen.
Onderwijs in verhalen
Moenandar pleit ervoor jongeren al vroeg op te voeden in narratieve geletterdheid. Bijvoorbeeld in het voortgezet onderwijs met de opdracht: bedenk een goede 1-april grap. Dat kan ook in de vorm van een challenge: wie de hele scholengemeenschap meekrijgt, die heeft gewonnen. Nog liever wil hij lesmethoden die aansluiten bij leeftijd en onderwijsniveau van jongeren: ‘Waar het om gaat is dat kinderen leren dat het heel verleidelijk is om een verhaal te maken waarin ineens alles op z’n plek valt. En dan kan een leraar vervolgens laten zien: kijk, wat je nu doet is een interpretatie geven. Zo leer je kinderen dat als je een verhaal vertelt, je gaat selecteren: dit vertel ik wel, dat vertel ik niet. Zo ontdekken ze dat je niet altijd alle feiten meeneemt in je verhaal. Dat inzicht is narratieve geletterdheid. En als we die ontwikkelen, worden we weerbaar tegen complottheorieën.’
Contact Sjoerd-Jeroen Moenandar
Laatst gewijzigd: | 24 april 2025 16:36 |
Meer nieuws
-
24 maart 2025
RUG 28e in World’s Most International Universities 2025 ranglijst
De Rijksuniversiteit Groningen is door Times Higher Education gerangschikt op de 28e plek in de World’s Most International Universities 2025 ranglijst. Daarmee laat de RUG instellingen als MIT en Harvard achter zich. De 28e plek betekent een stijging...
-
05 maart 2025
Vrouwen in de wetenschap
De RUG viert Internationale Vrouwendag met een bijzondere fotoserie: Vrouwen in de wetenschap.
-
16 december 2024
Jouke de Vries: ‘De universiteit zal wendbaar moeten zijn’
Aan het einde van 2024 blikt collegevoorzitter Jouke de Vries terug op het afgelopen jaar. In de podcast gaat hij in op zijn persoonlijke hoogte- en dieptepunten en kijkt hij vooruit naar de toekomst van de universiteit in financieel moeilijke tijden...