Jongeren, Corona en Burn-out
Datum: | 16 maart 2021 |
Auteur: | Peter van der Meer |
Zeker sinds de introductie van de coronapandemie, is er een discussie over de jongeren. Jongeren zouden de gevolgen van de (intelligente) lock-down extra sterk voelen. Ze komen niet meer buiten, kunnen leeftijdsgenoten niet meer ontmoeten, kunnen niet naar school en slechts beperkt sporten. Kortom hun sociale leven is ingestort en dat drukt zwaar op hen. Er zijn geluiden van toenemende depressiviteit en andere negatieve mentale gevolgen onder jongeren. Daar staat tegenover dat oudere mensen ook getroffen worden door de coronacrisis. Oude mensen zitten opgesloten in verpleeg- en verzorgingshuizen en kunnen hun eigen kinderen slechts sporadisch zien.
Ook voor mij, man, zestig, alleenstaand, vaste baan, zijn de gevolgen groot. Ook ik ben sterk ingeperkt in activiteit. Ik werk alleen thuis, en heb het afgelopen jaar weinig van mijn hobby's uit kunnen oefenen. Niet zeezeilen omdat op de schepen de anderhalve meter niet in acht kan worden genomen. Geen tripjes naar Berlijn om vrienden te ontmoeten en te genieten van het culturele en culinaire aanbod. En vooral, niet meer kunnen voetballen met vrienden hier in Groningen. Hoogtepuntjes zijn het familiebezoek en af en toe het ontmoeten van vrienden, in (zeer) kleine aantallen.
Als je bovenstaande leest, is er een competitie die zich afspeelt in deze onzekere tijden: de jongeren van de ouderen. Ik heb daar geen éénduidig antwoord op, maar er zijn wel aanwijzingen, ook uit pré-coronatijden, dat de jongeren het zwaarder hebben. Eén aanwijzing is dat jongeren, ook al voor de coronacrisis, vaker burn-outklachten hebben dan ouderen. Bijna één op de vijf jongeren scoorde hoger dan 3,2 op de standaardschaal waarmee burn-outklachten worden gemeten. En dat is veel en meer dan gemiddeld.
Hoe komt het nu dat veel van de jongeren al aan het begin van hun carrière geestelijk uitgeput raken? Voor een deel ligt het aan het werk. De werkdruk in verschillende sectoren is de laatste jaren sterk opgelopen. Veel professionals klagen over een toenemende bureaucratie in met name de (semi-) overheidssectoren, waardoor het werk uit balans is. De werknemers hebben niet het gevoel dat ze goed met deze werkdruk om kunnen gaan. Ze missen daarvoor de nodige autonomie en regelbevoegdheden om met gewone werkdruk om te kunnen gaan. Er zijn hoge taakeisen en minder controlemogelijkheden. Dat wordt ook uitgelegd in het WRR-rapport¹ 'Het betere werk. De nieuwe opdracht ', waar ik het al eens eerder over heb gehad. De jongeren hebben naast een ander probleem, de onzekerheid op de arbeidsmarkt.
In een recent onderzoek hebben we de werkende jongeren in verschillende groepen verdeeld: een groep studenten die naast hun studie nog werken, een groep jongeren die vaste carrièrebanen hebben, dwz een vast contract hebben en een minimum van zestien uur per week werken, en een groep jongeren die minimaal zestien uur per week werken maar via een flexibele constructie. Wat blijkt? Van deze groepen ervaren de flexibele carrière-baners de meeste onzekerheid en deze onzekerheid heeft een sterk effect op een burn-out, ook als we controleren op het risico op verlies van het werk.
Studenten die ook flexibele banen hebben, maken daar niet zo'n punt van. De baan is alleen om de studie te bekostigen, niet om carrière te maken. Maar éénmaal op de arbeidsmarkt betreden, resulteert flexibiliteit in een grotere kans op burn-out. En juist in deze coronatijd zijn de flexibele banen waarin het eerst is gesneden. Mensen op een vast contract hebben veelal nog hun baan, of omdat ze nog 'gewoon' aan het werk kunnen gaan zoals ik, of omdat ze misschien niet meer of veel minder werken, maar nog wel salaris krijgen met behulp van de NOW-regeling. De jongeren die sterk oververtegenwoordigd waren in het flexibele werk profiteren daar niet. En dat naast hun andere problemen, zoals het vinden van een betaalbare woning, aflossing van de studieschuld en andere onzekerheden in onzekere tijden.
Dr. Peter van der Meer (p.h.van.der.meer rug.nl) is werkzaam bij de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit Groningen en doet onderzoek naar Onderwijs en arbeidsmarkt; Geluk, Geluk en de arbeidsmarkt, verdringing op de arbeidsmarkt; flexibiliteit en arbeid (smarkt).