Icy Tea
Het Mont Blanc visioen
Hans Kuné
Ooit, heel lang geleden, kreeg ik de vererende opdracht een software
systeem te bouwen. Natuurlijk geen groot systeem, een klein systeempje maar.
Maar als het klaar zou zijn, zou het in een grote en belangrijke behoefte
voorzien.
Samen met de opdrachtgever stelde ik volgens de onvolprezen
principes van het projectgewijs werken vast wanneer het systeem klaar kon
zijn, wat het eigenlijk precies zou moeten doen en hoe duur het mocht worden.
En vervolgens ging ik aan het werk. Ik maakte een ontwerp en een prototype. En
ik zocht en vond twee programmeurs die het systeem in elkaar zouden gaan
zetten.
Deze twee programmeurs waren (en zijn, hoop ik maar) twee ontzettend
aardige jongens. Ik kon goed met ze opschieten. En ze waren intelligent.
Eentje was er pas afgestudeerd in een ingewikkeld vak, de ander had het
studeren er aan gegeven, maar dat betekende niet dat hij dom was. Eerder, zo
kreeg ik wel eens van hem te horen, dat hij te slim was.
Het eerste dat deze twee jongens mij vertelden, was dat mijn ontwerp wel
aardig was, en mijn prototype ook wel, maar helaas niet echt state of the art.
Ik had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die onze blitse vierde
generatie compiler bood om objectgeoriënteerd te programmeren.
‘Nee’, zei ik, ‘dat klopt. Maar dat is ook niet nodig. Het is een
klein systeempje en het kan ook nog wel op de ouderwetse manier. Het is altijd
riskant om een nieuw concept toe te passen als je dat nog niet in de vingers
hebt. Het moet op tijd klaar.’ Handboek projectmatig werken, pagina 1.
Op dat antwoord waren ze natuurlijk voorbereid. Ze glimlachten, haalden
diep adem en legden me uit welke voordelen het allemaal zou hebben, als we wel
objecten gingen maken. Die zouden we ook voor later te bouwen systemen kunnen
inzetten. En veel van de functies, die in mijn ontwerp op een heel specifieke
manier, toegespitst op het op te lossen probleem, waren gemodelleerd, zouden
generiek kunnen worden gemaakt, zodat de gebruiker een veel flexibeler systeem
zou krijgen. En als de eerste objecten er eenmaal waren, zouden we ook veel
tijdwinst boeken. Waarschijnlijk zou het project zelfs veel sneller gaan, als
we de nieuwe methode toepasten. ‘Wat zeggen we: dat staat wel vast. Die
objectjes maken, dat is een werk van niks. Of liever gezegd: het is heel leuk
werk. Moet je eens zien wat we al hebben.’
Ik zei het al: het waren aardige jongens. Daaronder versta ik onder andere
dat ze niet alleen keihard werkten, maar ook met enorme hartstocht. Ze hadden
al een hele objectstructuur ontworpen en een deel ervan al echt gemaakt. De
meer ingewikkelde objecten, die uit de simpele in elkaar gezet worden, zouden
eigenlijk, och, wat zullen we zeggen, wel over een weekje, twee weekjes
misschien, klaar kunnen zijn.
Dit perspectief noem ik sindsdien het Mont Blanc visioen. Het kan zomaar
ontstaan, bij alle mensen die logisch kunnen denken. Als in een flits worden
ze zich bewust van de innerlijke structuur van het doel waaraan ze werken en
omdat ze die structuur volledig in hun hoofd hebben, lijkt hij heel dichtbij.
Hij is al bijna verwerkelijkt.
Dit is hetzelfde gezichtsbedrog dat de
onervaren bergbeklimmer ook ervaart als hij voor het eerst de schitterende,
zonbeschenen, besneeuwde toppen van de Mont Blanc ziet. Hij denkt dat hij er
al is. Hij kan niet geloven, dat de berg in werkelijkheid nog wel vijftig
kilometer van hem af ligt en dat zich tussen hem en de berg nog een wereld van
peilloos diepe ravijnen, woeste rivieren, ondoordringbare wouden, hongerige
beren en gevaarlijke indianenstammen bevindt.
Ik kan hierover meepraten omdat
ik ook logisch kan denken, onder de indruk kwam van het verhaal van de twee
boys en dacht: ja, ze hebben natuurlijk gelijk, zo moet het en toen de
onheilsvolle woorden uitsprak: ‘Nou ja, OK, laten we het dan zo maar doen.’
Ik zal niet vertellen door wat voor hel we de volgende maanden gegaan zijn.
Wel is het zo, dat ik sindsdien er de morbide hobby op na houd om in de
kranten en de vakliteratuur naar andere slachtoffers van het Mont Blanc
perspectief te zoeken. Af en toe kom je ze tegen. De ingenieurs die de
concernleiding overhaalden nieuw ontworpen - nog ongebouwde - turbines te
gebruiken, die veel zuiniger gewerkt zouden hebben dan die van de
concurrenten, ware het niet dat ze onderweg in een ravijn verdwenen zijn; de
informatiemanager, die het bestuur ervan wist te overtuigen dat alle oude –
niet goed samenwerkende - systemen vervangen konden worden door naadloos in
elkaar passende objecten, die in een database beheerd konden worden, die
onderweg echter door een beer opgevreten is.
Soms loopt het ook nog net goed
af. Dat was met mijn systeempje zo. Het draait nu en je hoort er niemand meer
over hoe moeizaam de bevalling was. Op dit ogenblik trekt de karavaan van het
W3 project naar de top. Door het geraas van de sneeuwstormen heen horen we de
beruchte Siberische tijgers hun nagels scherpen. Maar toch: als u het mij
vraagt, redden ze het. Ik durf daar, als Mont Blanc kenner, zelfs wel een
kratje pils onder te verwedden.
index Pictogram 6