Bij de faculteit Rechten oefenen studenten met het
Computerondersteund Onderwijs (COO-) programma OPRecht. Dit programma is bedoeld om te
leren op een systematische manier complexe juridische casus op te lossen. Soortgelijke
casus maken de studenten ook bij het tentamen. Het programma wordt ingezet als aanvulling
op de gebruikelijke hoor- en werkcolleges. De gedachte is dat de extra oefenmogelijkheid
bijdraagt aan het begrip van de studiestof.
Dit artikel gaat over de onderwijskundige kenmerken van het programma en de terugkoppeling
van studenten op het programma.
Programmagegevens
Programmarooster
Programma opzet
Studentenoordeel
Docentenoordeel
Effect
Spannender
Vertakte structuur
Thuis oefenen
Actiever, minder massaal
Relevantie
Het programma OPRecht is het resultaat van een project dat gefinancierd is uit het
Kwaliteit- en Studeerbaarheidsfonds. In het studiejaar 1997-1998 is het ingevoerd bij de
propedeusevakken Algemene Rechtswetenschappen, Strafrecht en Privaatrecht. De docenten van
deze vakken, Peter van der Berg, Hanny Elzinga en Jacomine Wichers hebben het inhoudelijke
oefenmateriaal aangedragen en geschikt gemaakt voor gebruik in OPRecht.
Docenten voeren de casus en de bijbehorende meerkeuzevragen en antwoorden zelf in het
programma in met behulp van de docentmodule van OPRecht. Hiermee kunnen de docenten ook
het oefenmateriaal voor het practicum samenstellen en klaarzetten voor de student in de
vorm van een tutorial: een aantal casus over een bepaald deel van de stof .
De OPRecht tutorials zijn als verplicht wekelijks COO-practicum ingeroosterd.
Voorafgaande aan het eerste COO-practicum worden de studenten hierover ingelicht op de
colleges en is er ook een informatiestencil rondgedeeld.Tijdens het COO-practicum oefent
de student met een aantal casus die in de hoor- en werkcolleges behandeld zijn.
Voor het daaropvolgende studiejaar is op initiatief van Rinse Brink, docent
Rechtsgeschiedenis, voor zijn vak een Internet-variant van OPRecht ontwikkeld. Studenten
die dit vak volgen kunnen thuis op vrijwillige basis met het programma aan de slag
OPRecht heeft op dit moment een lineaire structuur. Dit betekent dat iedere student het
programma, ongeacht welke antwoorden worden aangeklikt, in dezelfde volgorde doorloopt. Na
het aanklikken van een van de antwoordalternatieven verschijnt op het scherm informatie
over het gekozen antwoord. Als het antwoordalternatief fout blijkt te zijn krijgt de
student de melding FOUT. Dit verschijnt helder en duidelijk in het rood in beeld. Daarbij
staat beschreven waarom het antwoord fout is en wat wel de juiste oplossing was. Bij het
juiste antwoord krijgt de student GOED in een groen kader te zien. Ook hier wordt
toegelicht waarom het antwoord goed is. Het is niet mogelijk om vragen over te slaan. Aan
het einde van de tutorial staat het percentage goede antwoorden gegeven aangevuld met de
opmerking of het voldoende of onvoldoende is en het behaalde cijfer. Bij het cijfer is
rekening gehouden met de gokkans van de meerkeuzevragen. Dit betekent dat iemand bij
tweekeuzevragen meer dan de helft goed moet hebben voor een voldoende, aangezien de
gokkans bij tweekeuzevragen 0.5 is.
Inmiddels hebben al meer dan duizend studenten met OPRecht geoefend. Bij een aantal
vakken zijn de ervaringen van de studenten in kaart gebracht. Hiervoor zijn online
vragenlijsten gebruikt. Het invullen ervan vond plaats in de laatste twee weken van het
COO-practicum.
Het merendeel oordeelt positief over OPRecht. Het is leerzaam om met OPRecht te werken als
aanvulling op de hoor- en werkcolleges. De studenten zijn zeer te spreken over de inhoud
van de tutorials die door de docenten ingevoerd is. De feedback van OPRecht vinden de
studenten nuttig. Verder blijkt uit de evaluaties dat de studenten het gevoel hebben dat
het programma er toe leidt dat ze met het extra oefenen een betere tentamenvoorbereiding
hebben. De stof wordt beter bestudeerd en ook het zelfstandig bestuderen van de stof zou
door het programma vergemakkelijkt worden.
