De kaartenbak
Hans Kuné a.j.kune@bureau.rug.nl
De universitaire bestuurders doen hun uiterste best om de wetenschappelijk onderzoekers en docenten met zo goed mogelijke voorzieningen van dienst te zijn. Ook op het gebied van ICT wordt er per jaar voor letterlijk miljoenen vertimmerd, in de hoop dat de onderzoekers en docenten hun mogelijkheden daardoor verruimd zien en in de internationale strijd om de wetenschappelijke erkenning hun mannetje of vrouwtje kunnen blijven staan. De vraag die daarbij rijst, is natuurlijk: helpen al die investeringen ook echt? Hebben de creatieve geesten, waar onze academie het van moet hebben, er baat bij of slaan al die goedbedoelde voorzieningen de plank net mis? De redactie van Pictogram besloot een aantal wetenschappers naar hun ervaringen te vragen. Vandaag vertelt Anton Scheurink, docent dierfysiologie aan de afdeling Biologie van de RUG hoe hij te werk gaat en wat hij in de praktijk met onze ICT-infrastructuur doet.
Anton Scheurink
‘Ik maak heel veel gebruik van de computer, als docent en als onderzoeker, maar een computerfreak ben ik absoluut niet. Het is gewoon zo, dat we hier zo goed als afhankelijk zijn geworden van de snelheid en het gemak dat de computer biedt. Ons werk ziet er heel anders uit dan dat van Paulien Westerman, die de vorige keer aan het woord was in deze rubriek. Wij hebben meetapparaten op onze computers aangesloten, bijvoorbeeld. En zonder computer de goede tijdschriftartikelen opsnorren, ik zou al niet meer weten hoe dat moest. En voor de colleges zijn ze ook enorm handig. Op alle drie die punten kunnen we met de computer veel meer doen, dan vroeger zonder.’
‘Moet je dit bijvoorbeeld eens zien, dat vind ik echt ongelooflijk handig. … (klik, klik) … kijk ik zit nu in de UB, hupsakee, elektronische tijdschriften. Moet je eens even zien wat je dan krijgt voor een lijst. En dat zijn dan alleen nog maar de tijdschriften die met een A beginnen. Ik zal eens even naar het American Journal of Physiology gaan. Nou, alsjeblieft, dat kun je raadplegen van 1997 tot 2001, tot nu dus. Alles wat er in die periode geschreven is in dat tijdschrift is gewoon beschikbaar. Het is een beetje afhankelijk van het soort abonnement dat de RUG afgesloten heeft, maar meestal kun je het artikel zo full text in PDF-opmaak op je scherm krijgen. Dan bekijk je het even, is het wat je nodig hebt, hup, dan print je het uit.
Zie je die planken daar, aan de muur? Ja, waar dat audiospelertje staat ja. Ik heb graag muziek om me heen. Vroeger stond dat vol met mappen met tijdschriftartikelen. Ordner na ordner. Had ik een heel systeem voor verzonnen, om het te ontsluiten. Ben ik helemaal vanaf dankzij deze computer-service. Dat hoef je niet meer te doen. Wordt voor je gedaan. Ideaal vind ik dat.
Ik ben al in tijden niet meer in de bibliotheek hier geweest. Hoef ik niet meer naar toe. Er zijn overigens ook onderzoekers die er nog wel heen gaan, hoor. Die dat toch liever doen. Maar ik vind dit veel plezieriger. Als er keuzes moeten worden gemaakt tussen on line abonnementen en papieren abonnementen, zeg ik altijd, on line alsjeblieft. Dat werkt veel beter en veel sneller.’‘Maar als je met me meegaat naar de kelder zal het je helemaal duidelijk worden, wat de computer voor onze onderzoeksgroep betekent. Wij doen onderzoek naar de effecten van leptine-tekorten op het gedrag van ratten. Leptine is een stofje, dat een rol speelt bij het stoppen van het hongergevoel. Als die stof ontbreekt, blijft het dier hongerig, ook als het gegeten heeft. Dat is één van de oorzaken van vetzucht. We proberen erachter te komen hoe dat precies werkt. Daarom hebben we daar beneden allemaal kooien met ratten staan en daarvan registreren we het gedrag. Vroeger kon dat alleen maar, doordat er iemand bij ging zitten en die turfde dan in tabellen hoe vaak een rat eten nam en hoe groot de porties waren, hoe vaak die bepaalde bewegingen uitvoerde, enzovoorts.
Maar nu werken we met apparaatjes, die deze gegevens voor ons meten en zo de computer invoeren, Die kunnen we dan in Excel, Origin, en dat soort standaardprogramma’s bewerken. Standaardprogrammatuur is overigens iets waar ik sterk voor ben. Alle studenten worden daarin opgeleid. Iedereen kan er mee werken. Je krijgt er goede grafieken mee en je kunt de resultaten via PowerPoint op colleges of congressen presenteren. Alweer: ideaal vind ik dat. Vooral omdat tegenwoordig alles redelijk goed werkt. Je gaat met je laptopje naar de collegezaal, daar hebben we tegenwoordig beamers, je plugt het stekkertje erin, en klaar is Kees.’‘Blackboard is trouwens ook wel een handig programma voor het onderwijs. Ik vind wel dat het er wat te Amerikaans uitziet, maar daar kun je als docent zelf het nodige aan veranderen. Maar je kunt er heel goed je leerstof in kwijt en het is heel plezierig dat de studenten dat dan via internet kunnen bereiken.
De communicatie met studenten via internet vind ik ook leuk. Studenten hier verzinnen bijvoorbeeld vragen over de stof. Die sturen ze je dan toe via e-mail. Als ze goed zijn gebruik ik die vragen in tentamens, dat weten ze, dus ze denken hard na over goede vragen. Perfect vind ik dat. Eigenlijk precies wat je moet hebben.’‘Dus, voor mij geldt, dat ik zeer veel gebruik maak van de aangeleverde ICT-infrastructuur. En niet alleen voor mij geldt dat, maar ook voor veel van mijn collegae. We zouden hier absoluut niet meer zonder kunnen. We hebben bijvoorbeeld ook een programma, waarmee we tekeningen nakijken, die studenten tijdens practica maken. En we hebben programma’s waarmee we dierproeven simuleren, zodat we dierproeven en het daarmee gepaard gaande dierenleed kunnen minimaliseren. Zonder computers werken, kan hier domweg niet meer.’
‘Er is alleen één ding waarvan ik wel eens denk, tja, dat is misschien wel een nadeel. En dat is dat je veel minder rustpunten hebt dan vroeger. Dat turven bijvoorbeeld, met een lijst voor een kooitje . . . dan was je toch een paar uur met werk bezig dat geestelijk rust geeft. Je bent bezig, maar inspannend is het niet. Dat is er tegenwoordig niet meer bij. De computer doet het domme werk, en zelf ben je langer aaneen bezig met de meer inspannende facetten van het werk. Snap je?
Ons werkethos verbiedt het ons dat we de computer laten zoemen en zelf een wandelingetje door het bos gaan maken. Je gaat weer artikelen zitten lezen, onderzoeksaanvragen opstellen, colleges voorbereiden, enzovoorts. Daar zouden we nog eens over na moeten denken, geloof ik, of dat wel goed is. Ik heb wel eens het idee dat mensen eerder overspannen worden dan vroeger. Maar ja, dat is dan toch eigenlijk onze eigen schuld. Voor het gemak dat de computer brengt, heb ik als zodanig alleen maar lof.’
index Pictogram 2