Surf pleit voorzichtig maar beslist voor revolutie in de universitaire ICT
Technologische innovatie minder belangrijk, landelijke organisatorische
harmonisatie krijgt voorrang.
Hans Kuné a.j.kune@bureau.rug.nl
SURF, de Stichting waarin de universiteiten en hogescholen van Nederland
samenwerken op het gebied van netwerken en ICT-infrastructuur, zal de komende
jaren de aandacht niet op technologische hoogstandjes leggen, maar op de
inbedding van bestaande technologie in de bedrijfsprocessen van de aangesloten
instellingen. Dat blijkt uit het concept meerjarenplan 2003 – 2006 dat SURF
via haar website openbaar heeft gemaakt
De instellingen van wo en hbo ondervinden – aldus SURF – steeds meer
problemen als gevolg van het feit dat de innovatie van ICT-voorzieningen zo
snel verloopt. Het wordt daarom tijd de blik op de organisaties te richten,
die moeten leren goed met ICT om te gaan, in plaats van op de ICT zelf. En de
allerbelangrijkste les die de instellingen daarbij moeten leren, is dat ze hun
administratieve systemen met elkaar in overeenstemming brengen, zodat
gemeenschappelijke databases mogelijk worden. Zo zou er bijvoorbeeld een
gemeenschappelijk inschrijfsysteem gerealiseerd kunnen worden, dat het leven
van de studenten eenvoudiger maakt en bovendien de organisatorische rompslomp
aan universiteiten vermindert.
De Stichting SURF brengt iedere vier jaar een meerjarenplan uit. Het vorige
plan (1999 – 2002) heette ‘ICT: schudden voor gebruik’. Dat plan stond
voor een belangrijk deel in het teken van de innovatie van SURFnet4, de
netwerkinfrastructuur waar alle universiteiten en hogescholen gebruik van
maken.
In de afgelopen planperiode is op basis van het vorige meerjarenplan
SURFnet 4 succesvol omgebouwd tot SURFnet5, waarmee het Nederlandse Hoger
Onderwijs en overigens ook het Nederlandse bedrijfsleven over een state of the
art netwerkinfrastructuur beschikt, van een hoge capaciteit en met snelle
verbindingen met andere researchnetwerken in Amerika en de rest van de wereld.
Deze innovatie is tot stand gekomen dankzij samenwerking met het
bedrijfsleven en dankzij een welwillende overheid, die in de persoon van
minister Hermans de extra financiën ter beschikking stelde die nodig waren om
Nederland ook op dit terrein in de vaart der volkeren op te stoten.
Wie op grond van dit succes had verwacht dat SURF nu nog verdergaande
plannen voor technologische hoogstandjes zou presenteren, komt echter bedrogen
uit. Het is volgens het nieuwe meerjarenplan van de Stichting – ‘De kern
van de zaak’ gedoopt – nodig om op het gebied van de technologie even een
pas op de plaats te maken en in plaats daarvan een offensief in te zetten, dat
er in moet eindigen dat het Hoger Onderwijs op een meer creatieve en meer
intensieve manier van de gerealiseerde infrastructuur gebruik gaat maken.
In de kern van de zaak staat er in ‘De kern van de zaak’ dus, dat de
instellingen van WO en HBO er nu eindelijk eens mee moeten ophouden zelf alle
automatiseringswielen te blijven uitvinden en dat het tijd wordt dat ze eens
echt gaan samenwerken en hun administratieve toepassingen op elkaar afstemmen
en met elkaar integreren. Alleen: dat soort ronde bewoordingen wordt
natuurlijk niet gebruikt. De boodschap moet in het kader van de lieve vrede
wat diplomatieker worden overgebracht.
Pijlers
Het concept meerjarenplan van SURF steunt op twee pijlers. De eerste pijler
is: binnen de instellingen moeten ICT-toepassingen veel beter dan nu het geval
is met elkaar geïntegreerd worden om de potentiële winst van de snelle
kabels en het internet dat daarover tot ons komt te realiseren. En de tweede
pijler is: zelfs als die integratie binnen instellingen tot stand komt, is er
nog niet genoeg gebeurd, want het is ook nodig om de ICT-toepassingen tussen
instellingen op elkaar af te stemmen en te integreren.
