De Groningse Universiteitsbibliotheek doet tegenwoordig ook dienst als
wetenschappelijke uitgeverij, door het internationale elektronisch tijdschrift
Ancient Narrative (AN) te publiceren. Pictogram sprak met de drie partijen
achter dit bijzondere project: Roelf Barkhuis, die het tijdschrift voor de UB
uitgeeft, hoofdredacteur Maaike Zimmerman en bibliothecaris Alex Klugkist,
verantwoordelijke voor de technische infrastructuur achter Ancient Narrative.
Wat is ancient narrative eigenlijk?
Zimmerman: Ik ben werkzaam als wetenschappelijk staflid bij Grieks en
Latijn van de Letterenfaculteit. Mijn specialisme is de antieke roman, een
vorm van fictioneel proza die is opgekomen rond onze jaartelling. Toen begon
er opeens kennelijk een publiek te ontstaan dat geďnteresseerd was in
liefdesromans, avonturenromans en ander fictioneel proza. We weten niet goed
hoe in die tijd de ontvangst van die teksten is geweest, ze zijn in de
literatuurkritiek van de tijd zelf vrijwel genegeerd. Het was misschien wel
een vorm van sub-literatuur: beschaafd amusement voor ontwikkelde lezers.
Die teksten zijn lange tijd als minderwaardig beschouwd, niet interessant,
post-klassiek, maar rond de zestiger jaren is er opeens een opleving van
belangstelling geweest van classici voor deze teksten en nu zijn ze echt een
gerespecteerd onderwerp van studie. Het gaat natuurlijk niet alleen om die
teksten, want inmiddels is daar een heel gebied van verwante verhalende
literatuur omheen gekomen, van de antieke tijd doorlopend tot op heden.
Zo’n klassiek vak, en dan uitkomen met een digitaal tijdschrift?
Zimmerman: Ja, ik denk dat dat nog niet zoveel gebeurt. We hebben het
overigens ook over de receptie in de moderne beeldende kunst van antieke
verhalende teksten, en die illustraties kunnen we dan in onze web-editie ook
mooi in kleur afbeelden.
Verder fungeert ons internet-tijdschrift als een soort prikbord. Als
zodanig wordt de website van het tijdschrift ook heel veel gebruikt en
bezocht. Aankondigingen van conferenties, van nieuwe publicaties, dat loopt
heel leuk. Daar kijkt iedereen naar, dat is dus eigenlijk ook ons medium,
internationaal.
Barkhuis: We zijn niet alleen maar Gronings; Maaike is editor-in-chief
en komt uit Groningen, maar zowel aan de overige redacteuren als aan het
abonnementenbestand kun je zien dat we een behoorlijk internationaal
tijdschrift zijn. Onze redacteuren komen uit Duitsland, Engeland, Schotland en
de Verenigde Staten. We hebben maar weinig abonnementen in Nederland, de
meeste zitten in het buitenland.
Klugkist: AN is ook zo’n beetje het enige forum voor de klassieke
narratologie.
Barkhuis: We zijn zoals dat heet het leading journal in the field:
het platform voor het vakgebied.
Klugkist: Daar kun je trots op zijn, want in de wetenschapsbeoefening
is zo’n tijdschrift een concurrerend element.
Bedient Ancient Narrative een grote wetenschappelijke gemeenschap?
Zimmerman: Het zijn niet alleen classici; ook mensen die zich bezig
houden met vroegchristelijke literatuur en mensen die vanuit de
literatuur-theoretische kant deze teksten willen leren kennen. Ik kan niet
goed schatten hoeveel mensen dat zijn.
Barkhuis: We hebben meer dan honderd abonnementen nu. Je kunt een
abonnement nemen op de internetversie, op de gedrukte versie of op een
combinatie van beide. We hadden in 2000 een beetje verwacht dat iedereen wel
zou kiezen voor de internetversie, maar het aardige is nou eigenlijk dat veel
bibliotheken, ook Amerikaanse, een abonnement nemen op de internetversie plus
de gedrukte versie.
Zimmerman: Blijkbaar wil men in ons vak toch nog steeds de gedrukte
tekst kunnen zien, er in vooruit- en terugbladeren, en er een krabbeltje in
zetten.
Barkhuis: Behalve bewegende beelden en eventuele geluidsfragmenten komt
alles in de gedrukte versie wat ook op het web staat. Op de website is
natuurlijk meer mogelijk dan met de gedrukte tekst. Een van onze auteurs heeft
een artikel geschreven over een moderne film, Pleasantville, waarbij de
filmfragmenten ook op de website te zien zijn. Zo’n internettijdschrift gaat
dus niet alleen maar om elektronica, dat is slechts de basis, maar je kunt er
ook andere, vernieuwende dingen mee doen.
