UK & UB, Robbert Coops
IJdelheid is mij niet vreemd. Een zware bekentenis. Maar die eigenschap heeft soms ook goede kanten. Zo bewaarde ik enkele krantenknipsels uit de tijd dat ik als student sociale geografie namens GROS/PSF in de Groningse Universiteitsraad zat. In een tijd dat de universitaire democratie nog in de kinderschoenen stond werd in Groningen vooral druk vergaderd. Tenminste in mijn herinnering. Het Academiegebouw vormde het decor voor plenaire avondvergaderingen; overdag vond commissieoverleg plaats.
Uit de inmiddels vergeelde UK van 18 februari 1976 trof ik grote delen van gevoerde discussies over nieuwbouw van de Universiteitsbibliotheek. Als voorzitter van de commissie ruimtelijke voorzieningen voelde ik mij bij dit onderwerp een hele piet. De keuze lag gevoelig. Drie locaties waren in beeld: de bestaande locatie (Martinuskerk) die moest worden gesloopt om aan nieuwe eisen te voldoen, het Hortusterrein (bij de faculteit der letteren) en De Paddepoel, een gebied dat er toen nog redelijk kaal bij lag. De emoties bij de discussies laaiden – ook volgens verslaggever en volger Reg ten Zijthoff – hoog op. De belangen en reputaties waren net zoals de onderlinge tegenstellingen groot. .
Wat ik mij – zeker na herlezing van de artikelen – herinner is de relatieve onbezorgdheid waarmee standpunten over dit onderwerp werden ingenomen en ook weer verlaten. De kop bij het cynische commentaar in de UK luidde dan ook “De Snip en Snap revue van de universitaire huisvesting”.
Zelf deed ook ik aan dit debat onbekommerd mee. Financiële gegevens waren er mondjesmaat – er was wel een universitaire rapportage maar die was nogal gekleurd –. Wel vormde de berichtgeving in de UK een belangrijke informatiebron en graadmeter. In eerste instantie pleitte ik voor De Paddepoel (dat kwam voor mij goed uit omdat het Geografisch Instituut daar ook resideerde), maar later vond ik toch de Hortuslocatie het beste. Dat ik tijdens de presentatie van de plannen voor de Martinuskerk van architect Herman Hertzberger publiekelijk door hem te kakken werd gezet, speelde vast in mijn overwegingen een rol.
Het zal geen verbazing wekken dat “we” er zo niet uitkwamen. Er werd belet gevraagd bij staatssecretaris Klein van Wetenschapsbeleid. Hij zou de knoop moeten doorhakken. Samen met een afvaardiging van het College van Bestuur en de Groningse wethouders Thewis Wits en Max van den Berg reisden wij samen per trein naar Rijswijk. Onderweg zou gesproken worden over een voor beide partijen aanvaardbaar compromis. Dat lukte niet en in Assen stapte beide wethouders op en uit. Het gesprek met de staatssecretaris had daarna nul en generlei waarde. De boodschap was helder: kom er eerst maar eens zelf uit (en daarbij speelden ook grote financiële tekorten op zijn begroting; kwam dat even goed uit!).
Uiteindelijk bleef de UB in de binnenstad. Misschien maar goed ook. Maar was die keuze de uitkomst van het democratische proces? De UK was onverbiddelijk kritisch: “Iedere universiteit krijgt de vertegenwoordiger die zij verdient”.
Een gevoelige en corrigerende tik op mijn neus. Een lesje nederigheid over mijn eigen rol en functioneren was zeker op zijn plaats. De UK als bezorgde opvoeder.
Laatst gewijzigd: | 04 oktober 2021 16:49 |