Instemmingsrecht
Het College van Bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de Universiteitsraad voor elk te nemen besluit met betrekking tot ten minste de vaststelling of wijziging van:
- het instellingsplan, inclusief de zogenaamde kwaliteitsindicatoren;
NB: Jaarlijks krijgt de raad een tussenbalans van de implementatie van het plan voorgelegd; - de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg en het voorgenomen beleid in het licht van de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling;
- het studentenstatuut;
- het bestuurs- en beheersreglement;
- regels op het gebied van de arbeidsomstandigheden;
- de keuze uit medezeggenschapsstelsels;
- het beleid bij het treffen van voorzieningen voor de financiële ondersteuning van studenten die door bijzondere omstandigheden studievertraging oplopen;
NB: Dit omvat het CUOS-reglement en -advies; - regels voor promotieonderwijs;
- voorzieningen en regels voor de financiële ondersteuning van promotiestudenten uit het profileringsfonds;
- het kiesreglement;
- het bindend studieadvies;
- de hoofdlijnen van de jaarlijkse begroting en wijzigingen in het allocatiemodel;
NB: Het wettelijk instemmingsrecht van de raad terzake van de begroting strekt zich eveneens uit tot eventuele tussentijdse wijzigingen op hoofdlijnen. De raad kan bij de vaststelling van zijn advies beschikken over het schriftelijk gevoelen van de faculteitsraden en dienstraden terzake van de begroting van de bestuurlijke eenheden. Bij de evaluatie van de instemmingsprocedure op 28 januari 2016 heeft de raad het college verzocht om de instemming op de hoofdlijnen van de instellingsbegroting te verbreden. Dit verzoek heeft betrekking op:
- de hoofdlijnen van het interne allocatiemodel (niet alleen de wijzigingen)
- de inzet van de private middelen (niet alleen de algemene inkomsten)
- de hoogte van de grenswaarden voor instemming (nu >500k in het algemeen en >5000k in geval van vastgoed)
NB: Conform afspraak uit 2010 heeft de Universiteitsraad eveneens instemmingsrecht over de norm van het bindend studieadvies (BSA).
Het College van Bestuur behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de Universiteitsraad dat uit en door het personeel is gekozen, voor elk te nemen besluit met betrekking tot aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel in de universiteit, tenzij deze reeds inhoudelijk zijn geregeld in een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift of een collectieve arbeidsovereenkomst of medezeggenschap reeds op andere wijze is uitgeoefend.
NB: De bevoegdheidsverdeling terzake van de door het College van Bestuur voorgenomen besluiten met betrekking tot aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtspositie van het personeel en met betrekking tot reorganisaties (vastgelegd in de RUG Reorganisatiecode) zijn geregeld in een convenant tussen de Raad, het Lokaal Overleg en het College van Bestuur .
Laatst gewijzigd: | 07 maart 2022 15:31 |