De mensen die de discussies over de inzet van ICT-voorzieningen binnen de
RUG gevolgd hebben, weten dat er vaak over ‘centrale regie’ gesproken
wordt. Daarmee werd tot nu toe bedoeld: laten we toch vooral op universitair
niveau gaan doen, wat op universitair niveau gedaan kan worden en breek de
muren tussen de faculteiten af, voorzover die samenwerking in de weg staan.
Dat is in een aantal opzichten een revolutionaire gedachte. We naderen nu
echter het tijdperk, dat deze gedachte in de kern van de zaak al weer
behoudend geworden is. Als ‘De kern van de zaak’ binnen SURF als beleid
geaccepteerd wordt, zal ‘centrale regie’ gaan betekenen, dat ook de muren
tussen de instellingen geslecht moeten gaan worden, voorzover ze samenwerking
verhinderen.
Prachtig natuurlijk, maar waar gaat dit nu precies over? Wat merkt de
gewone student en de gewone medewerker met zijn laptopje en pc hier nu van? Of
is deze revolutie in de revolutie iets wat hem of haar niet raakt en die
alleen techneuten en bestuurders aangaat?
Een voorbeeldje misschien om te verduidelijken dat het SURF dit keer
precies om de doorsnee gebruiker te doen is. Dat voorbeeldje heet
Elektronische Leeromgeving. De Stichting constateert dat vrijwel alle
instellingen van HO wel in één of andere vorm een Elektronische Leeromgeving
hebben ingevoerd. Ze constateert echter ook, dat er nog vrijwel nergens
optimaal van die omgevingen gebruik gemaakt wordt. Een belangrijke oorzaak
daarvan is, dat de gegevens die in administratieve systemen zitten, nog niet
gestructureerd genoeg doorgegeven worden aan de Elektronische Leeromgevingen
en dat de gegevens die in de Elektronische Leeromgeving gegenereerd worden
door docenten en studenten hun weg niet weten te vinden naar de
administratieve systemen.
Data-uitwisseling
Binnen de RUG is gelukkig veel aandacht besteed aan de uitwisseling van
gegevens tussen de verschillende systemen en als gevolg daarvan leiden – om
maar een voorbeeld te noemen - gegevens over de inschrijving voor cursussen in
het systeem ProGRESS WWW tot de aanmaak van accounts in NESTOR, zoals de
Elektronische Leeromgeving aan de RUG heet.
En niet onbelangrijk in dit opzicht is ook, dat alle studenten ieder jaar
een centraal username en password uitgereikt krijgen, waarmee ze kunnen
inloggen in veel van de systemen die ze nodig hebben: NESTOR, ProGRESS WWW en
de e-mailvoorziening om enkele van die systemen te noemen.
Maar veel verder is de integratie ook aan de RUG tot nu toe nog niet
gekomen. Als studenten van het facultaire netwerk gebruik willen maken, moeten
ze met een afwijkend username en password inloggen; de officiële
studiegidsgegevens staan op internet, maar zijn niet binnen NESTOR te
raadplegen. De RUG beschikt over een uitgebreid roostersysteem (Syllabus plus)
waar veel faculteiten gebruik van maken om cursussen, practica en tentamens te
roosteren. Het zou handig zijn als studenten die gegevens via NESTOR zouden
kunnen zien. Kunnen ze niet. En zo zouden we nog wel even door kunnen gaan met
het opsommen van dingen die voor de student erg handig zouden zijn, maar die
als gevolg van een gebrekkige onderlinge samenhang tussen de systemen helaas
nog niet werken.
En dan praten we er maar niet over, dat de RUG in vergelijking met andere
instellingen van WO of HBO helemaal nog geen slechte beurt maakt. Kortom: de
ICT-diensten die aan studenten aangeboden worden, zijn aan de ene kant erg
goed: studenten kunnen cursusmateriaal gebruiken via Nestor, ze kunnen zich
inschrijven voor cursussen via ProGRESS WWW, ze kunnen hun cijfers inzien en
ze kunnen internetten en e-mailen; maar tegelijk is het ook duidelijk dat er
nog zeer veel werk verzet moet worden, voordat die diensten goed op elkaar
afgestemd zijn en als een logisch geordend geheel aan de studenten aangeboden
worden.
