Is de bibliotheek niet meer nodig?

Alex Klugkist, e-mail: a.s.klugkist@ub.rug.nl en
Fred Bosman, e-mail: f.e.bosman@ub.rug.nl

In de wetenschappelijke bibliotheekwereld is eind vorig jaar enige opschudding ontstaan na de publicatie van het trendrapport ‘Werk in uitvoering, informatie- en communicatietechnologie in het Hoger Onderwijs’, van de Wetenschappelijk Technische Raad SURF. Het ging met name om het artikel ‘Wetenschappelijke informatievoorziening’, geschreven door Jan de Vuijst, bijzonder hoogleraar Informatiewetenschap aan de Katholieke Universiteit Brabant, lid van de Wetenschappelijk Technische Raad van SURF, en John Mackenzie Owen, hoogleraar Documentaire Informatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. De auteurs beschrijven een toekomst waarin de wetenschapper als producent van informatie centraal staat en zelf zorgt voor het publiceren van de resultaten van zijn onderzoek. Deze nieuwe situatie in de wetenschappelijke informatievoorziening zou dan in de plaats komen van de traditionele informatieketen auteur-uitgever-bibliotheek-gebruiker. In plaats van een institutionele (op bibliotheken gerichte) aanpak komt een functionele (op de wensen van wetenschappers en studenten gericht) aanpak. Letterlijk zeggen Mackenzie Owen en De Vuijst: "in [dit] vernieuwingsbeleid kan de bibliotheek niet langer centraal staan." Een samenvatting van het artikel wordt hier gevolgd door twee reacties: van de bibliothecaris van de RUG Alex Klugkist en van Fred Bosman, coördinator dienstverlening, voorlichting en studiezalen van de Universiteitsbibliotheek.

Samenvatting van het artikel(1)

Digitale informatievoorziening is tegenwoordig een normale activiteit voor wetenschappelijke bibliotheken. Via het netwerk is de bibliotheek ook doorgedrongen tot de werkplek van de eindgebruiker. Hoewel nog veel werk verzet moet worden - door uitgevers èn universiteiten - om het volume en de veelzijdigheid van digitale informatie te laten groeien, hoeven er technologisch of organisatorisch op dit punt geen belemmeringen meer te zijn.

Tot dusver echter heeft dit alles slechts geleid tot 'hybride bibliotheken': bestaande organisaties en werkwijzen nemen deels digitale vormen aan. De traditionele informatieketen blijft grosso modo intact.

We staan nu voor een veel ingrijpender innovatie, die vooral in Amerika vaste vormen begint aan te nemen: de virtuele bibliotheek. Daarin heeft het wereldwijde netwerk de centrale plaats van de bibliotheek overgenomen. Die laatste is nog maar één van de mogelijke organisaties die de wetenschapper van dienst kunnen zijn. Om optimaal van deze ontwikkeling te profiteren, moet die wetenschapper de vrijheid krijgen om steeds de meest geëigende dienstverlener te kiezen.

Daarmee houdt de innovatie echter niet op. In de nieuwe visie op wetenschappelijke informatievoorziening wordt de keten vervangen door een model waarin de wetenschapper als producent centraal staat. De informatie die hij produceert kan allerlei vormen aannemen: tekstcorpora, dataverzamelingen, simulaties, modellen, beeldmateriaal en teksten. Deze zijn op het netwerk gedistribueerd, zijn op verschillende manieren aan elkaar gekoppeld en kunnen met elkaar interacteren.

Innovatiebeleid zal dan ook gericht moeten zijn op methoden, systemen en diensten die de gebruiker helpen bij het vastleggen van kennis in digitale vorm, het ontwikkelen van nieuwe typen (multimediale, gedistribueerde) informatieobjecten, het integreren van heterogene informatiebronnen, het distribueren van digitale informatie, het zoeken en verkrijgen van informatie via het netwerk, en het archiveren van digitale informatiebronnen voor toekomstige gebruikers.

In zo'n vernieuwingsbeleid kan de bibliotheek niet langer centraal staan.

Commentaar Alex Klugkist

Het is lente en dus zit er verandering in de lucht. Geen geschikter moment om aandacht te besteden aan een nieuwe bestuurlijke visie op de wetenschappelijke informatievoorziening, des te meer wanner het om een visie gaat van twee zulke eminente opinievormers als Mackenzie Owen en De Vuijst. De beide auteurs wijzen er met recht en rede op dat allerlei processen ten gevolge van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) aan het veranderen zijn en dat bedrijven zich daardoor grensoverschrijdend gaan opstellen: Albert Heijn gaat bankieren, Shell wordt kruidenier, de giro is Internetprovider. Je kunt deze trend vrij algemeen waarnemen en bijvoorbeeld aanvullen met uitspraken als: de uitgever wordt bibliotheek en de bibliotheek wordt uitgever. Er wordt mee aangegeven dat de samenleving sterk door de ICT wordt beïnvloed, dat bedrijfsprocessen worden getransformeerd en dat bedrijven zich dientengevolge moeten herpositioneren.

Mackenzie Owen en De Vuijst stellen dat er in de nabije toekomst sprake zal zijn van een vergaande innovatie van de wetenschappelijke informatievoorziening en dat dat heel wat gevolgen met zich mee zal brengen voor allen die in de informatiesector werkzaam zijn. Tot zover kan ik de visie van Mackenzie Owen en De Vuijst onderschrijven. Maar daarna wordt mijn waardering voor het stuk en voor de gepresenteerde visie snel minder. Ik zal aangeven waarom.

Enerzijds betogen zij, dat de rol van informatieprofessionals steeds kleiner zal worden, omdat de gebruiker "zelf op zoek gaat in de digitale informatieruimte". Anderzijds voegen zij daar vervolgens als condities direct aan toe dat de eindgebruiker dan wel eerst de noodzakelijke vaardigheden moet aanleren. Er moeten bovendien betere hulpmiddelen komen om de informatieruimte te structureren en doorzoekbaar te maken. Bovendien moeten strategieën worden ontwikkeld voor het ondersteunen van de informatiegebruikers.

Mij lijken dat nu juist bij uitstek taken van die informatieprofessionals. Hun rol wordt niet kleiner, maar anders. Zij zijn het die moeten zorgen voor het scheppen van goede condities voor hen die op zoek zijn naar informatie. Eigenlijk een vrij klassieke bibliotheektaak, maar dan in een nieuw ICT-jasje.

In het vervolg van hun notitie slaan Mackenzie Owen en De Vuijst een behoorlijk drieste toon aan. Vooral de twee volgende punten vallen mij daarbij op.

Eerst maar de positie van de bibliotheek. "Ergens op het scherm van de werkplek zit de icoon 'informatiebronnen' (onder welke naam dan ook)" schrijven de auteurs in par. 9.4. "Wat is dan nog het belang van een "eigen" bibliotheek?" voegen zij daaraan toe, maar zij weten het antwoord al: aan zo’n lokale bibliotheek is eigenlijk geen behoefte meer. Als toekomstscenario schetsen zij dat bibliotheken hun banden met de universiteiten losser maken en zelfstandige marktpartij worden. Zij moeten als "(filter-) infomediairs" strategische partnerships aangaan met de uitgevers. De uitgever is voor de bibliotheek van de toekomst een belangrijker partner dan de plaatselijke alma mater!!!

Ik denk dat het een misvatting is te denken dat een kennisintensieve organisatie als de universiteit zonder een eigen organisatie kan die voor haar informatie selecteert, verwerft, licentieert, toegankelijk maakt èn toegankelijk houdt. Dat zijn professionele activiteiten die een universiteit zeker niet uit handen moet geven aan een strategische combinatie van uitgevers en verzelfstandigde bibliotheken.

Aan het einde van hun stuk roepen Mackenzie Owen en De Vuijst op tot een nieuwe bestuurlijke visie op de informatievoorziening: die visie moet de wetenschapper kiezen als belangrijkste partij. Terecht: de wetenschappers staan aan het begin en het einde van de informatieketen. Natuurlijk ligt het primaat van de wetenschappelijke informatievoorziening bij hen, maar daarmee is nog niets zinnigs gezegd over hoe dat in de praktijk voor hen georganiseerd moet worden. Dat punt blijft helaas liggen. Zij lijken te denken dat dat automatisch goed zal komen.

Om nog eens terug te komen op het begin van mijn stukje: Albert Heijn gaat bankieren, Shell wordt kruidenier, de giro Internetprovider. Albert Heijn doet er verstandig aan wel kruidenier te blijven en voor Shell wordt het kruidenierschap hopelijk geen core business. En de giro zal toch wel afgerekend blijven worden op haar girale dienstverlening? Waarom zou de universiteit, die informatie als core business heeft, dan niet haar bibliotheek als informatiecentrum behouden? Natuurlijk wel een moderne bibliotheek die met de moderne ontwikkelingen meegaat. Maar om nu te wensen dat ze zo virtueel en "without walls" moet worden als Mackenzie Owen en De Vuijst ons voor ogen stellen?

Commentaar Fred Bosman

Het meest fundamentele bezwaar tegen de visie van Mackenzie Owen en De Vuijst is dat een verondersteld eindbeeld, de louter virtuele bibliotheek, bepaalt wat in het heden persé moet gebeuren. Bepaalde rollen, functies en taakverdelingen in de wetenschappelijke communicatie, hoe succesvol ook vervuld, doen er niet meer toe. Men bouwt niet voort op wat bereikt is. Een geheel ander, los van de werkelijkheid staand scenario moet verdere ontwikkelingen bepalen.

Voor een andere sector heeft Van der Ploeg recent beschreven tot welke desastreuze gevolgen zo’n aanpak leidt (2). Bijvoorbeeld dat kansrijke andere ontwikkelingen de pas worden afgesneden en er storende discrepanties ontstaan tussen feitelijke ontwikkelingen en het door experts gesanctioneerde ‘nieuwe beleid’.

Het eindbeeld, de ‘library without walls’, is omstreden, ook in de VS (3). De discussie gaat niet over de toenemende betekenis van digitale publicaties, wel over de mate waarin en het tempo waarmee deze in de wetenschappelijke communicatie een (overheersende) rol gaan spelen.

De huidige ontwikkelingen wijzen erop dat het meest waarschijnlijke scenario voor de komende jaren er een is waarbij de gebruiker meer en meer met digitale documenten werkt én met gedrukt materiaal. De stroom gedrukte wetenschappelijke publicaties neemt nog steeds toe! Opvallend, passend bij de hybride bibliotheek, is een trend dat met name artikelen steeds meer in zowel gedrukte als digitale versies verschijnen.

Het louter digitale tijdschrift is, in weerwil van de voorspellingen van jaren her, nog altijd een uitzondering. Men kan dat betreuren, feit blijft dat van een beleidsrelevant trendrapport verwacht mag worden dat het kiest voor een meer evolutionair perspectief dat aansluit bij de gedifferentieerde werkelijkheid van vandaag de dag.

Hoe gedifferentieerd die werkelijkheid wel is, blijkt als men nagaat hoe ver de informatie- en communicatietechnologie is doorgedrongen in de informele vergeleken met de formele wetenschappelijke communicatie, welke verschillen er bestaan tussen wetenschapsgebieden en tussen gebruikersgroepen. Dergelijke nuanceringen zijn in het trendrapport helaas niet terug te vinden.

In feite beperken de auteurs zich tot een soort gebruik van (louter) digitale documenten dat maar voor een fractie van alle gebruikers op dit moment mogelijk is. Studenten, geen onbelangrijke categorie gebruikers van wetenschappelijke bibliotheken, komen in het trendrapport in het geheel niet voor.

Het beeld dat de auteurs schetsen van de huidige bibliotheek is er een waarbij institutie en gebouw of organisatie naadloos samenvallen. Dat is volstrekt achterhaald. Door het toepassen van moderne informatie- en communicatiefaciliteiten is, wat ooit één organisatie was, nu een netwerk dat volgens standaarden overal kan leveren wat gewenst wordt.

In zekere zin gooien de auteurs het kind met het badwater weg: ontsluiting van documenten, navigatiemiddelen en alle afspraken die daar internationaal voor zijn gemaakt worden toegepast en onderhouden door specialisten. Een dergelijk professioneel netwerk in één klap terzijde schuiven en vervangen door (nog te maken) intelligent agents, robots en niet nader gespecificeerde ‘gebruikers’ lijkt niet verstandig, om het maar eufemistisch uit te drukken. Wat men zich daarbij moet voorstellen is even onduidelijk als bij het door hen geschetste, licht erotische beeld van documenten die het geheel op eigen houtje met elkaar ‘doen’.

Mackenzie Owen en De Vuijst gaan uit van de veronderstelling dat de traditionele keten van auteur-uitgever-bibliotheek en gebruiker obsoleet is en vervangen wordt door vooral meer rechtstreekse relaties. Deels om die reden moeten middelen die aan bibliotheken werden toegekend om voorzieningen te verbeteren en de hybride bibliotheek verder vorm te geven, nu worden toegekend aan ‘gebruikers’.

Wie dat zijn is niet direct duidelijk. Vast en zeker niet de onderzoeker. Die heeft wel wat beters te doen dan een taak op zich te nemen die in het kader van een rationele arbeidsverdeling feitelijk al eeuwenlang aan specialisten in bibliotheken is toevertrouwd. De uitgeverij zal zich stellig wel snel aanmelden. Gedreven door winstmaximalisatie zal die zich niet de kans laten ontgaan het bibliotheeksysteem, free for all, gesubsidieerd (!) te vervangen door het veel lucratievere pay per view.

In de bestuurlijke samenvatting, die in onmiddellijke zin overigens niet voor rekening van de auteurs komt, staat de consequentie onverbloemd: "de rol van de uitgever blijft het verkopen van kwaliteitsinformatie, maar dan in de vorm van het verkopen van toegang tot delen van collecties die resideren in de wetenschappelijke databases van de instellingen".

Het trendrapport is te weinig gebaseerd op door onderzoek verworven kennis van de wetenschappelijke communicatie. Het op het trendrapport gebaseerde advies schaadt de verdere ontwikkeling van bibliotheekvoorzieningen die nodig is om gebruikers van dienst te zijn met gedrukte én digitale informatiemedia.

Noten:

  1. Wetenschappelijke informatievoorziening : J. de Vuijst en J.S. Mackenzie Owen
    in: Werk in uitvoering, informatie- en communicatietechnologie in het Hoger Onderwijs.
    Deel 2: Onderzoek en visie, p. 231-252. Wetenschappelijk Technische Raad SURF, 1999
  2. De virtuele boer : Jan Douwe van der Ploeg. Assen : Van Gorcum, 1999. Aanwezig in de Universiteitsbibliotheek: aanvraagnummer 40B 8853
  3. Future libraries: dreams, madness & reality : Walt Crawford & Michael Gorman. Chicago : American Library Association, 1995. Aanwezig in de Universiteitsbibliotheek: aanvraagnummer ualg 765S 021 (Algemene Studiezaal) Being analog: creating tomorrow's libraries : Walt Crawford. Chicago : American Library Association, 1999. Aanwezig in de Universiteitsbibliotheek: aanvraagnummer 40B 6881

index Pictogram 2

Begin pagina