1950 - 2000
- Nobelprijs voor Frits Zernike (1953)
- Donald W. Smits en de ZEBRA (1958)
- Het Drie-Complexenplan (1958)
- Nobelprijstragedie (1959)
- Het Qumran Instituut en de Dode Zee-rollen (1961)
- Democratisering (1972)
- Leeuwarder onderwijsexperiment (1980)
- Ritzen-koeriers gebruiken OV-jaarkaart (1990)
- 400 jaar Rechtenfaculteit (1996)
- Ben Feringa's moleculaire motor (1999)
1953: Nobelprijs voor Frits Zernike
In 1953 kreeg de Groningse chemicus Fritz Zernike de Nobelprijs voor de natuurkunde. Chemicus? Jawel, Zernike was van oorsprong chemicus, pas later ging hij de natuurkunde in. Eerst maakte hij ook nog een uitstapje naar de sterrenkunde, als assistent van J.C. Kapteyn. Via mathematische en statistische fysica schoof zijn interesse uiteindelijk naar de verbetering van instrumenten. Hij was een zeer veelzijdig wetenschapper en juist dat maakte hem geschikt voor het ontwikkelen van instrumenten, want hij begreep als geen ander wat er echt in het apparaat gebeurde. Een van de vele instrumenten die hij ontwikkelde was de fasecontrastmicroscoop, waarmee voor het eerst details zichtbaar kon worden gemaakt zoals het delingsproces in celkernen. Dit hoogstandje, eerst theoretisch helemaal uitgewerkt en vervolgens daadwerkelijk gebouwd, leverde Zernike de Nobelprijs op. Het bioscoopjournaal (geproduceerd door Polygoon-Profilti) bracht op 1 november 1953 een bezoekje aan de Nobelprijswinnaar.
1958: Donald W. Smits en de ZEBRA
Donald W. Smits was de eerste directeur van het rekencentrum van de RUG en speelde een grote rol als aanjager van de computerisering van de universiteit. In de jaren vijftig deed hij zijn rekenwerk nog bij Niemeyers Tabaksfabriek; daar stond namelijk een tabelleermachine. In 1958 betaalde de universiteit 150.000 gulden voor een eigen rekenwonder. Het werd de ZEBRA (Zeer Eenvoudige Binaire Rekenautomaat). Met maar liefst 32 kb intern geheugen konden 500 berekeningen per seconde worden uitgevoerd. Gegevens moesten via een ponsband worden ingevoerd en wanneer het apparaat aan de slag was, wat vanwege de grote investering dag en nacht doorging, kon men dit buiten horen.
1958: Het Drie-Complexenplan
In 1958 werd voor het eerst een serieus universitair bouwplan op tafel gelegd, het zogenaamde Drie-Complexen-plan. In de toekomst zou de universiteit zich moeten concentreren op de binnenstad (rondom het Academiegebouw), het ziekenhuisterrein en een nieuwe locatie buiten de stad, het nog amper ontgonnen Paddepoel. De bètafaculteit had namelijk zoveel ruimte nodig, dat paste nergens in de oude stad. In grote lijnen is dit plan ook gerealiseerd, maar dat ging niet vanzelf. De biologen, die goede grond voor hun hortus nodig hadden, gingen naar Haren. De sterrenkundigen, die in Paddepoel last hadden van het stadslicht, moesten een tijdlang uitwijken naar Roden. Na een lange strijd ging concertzaal De Harmonie in 1972 tegen de vlakte. Als compromis bleef de voorgevel staan. Erachter verrees een nieuw complex voor Rechten en Letteren.
1959: Nobelprijstragedie
Kort na de oorlog had de Amerikaanse chemicus Libby de C14 ouderdomsdatering ontdekt. Hessel de Vries, een leerling van de fysicus Dirk Coster, verbeterde deze methode tot een nauwkeurig en praktisch toepasbare techniek. De invloed die deze techniek op de archeologie heeft gehad rechtvaardigde zeker een Nobelprijs, waar De Vries volgens velen voor in aanmerking zou zijn gekomen. Ware het niet dat hij verliefd werd op zijn secretaresse. Zij wees hem af omdat hij al getrouwd was en zocht een andere baan. De Vries kon dit uiteindelijk niet verkroppen en in 1959 doodde hij eerst haar en daarna zichzelf. Een jaar later kreeg Libby de Nobelprijs.
1961: Het Qumran Instituut en de Dode Zee-rollen
Tussen 1947 en 1956 werden in de grotten rond Qumran bijna duizend manuscripten ontdekt uit de tijd vóór en rond het begin van onze jaartelling. Deze manuscripten, de Dode Zee-rollen, bieden een uniek inkijkje in het ontstaan van wat later de Bijbel is gaan heten en behoren daarmee tot de belangrijkste acheologische vondsten ooit. Sinds haar oprichting in 1961 is het Groningse Qumran Instituut een van de belangrijkste internationale instituten voor onderzoek naar de Dode Zee-rollen en het (vroege) Jodendom. Na de ontdekking van de Dode Zee-rollen kreeg Nederland het recht op de bestudering van het materiaal uit Grot 11, ook wel de ‘Dutch Cave’ genoemd dankzij een grote financiële bijdrage van het KNAW en ZWO. Sindsdien is het Qumran Instituut, dat nu wordt geleid door Professor Mladen Popovic, verantwoordelijk geweest voor de publicatie van de Dode Zee-rollen.
