Toekomstige leiders gezocht: beter het Obama-model dan de Rutte-variant
Datum: | 09 januari 2016 |
Auteur: | Janka Stoker, Harry Garretsen |
President Obama hield vannacht zijn laatste State of the Union en pleitte in een gloedvol betoog over de politiek-economische toekomst van de VS. Hij legde daarbij een sterke nadruk op gezamenlijke belangen, de lange termijn, en hoe dat alleen kan als politici binnen en buiten de VS beter weten samen te werken. Hij besteedde ook ruim aandacht aan zijn eigen falen, daar waar het om de kloof tussen de Democraten en Republikeinen gaat. Maar zijn onverkorte “Yes we can”-houding beschreef vooral een toekomst van de Verenigde Staten, die aantrekkelijk en hoopvol is voor volgende generaties.
Dergelijke elementen maken deel uit van transformationeel leiderschap: dit type leider heeft een duidelijke visie, legt de nadruk op waarden en op overstijgend belang, en inspireert volgers met een wenkend perspectief op de toekomst (zie o.a. Bass, 1985; Burns 1978). Al bij zijn aantreden was volstrekt duidelijk dat Obama voor deze stijl zou kiezen. En ook Bondskanselier Merkel laat zich met name het laatste jaar zien als een leider met visie. Dat was in het begin van haar ambtstermijn wel anders: critici benadrukten toen vooral haar gebrek aan charisma, en haar doorsnee Duitse, gedegen stijl. Maar tijdens de vluchtelingencrisis toonde Merkel zich de meest betrokken en bezielde leider, die juist het gemeenschappelijk belang van een eendrachtig Europa voortdurend beklemtoont en daarmee inmiddels Time persoon van het jaar is geworden. Of Obama en Merkel zelf met deze stijl succesvol zijn is natuurlijk voer voor discussie, zie de kritiek op Merkel die er ook voor de gebeurtenissen in Keulen al was, en zie ook het bepaald niet toegenomen politieke gezag van de VS in binnen- en buitenland in de Obama-jaren.
Waar het los van de leiders van dit moment om gaat is of er anno 2016 een beter alternatief is voor deze vorm van leiderschap waarbij de 'gezamenlijkheid', van links tot rechts, uiteindelijk toch voorop staat. Er wordt in de leiderschapsliteratuur tegenover transformationeel leiderschap een wezenlijk ander type geplaatst, namelijk transactioneel leiderschap. Hierbij benadrukt een leider vooral de uitwisseling met zijn of haar volgers. In organisaties laten deze leiders duidelijk merken wat medewerkers moeten doen om voor hun handelen beloond te worden. In de politiek betekent dit dat leiders vooral het accent leggen op het eigenbelang van de kiezers: geef mij uw stem en in ruil daarvoor verlaag ik voor u de belastingen, regel ik meer blauw op straat, verstrek ik een basisinkomen, of zorg ik voor minder vluchtelingen. Dus geen lonkende vergezichten of een beroep op het algemeen belang, maar gewoon boter bij de vis.
Daarvan hebben we, zeker Europa, recent steeds meer voorbeelden. Zo stelde Mark Rutte dat Nederland de EU 'pragmatisch' zal voorzitten. De Nederlandse minister-president vindt visie zelfs een vies woord: “visie is als de olifant die het uitzicht beneemt”. Net als Obama kon ook Rutte vanaf het begin van zijn aanstelling als premier al getypeerd worden door een duidelijke stijl, maar in zijn geval dus zeer transactioneel. En ook de Britse premier David Cameron leidt bijvoorbeeld, als het om de EU gaat, het Verenigd Koninkrijk op een pragmatische wijze. Deze stijl heeft een Brexit als een zeer denkbare referendumuitkomst, waarbij Cameron niet nalaat te hameren op het feit dat de EU niet voldoende toegevoegde waarde heeft voor het VK en dat de eigenbelangen vooral gewaarborgd moeten worden. The Guardiansuggereerde eerder deze week zelfs dat Europa deze transactionele houding van Cameron met gelijke onderhandelingsmunt zou moeten terugbetalen, door bijvoorbeeld te 'dreigen' dat de EU er bij een Brexit alles aan zou doen om de financiële sector van Londen naar het vasteland over te brengen.
Vier leiders van landen met deels vergelijkbare problemen, die twee totaal verschillende stijlen hanteren. De geschiedenis zal uiteindelijk uitmaken of en zo ja wie van deze vier als 'grote' en succesvolle leider herinnerd zal worden: in elk geval wordt dat voor Amerikaanse presidenten nauwkeurig bijgehouden (zie Stoker & Garretsen, 2015). En als we één les geleerd hebben van al het leiderschapsonderzoek (zie voor een goed overzicht Yukl, 2012), dan is het wel dat de context en hier dus feitelijke politieke en economische omstandigheden bepalen welke stijl effectief is. Dus in principe zouden beide stijlen effectief kunnen zijn. Maar de huidige context laat zich in al deze landen nogal sterk kenmerken door dynamiek en onzekerheid, en juist dan is er behoefte aan leiders die zich wél kenmerken door visie, en een aansprekende boodschap die verder gaat dan een zakelijk beroep op het groeps- of nationale 'eigenbelang'. Zo bezien is vooruitgang uiteindelijk alleen mogelijk als er, in Rutte's termen, voldoende olifanten zijn. Het is wellicht tegen de heersende sentimenten in, maar met alleen pragmatici en politici als veredelde loodgieters redden we het niet op termijn. Dat heeft helemaal niks te maken met linkse of rechtse ideologie, maar is een vurig pleidooi voor leiders die in tijden van verandering meer dan alleen filiaalhouder zijn.
Referenties
Bass, B.M. (1985). Leadership and performance beyond expectations. New York: Free Press.
Burns, J.M. (1978). Leadership. New York: Harper & Row.
Stoker, J. & Garretsen, H. (2015). Eindsprint Obama ontkracht het 'Lame duck'-syndroom. Me Judice, 2 september 2015.
Yukl, G.A. (2012). Leadership in Organizations (8th edition). Upper Saddle River, New Jersey: Prentice Hall.