Zimmerman: We hebben een aantal pr-projecten het komende jaar, waar ik
veel van verwacht. We gaan naar de grote American Philological Association
Convention in New Orleans, in januari. Daar zullen wij dus met onze gedrukte
banden staan, en we gaan met een panel lezingen houden waarbij we ook
duidelijk AN centraal stellen. En in de grote hal, waar alle publishers
aanwezig zijn, zullen onze boeken in een AN-stand te koop zijn.
Hoe heeft de UB de functie van uitgever gekregen?
Klugkist: De UB en de faculteitsbibliotheken willen traditiegetrouw een
zo goed mogelijke informatievoorziening voor de universiteit tot stand
brengen. Dat gebeurde dan door informatie aan te schaffen, gedrukt en nu ook
steeds meer elektronisch, en dat te ontsluiten.
Maar het is gebleken dat die diensten eigenlijk niet voldoende zijn om de
hele stroom van informatie in gang te houden. Nu is er een trend, en ik denk
dat dat heel goed is, dat de universiteiten zorgen voor de uitbreiding van hun
rol in die informatieketen. Dus niet alleen het aanschaffen, ontsluiten en
beschikbaar stellen, maar ook het produceren van informatie.
En dat willen we op een aantal manieren doen. Eén manier is self-publishing,
dus dat de universiteit zelf als digitale uitgever optreedt; in die sfeer
liggen de activiteiten om proefschriften elektronisch openbaar te maken.
Een alternatief is het co-publishing, waarvan bij AN sprake is. Je
geeft iets uit in samenwerking met een derde. De bibliotheek stelt in het
geval van AN de infrastructuur beschikbaar maar draagt geen financiële risico’s.
Roelf besteedt heel erg veel tijd aan het uitgeven van AN, voor die tijd moet
hij een honorering ontvangen wil dat tijdschrift op de lange duur blijven
bestaan. Dat betekent dat hij dat tijdschrift in de markt zet, en het is te
hopen dat het zo'n succes wordt dat hij die activiteiten kan voortzetten.
Basisvoorwaarde is natuurlijk de wetenschappelijke kwaliteit, en die wordt
verzorgd door Maaike en haar groep.
Wat is het aandeel van de UB in het tijdschrift?
Klugkist: De hele technische santenkraam is goed verzorgd. Verder
willen we graag het label van de universiteit er aan hechten, om naar buiten
toe de garantie te kunnen geven van soliditeit en continuďteit. Dus deze
tripartiete samenwerking: inhoud, universitaire achtergrond en deskundige
vormgeving en marketing moet uiteindelijk leiden tot permanent succes.
Het is een van de projecten die mede gefinancierd worden door SURF. Het
wordt ook beoordeeld op die drie aspecten van samenwerking, en het loopt door
tot het eind van dit jaar. Daarna moet het op eigen kracht verder gaan. Dat
gaat vast en zeker lukken.
Barkhuis: Het is nu al zo dat we alle zogenaamde out-of-pocket-kosten,
al het geld dat we uit moeten geven, al ruim terugverdienen met ons
abonnementsgeld. We lijden geen verlies. Maar om ook alle verborgen
arbeidskosten en dergelijke beloond te laten worden zouden we wel meer
abonnementen nodig hebben. Dat heeft blijkbaar tijd nodig. Het is ook wel
begrijpelijk dat een universiteit niet op stel en sprong een abonnement neemt
op iets nieuws.
Klugkist: We zijn een beetje de dupe van de tijdschriftencrisis. In
universiteiten wereldwijd bestaat de regel dat als je een abonnement neemt, je
een ander abonnement moet opheffen. Het tweede punt is de naamsbekendheid. Er
zijn weinig tijdschriften die in één klap een oplage van honderden krijgen.
Hoe houdt AN het hoofd boven water in de strijd met de grote uitgevers?
Klugkist: Op het gebied van de geesteswetenschappen laten de grote
commerciële uitgevers veel liggen, omdat ze daar zelf niet een interessante
marge in halen. Op het gebied van de medische en exacte wetenschappen ligt dat
anders, en daar zou het veel moeilijker zijn om dit op deze kleine maar hechte
basis te doen.
Er zijn nu internationale initiatieven, zoals SPARC, om tegenwicht te
vormen tegen de machtspositie die uitgevers in de laatste decennia hebben
opgebouwd. De resultaten zijn positief, maar je kunt niet in een of twee jaar
herstellen wat in tientallen jaren is scheefgegroeid. Het is ook niet de
bedoeling om uitgevers brodeloos te maken, maar wel om de markt een tegenwicht
te bieden waardoor je een gezondere marktsituatie krijgt.
Wat mij aanspreekt bij AN is dat je dan echt als doelstelling hebt
kwalitatief informatie te verstrekken aan een groep wetenschappers. Dat is je
eerste verantwoordelijkheid, en die ligt niet, zoals bij de grote commerciële
uitgevers, bij de aandeelhouders.
>
Het is iets
waar je als universiteit
trots op kunt
zijn. < |
Wat zijn jullie plannen voor de toekomst?
Barkhuis: We zouden heel graag nog meer van dergelijke tijdschriften
uitgeven. Ik hoop binnenkort ook samen met de UB iets te gaan doen op het
gebied van de geschiedenis van de geneeskunde, en met name de geschiedenis van
de Indiase geneeskunde. Ook daar hopen we materiaal van wetenschappelijke
kwaliteit aan de rest van de wereld aan te kunnen bieden via internet.
Maar als er andere belangstellenden zijn binnen de universiteit die ook
graag zelf een tijdschrift zouden willen uitgeven, en aarzelen daarmee naar
een commerciële uitgever te stappen, dan zou ik ze aanraden eens met Alex en
mij te komen praten!
Hoe ziet het abonneebestand eruit?
Barkhuis: Er zijn aardig wat individuele abonnees. Ik schat dat iets
minder dan de helft van de abonnees individueel is. Bij het project MUSE van
Johns Hopkins University zie je ook dat bij klassieke tijdschriften de helft
van het aantal abonnees nog bestaat uit particulieren. Een particulier
abonnement is dan ook natuurlijk een flink stuk goedkoper dan een
instellingsabonnement.
Klugkist: AN is op zichzelf betaalbaar, als specialist kun je dat wel
opbrengen. In tegenstelling tot al die hele dure medische en exacte
tijdschriften; er zijn maar weinig particulieren die dat kunnen betalen.
Zimmerman: Maar ook voor niet-abonnees is een gedeelte van de site vrij
toegankelijk. Dat komt ten dele omdat de Petronian Society Newsletter
in AN is opgegaan. Dat was een nieuwsbrief die werd gerund door Gareth
Schmeling en twee keer per jaar uitkwam, met eerst alleen nieuws op het gebied
van Petronius, maar later al snel ook op het hele gebied van antieke
verhalende teksten. Die nieuwsbrief blijft gratis.
Barkhuis: Abstracts staan op het vrije gedeelte, waarna je onderaan kan
doorklikken naar de full-text in pdf-formaat. Onderaan het abstract staat ook
het e-mailadres van de auteur, en dat is ook een belangrijk deel van de
gedachte achter AN: je kan van gedachten wisselen over een artikel met de
auteur. En als aan het eind van het jaar de definitieve versie van het artikel
verschijnt heeft de auteur ook het recht om zijn eerder gepubliceerde versie
aan te passen naar aanleiding van de reacties die hij of zij heeft ontvangen.
Heeft het tijdschrift toekomst?
Klugkist: We geven nu afleveringen uit, en misschien moeten we dat ooit
loslaten. Dan is een artikel bijvoorbeeld aangeboden, beoordeeld en
geredigeerd, maar dan hoef je niet een paar maanden te wachten tot er een
nieuwe aflevering komt; je zou ze best meteen op het net kunnen plaatsen
zonder dat je je aan die periodieke intervallen hoeft te houden.
Ik schat in dat bij tijdschriften binnen een jaar of vijf dat periodieke
eraf gaat. Het is toch erg afhankelijk van het gedrukte medium. In de
zeventiende eeuw ontstonden de tijdschriften onder andere omdat geleerden het
niet meer aankonden om via persoonlijke correspondentie andere geleerden op de
hoogte te stellen van hun onderzoeksresultaten. Zo is de inhoud van het
tijdschrift eeuwenlang gedicteerd geweest door de productietechniek maar nu
dat niet meer van toepassing is, als straks tijdschriften steeds meer
elektronisch worden, waarom zou je ze dan nog per aflevering uitgeven?
Ook in ons geval: het gedrukte exemplaar krijg je als jaarcumulatie; er is
geen enkele noodzaak om te werken met viermaandelijkse afleveringen. Ik denk
dat dat een trend is die zich de komende tien jaar gaat doorzetten en dat dan
het tijdschrift een elektronisch schrift is geworden, waar het woord tijd
uit kan!
Ik denk dat het tijdschrift sowieso gaat verdwijnen in de huidige
verschijningsvorm, niet alleen qua periodieke verschijning, maar er komen
allerlei andere faciliteiten bij: discussiemogelijkheden, een prikbord voor
conferenties… Dus uiteindelijk krijg je allemaal wetenschapsnetwerken op
discipline of sub-discipline niveau, waarbij artikelen een element zijn maar
waar je als het ware een combinatie krijgt van het huidige tijdschrift en
allerlei websites die er zijn.
Is de continuďteit van AN gewaarborgd?
Zimmerman: Ik heb daar wel over nagedacht. Voorlopig blijf ik het nog
wel even doen, maar ik heb ook wel mijn collega’s hier op het Klassiek
Instituut al eens gepolst, want we zouden natuurlijk toch het liefst willen
dat het vanuit Groningen aangestuurd blijft. Ik heb een collega in Oxford die
dat ook best zou willen doen, maar ik zou het liefst willen dat een Groningse
collega het overneemt.
Klugkist: Het is geenszins de bedoeling om het aan een andere
universiteit over te doen. Ik vind het iets waar je als universiteit trots op
kunt zijn.