1972: Democratisering
Eind jaren zestig begon de ‘democratisering’ binnen de universiteit. Daarvoor waren de algemene studentenverenigingen de gesprekspartner van universitaire bestuurders, voor zover deze zich überhaupt iets van de mening van studenten aantrokken. In 1968 startte de universiteit met plannen voor een Tussentijdse Bestuursvorm (TBV) als eerste experiment naar democratisering. Dit mondde uit in een soort poldermodel met goede elementen uit het traditionele bestuursmodel en de vernieuwing (door onder andere het benoemen van een student-lid in het dagelijks bestuur). Toen de ‘Wet Universitaire Bestuurshervorming 1970’ (WUB) in werking trad en Groningen een Universiteitsraad kreeg (in 1972), werd het ‘harmoniemodel’ geboren: studenten en personeel kregen zoveel inspraak als binnen een maximaal opgerekte WUB mogelijk was. Dit model kreeg landelijke bekendheid en is nog steeds springlevend, hoewel de Universiteitsraad na de invoering van de wet 'Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie' (MUB, 1997) wel aan invloed inboette.
1980: Leeuwarder onderwijsexperiment
Sinds de sluiting van de universiteit in Franeker in 1811 had Friesland tot 1980 geen universitair onderwijs meer gehad op eigen gebied. In dat jaar leek de tijd rijp voor een algemene faculteit in Leeuwarden, ondanks slechte voorgangsrapporten en bestuursproblemen. Het ging om een samenwerkingsexperiment tussen de Agogische Academie Friesland en de RUG onder de naam Sociaal Hoger Onderwijs Friesland. Er werd echter te vroeg gejuicht: in ditzelfde jaar werden de eerste doctoraalbullen uitgereikt, met desastreuze gevolgen. De kwaliteit van de scripties zou volgens de regionale en landelijke pers zeer onder de maat zijn. Het eindrapport van het voortijdig beëindigde experiment verscheen in 1981 onder de veelzeggende titel 'De tragiek van de goede wil'. Toen door bezuinigingen in het onderwijs ook de financiële steun verdampte, was het pleit beslecht. Op 8 februari 1983 was de opheffing van de universitaire vesting Friesland een feit. Het stimuleren van universitair onderwijs in Friesland blijft echter een streven van de universiteit: in 2011 is gestart met de University Campus Fryslân, een initiatief om een 'kwalitatief hoogstaand en inspirerend academisch netwerk tot stand te brengen'.
1990: Ritzen koeriers gebruiken OV-jaarkaart
Onder leiding van drie ondernemende economiestudenten werd een ingenieus bedrijf opgezet. De OV-jaarkaart voor studenten was net ingevoerd en de drie Groningse studenten bedachten een goedkope manier om een pakketdienst te draaien: laat studenten paketten bezorgen via de trein. Studenten hadden zo werk, en de verstuurder een goedkope dienst. Dit zorgde voor veel media-aandacht, zeker vanwege de Koninklijke bijdrage. Een van de drie jonge ondernemers, opererend onder de schuilnaam Bernardt Jacobs, bleek de zoon van Prinses Margriet te zijn: Prins Bernhard junior.
1996: 400 jaar Rechtenfaculteit
We vieren toch in 2014 het 400 jarig bestaan van de universiteit? Desalniettemin was er in 1996 een korte gedenking van 400 jaar Rechtsgeleerdheid in Groningen. Op 6 juli 1596 verklaarde Mellus Theodorus Brunsema met zijn rede getiteld 'Oratio pro nova juridicae facultatis Groningae Instituta praelectionede' de Rechtenfaculteit van Groningen voor geopend. Hier was behoefte aan, omdat de stad na de reductie van Groningen binnen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een soevereine positie innam. De stad had behoefte aan een eigen opleiding. Veel stelde het projec niet voor, de faculteit bleef een eenmanszaak van Brunsema en ging in 1614 op in de nieuwe universiteit.
1999: Ben Feringa's moleculaire motor
Ben Feringa is sinds 1988 hoogleraar synthetische organische chemie aan de RUG. Als scheikundige ontwerpt en bouwt hij complexe moleculen. Deze moleculen dienen bijvoorbeeld als schakelaars, motortjes, of als katalysatoren. Feringa is de uitvinder van de eerste door licht aangedreven moleculaire motor. In 1999 verwierf zijn groep wereldfaam met het molecuul dat zich onder invloed van licht gedraagt als een soort propellor. Hij ontving in 2004 de NWO Spinozapremie onder andere voor zijn werk aan moleculaire motors en uiterst selectieve katalysatoren.
Laatst gewijzigd: | 30 januari 2024 13:26 |
Meer nieuws
-
16 december 2024
Jouke de Vries: ‘De universiteit zal wendbaar moeten zijn’
Aan het einde van 2024 blikt collegevoorzitter Jouke de Vries terug op het afgelopen jaar. Daarbij gaat hij in op zijn persoonlijke hoogte- en dieptepunten en kijkt hij vooruit naar de toekomst van de universiteit in financieel moeilijke tijden.
-
10 juni 2024
Om een wolkenkrabber heen zwermen
In Makers van de RUG belichten we elke twee weken een onderzoeker die iets concreets heeft ontwikkeld: van zelfgemaakte meetapparatuur voor wetenschappelijk onderzoek tot kleine of grote producten die ons dagelijks leven kunnen veranderen. Zo...