En wat voor studenten geldt, geldt ook voor medewerkers aan de RUG. Hier is
zelfs in het geheel nog niet van integratie sprake.
En daar komt dan nog bovenop, zo stelt de Stichting SURF, dat deze situatie
– zeker voor de student - in de nabije toekomst nog onhoudbaarder wordt. De
harmonisatie van het Hoger Onderwijs in het kader van de Bachelor – Master
structuur zal ongetwijfeld een effect hebben op de geneigdheid van studenten
om ook eens bij andere instellingen rond te neuzen. Daar is die structuur
tenslotte voor bedoeld.
Als semesters en onderwijsblokken qua timing op elkaar afgestemd zijn,
wordt het kunstmatig om niet af en toe stukjes onderwijs van elders te halen,
als dat onderwijs goed in de eigen studie past. Het zou mooi zijn als dat
voorbereid kon worden via de Elektronische Leeromgeving: de student kijkt of
cursus X in Leiden inderdaad levert wat hij nodig heeft. Maar ja: dat kan de
student uit Groningen niet, want NESTOR werkt natuurlijk niet samen met de
Leidse Elektronische Leeromgeving.
Het zou ook mooi zijn, als de Groningse student, nadat hij tot de conclusie
gekomen is dat hij in Rotterdam iets moet (en mag) doen, zich via zijn
Elektronische Leeromgeving in Rotterdam zou kunnen aanmelden. Helaas, zoals
het nu ligt, kunnen we dat helemaal vergeten. Net zoals we wel kunnen
vergeten, dat de studieresultaten die de student elders behaalt automatisch
doorgegeven worden naar Groningen. De student staat immers in Groningen
ingeschreven! En niet in Rotterdam!
En Groningen en Rotterdam en Amsterdam en Utrecht en Leiden en ga zo maar
door: dat zijn allemaal trotse kastelen, die fier tegen elkaar opboksen en op
dit operationele niveau helemaal niets, maar dan ook werkelijk helemaal niets,
met elkaar te doen hebben en voorlopig ook niet met elkaar van doen willen
hebben.
Nek uitsteken
Het is duidelijk: iemand of iets moet zijn nek uitsteken om in een situatie
zoals die hier geschetst is verandering aan te brengen. De Stichting SURF
heeft dat nu gedaan met haar concept meerjarenplan. Dat is een moedige daad,
het kan niet anders gezegd worden. De sfeer binnen het Wetenschappelijk
Onderwijs in Nederland is namelijk buitengewoon sceptisch, als het om
landelijke initiatieven op het gebied van de (administratieve) automatisering
gaat.
En dat is niet alleen een gevolg van de natuurlijke neiging van de
instellingen om zich tegen alle andere instellingen af te zetten, maar ook een
gevolg van de ervaring dat tot nu toe vrijwel alle grootschalige initiatieven
jammerlijk mislukt zijn. Op alle universiteiten in Nederland lopen oude en
wijze automatiseerders rond, wier gegroefde gelaten nog de sporen van de
veldslagen vertonen, waarin de samenwerkings- en integratieprojecten
geëindigd zijn.
Wie een universitair bestuurder de stuipen op het lijf wil jagen (in het
algemeen gesproken helemaal niet zo eenvoudig) moet opperen dat de tijd toch
eigenlijk wel rijp begint te worden voor een nationaal
studenten-inschrijvingssysteem of voor een nationaal identificatie- en
authorisatiesysteem. En in de kern van de zaak is dat wel degelijk, wat er in
‘De kern van de zaak’ gebeurt. Al moet daar wel tegelijk bij gezegd
worden, dat men zich – zoals ik al vermeldde – daarbij wel zeer
voorzichtig uitdrukt. Een citaat ter illustratie van de wijze waarop de
Stichting de deur van deze porseleinkast open probeert te krijgen: