De Kaartenbak
Hans Kuné
a.j.kune@bureau.rug.nl
De universitaire bestuurders doen hun uiterste best om de medewerkers en
studenten van de RUG met zo goed mogelijke voorzieningen van dienst te zijn.
Ook op het gebied van ICT wordt er per jaar voor letterlijk miljoenen
vertimmerd, in de hoop dat de studenten, onderzoekers en docenten hun
mogelijkheden daardoor verruimd zien en in hun studie of in de internationale
strijd om de wetenschappelijke erkenning hun mannetje of vrouwtje kunnen
blijven staan. De vraag die daarbij rijst, is natuurlijk: helpen al die
investeringen ook echt? Hebben de creatieve geesten, waar onze academie het
van moet hebben, er baat bij of slaan al die goedbedoelde voorzieningen de
plank net mis?
Vandaag vertelt Micha Boon wat hij van onze ICT-infrastructuur vindt en wat
hij er zoal mee doet.
Micha Boon is twee jaar lang voorzitter van de VOS-fractie in de
Universiteitsraad geweest. In die tijd is hij voor veel RC-medewerkers een
bekende verschijning geworden, want zijn bijzondere aandacht is altijd
uitgegaan naar de ICT. En als Micha’s bijzondere aandacht ergens naar toe
uitgaat, stapt hij erop af. Zo herinner ik me persoonlijk nog, dat hij hevig
en doordringend aan de bel trok, op het moment dat de nieuwe studenten e-mail
gelanceerd werd.
Dat nieuwe e-mailprogramma was op zich een grote vooruitgang, vond Micha,
maar van de user interface deugde nog niets. Die moest snel verbeterd
worden. Temidden van de technici wees hij precies de punten aan waar studenten
moeite mee zouden hebben. Het gevolg van zijn interventie was, dat er
studentenpanels samengesteld zijn met behulp waarvan de interface zo
systematisch mogelijk doorgelicht is. Desalniettemin is Micha ook vandaag nog
lang niet tevreden over het uiterlijk van de studentenmail. ‘Het is en
blijft een houterig programma, als je het vergelijkt met bijvoorbeeld Hotmail.
Maar goed, ik snap dat wel. Bij Microsoft gooien ze er ik weet niet hoeveel
mensen en geld tegenaan om dat goed te krijgen. Kunnen we natuurlijk ook nooit
tegen op.’
Ontevreden over de manier waarop de RUG met ICT-voorzieningen omgaat is hij
niet.
‘Ik vind dat de RUG het in vergelijking met andere universiteiten
eigenlijk best redelijk doet.’, zegt Micha. ‘Dat komt omdat bij de
implementatie altijd studenten betrokken worden. Op andere universiteiten wil
dat nog wel eens anders zijn. Dan krijg je van die situaties, dat ergens
centraal vastgesteld wordt wat voor speeltjes de gebruikers willen en dan
blijkt later dat die net iets anders willen. Hup, is er weer een paar ton voor
niks geïnvesteerd. Hier gaat natuurlijk ook wel eens iets mis, maar daar
leert iedereen dan van.’
De opbouw van de ELO-W3 projectgroep is in Micha’s ogen een voorbeeld van
die aanpak. Het was wel een weeffoutje dat er in het begin te weinig studenten
bij betrokken waren, maar dat is nog goed gekomen. Maar belangrijk is, dat
binnen de projectorganisatie de invloed van de faculteiten overheersend is. De
faculteiten hebben het in de Stuurgroep voor het zeggen en ook in de
werkgroepen zijn de facultaire contactpersonen overheersend. ‘En dat werkt.
De mensen uit het veld weten nu eenmaal het best wat er moet gebeuren.’
En als je er nu als student naar kijkt en niet als U-Raadslid dat achter de
schermen meedoet? Heb je dan wat aan Nestor en de website?
‘Nou, helaas nog belabberd weinig. Wat Nestor betreft, vind ik het nog
altijd jammer dat er voor Blackboard gekozen is als technisch vehikel. Dat is
en blijft een Amerikaans systeem en Amerikanen geven op een andere manier
onderwijs dan wij gewend zijn. Het voelt dus soms domweg als een harnas aan.
Al geef ik toe: met je docent kom je daar dan wel weer uit. Bij filosofie
bijvoorbeeld is er een docent die gewoon alle studenten teaching assistant-bevoegdheden
gegeven heeft. Dan ben je alweer meer gelijkwaardig. Maar ik denk nu achteraf,
dat de RUG het systeem beter gewoon helemaal zelf had kunnen bouwen. Had de
RUG best gekund. Er lopen hier zoveel goede ICT-ers rond. ProgRESS is
tenslotte ook door de RUG zelf gebouwd. Dat is een systeem waar je nooit
iemand over hoort klagen. Het doet precies wat het moet doen. Perfect. Had met
de Elektronische Leeromgeving ook gekund.
Wat ik ook jammer vind, is dat al die verschillende systemen nog steeds
geen echte eenheid vormen. ProgRESS, de e-mail, Nestor: iedere keer moet je
weer inloggen. Ik snap zo langzamerhand goed waarom het zo ingewikkeld is om
dat rond te krijgen, maar het is een blijft iets dat je studenten niet uit
kunt leggen. En het heeft negatieve effecten. De omgeving is zo gewoon minder
tof. Het lijkt een kleinigheidje, maar dat is het niet.’
Het grootste minpunt is voor Micha echter, dat studenten nog steeds niet
gratis van huis uit op het RUG-netwerk kunnen inloggen.
‘Dat is iets wat ik eigenlijk niet begrijp. De RUG heeft op dit punt geen
beleid ontwikkeld. Twee jaar geleden begonnen we met Nestor. De boodschap: al
het onderwijs gaat van die omgeving gebruik maken. Dan moet je er ook over
nadenken, hoe je de studenten toegang tot Nestor geeft. Dat kan niet door de
hele universiteit vol te stouwen met computers. Dat is veel te duur en dat
werkt ook niet echt, als je als student naar de universiteit toe moet om
Nestor in te kunnen. Het beleid had dus moeten zijn: alle studenten die zelf
een computer hebben, krijgen een betaalbare netwerkverbinding. Klaar. En voor
de studenten zonder computer, houd je natuurlijk ook nog een aantal
computerzalen. Maar zo’n beleidsstuk is er nooit gekomen en dat vind ik echt
kortzichtig.’
Hoe duur is een betaalbare verbinding in jouw ogen?
‘Ik vind dat een kabeltoegang de student vijf euro per maand mag kosten.
Je moet kijken naar het budget studiegebonden kosten. Dat gaat bij de meeste
faculteiten al op aan boeken. Dus kun je geen 25 euro per maand meer vragen
voor zoiets als een computervoorziening. Maar helemaal gratis hoeft ook niet.
Vijf euro. Moet kunnen.’
En de Online Publieks Catalogus van de UB, gebruik je die veel als student?
‘Allemachtig, nou, reken maar. Ik denk dat als je een hiërarchie
opstelt, dat dan eerst de webmail komt en dan de OPC. Daarna pas Nestor. Het
ding werkt ook altijd. Je bestelt een boek, je krijgt een schermpje dat je het
over dertig minuten kunt afhalen, en dan ligt het er, ook als je na vijftien
minuten al komt. En als je de volgende dag komt, ligt het er ook nog. Alleen
vind ik ook hier wel weer van dat het een systeem met een houterig uiterlijk
is. Maar de functionaliteit is zo goed, dat je daar overheen stapt. Zoveel als
je er ook mee kunt. Boeken zoeken, tijdschrift artikelen bekijken, dagbladen.
En al die verschillende manieren van zoeken. Je moet het wel even leren, maar
dan is het ook heel handig.’
Waar zouden we over drie jaar moeten zitten, volgens jou?
‘Nou, in de eerste plaats vind ik dat er nu echt een visie op de werkplek
moet komen. Dan is die over drie jaar wellicht gerealiseerd. Kun je in je
artikel schrijven dat wij er een voorstel voor gaan doen? Kan je opzoeken op vosfractie.nl. Mag wel, hè? Voor de rest denk ik dat de ontwikkelingen nu
een tijdje wat minder spectaculair zullen zijn. Omdat het woord nu niet meer
zo aan de techniek is, maar aan de didactiek. Die moet uitwerken hoe kennis in
de digitale omgeving het best overgedragen kan worden. En dat zal, zo vrees
ik, heel erg langzaam gaan.’