Over de keuze tussen oefenen met de computer of oefenen met een tentamenbundel zijn de
studenten het niet eens. Er is in ieder geval bij de evaluatieresultaten die er nu van het
programma zijn geen duidelijke 'winnaar' aan te wijzen. Dit geldt ook voor het alleen of
met z'n tweeën het programma doorlopen. Het argument om alleen te willen werken was vaak
'op het tentamen moet je het ook alleen doen'. Wanneer met z'n tweeën werken als voorkeur
werd aangegeven dan was hier het argument vaak dat je veel van elkaar kunt opsteken.
Veel studenten gaven aan dat ze ook bij andere vakken met een programma zoals OPRecht
willen werken.
Het merendeel van de docenten heeft reeds twee jaar ervaring opgedaan met OPRecht. Het
is interessant na te gaan hoe het gebruik van de docentmodule is bevallen en of het
programma effect heeft op de studentenresultaten.
Het omgaan met de docentmodule was volgens een docent 'kinderspel als je het maar even
doorhad'. Na enige uitleg en oefening bleken alle docenten er goed en prettig mee te
kunnen werken. Op basis van de opgedane ervaringen is de module uitgebreid en aangepast
aan nieuwe wensen van de docenten. Zo is er bijvoorbeeld een printknop bijgekomen waar de
docent zijn ingevoerde tutorials in papierversie kan checken voordat deze aan de
systeembeheerder worden verstuurd.
Over de uitwerking van het programma op de studenten is, naast het hierboven beschreven
studentenoordeel, wel het een en ander te zeggen. Bij de docenten leeft sterk het idee dat
juist de wat ' zwakkere broeders' profijt van het extra oefenmiddel kunnen hebben. De
betere studenten redden het ook wel zonder het programma. Een analyse bij een van de
vakken bevestigt deze gedachte min of meer, maar er zijn geen echte statistische
vergelijkingen met de vroegere situatie gedaan.
De studentassistenten die voor het begeleiden van het COO-practicum waren aangesteld zijn
van mening dat hun aanwezigheid waardevoller geweest zou zijn als ze technisch beter
onderlegd waren. Juist als er iets met de computer was werd er een beroep op hen gedaan.
Het enige dat dan vaak restte was het doorsturen naar de helpdesk. Volgens de
studentassistenten kwamen er weinig inhoudelijke vragen. Over de werking van het programma
kwamen alleen in het begin enkele vragen.
Onder het mom van 'evaluate is not to prove, but to improve' is een aantal suggesties
uit de evaluatie overgenomen op de lijst van verbeterpunten. Dit geldt zowel voor
inhoudelijke suggesties als voor opmerkingen over de zaken er omheen. Inhoudelijk gezien
bleek dat de score aan het eind vaak tot onbegrip leidde. Studenten zouden graag een
uitleg hebben bij hun score. Ook een overzicht van welke type kennis nog onvoldoende
beheerst wordt is wenselijk. Verder zou het programma ook 'spannender' gemaakt kunnen
worden. Deze opmerking sloeg op het terugkerende patroon van casus, vraag, antwoord
aanklikken en doorgaan naar de volgende vraag. Bij de Internet-variant van OPRecht, die in
een later stadium ontwikkeld is, is hier al rekening mee gehouden. In die variant van het
programma wordt de student min of meer onder druk gezet doordat voor het maken van de
tutorials een bepaalde tijdslimiet geldt. Gedurende het afwerken van de tutorial ziet de
student wat hij aan resterende tijd open heeft staan.
Hoewel de feedback als nuttig werd ervaren gaan er wel stemmen op om deze uit te
breiden met studieaanwijzingen. Opgemerkt werd ook dat er nog wel wat aan de opmaak van
het programma gedaan mag worden, zoals kopjes en lettergrootte.
Deze opmerkingen sluiten goed aan bij bestaande plannen om onderwijskundige wijzigingen in
het programma aan te brengen en om de vormgeving verder te verfraaien. Onderwijskundig
gezien wordt er gedacht aan het omzetten van de huidige lineaire structuur in een vertakte
structuur. De huidige ICT en Onderwijstechnologie biedt deze mogelijkheid in tegenstelling
tot een tentamenklapper. Bij een vertakte structuur wordt de moeilijkheidsgraad van de te
maken vragen telkens vastgesteld aan de hand van de al beantwoorde vragen. Dit komt er op
neer dat indien een of meerdere vragen fout beantwoord worden, de vervolgvragen aangepast
worden aan het kennisniveau van de student. Daarnaast ligt er het plan om bij een fout
antwoord iemand terug te sturen naar de vraag om alsnog de kans te geven om het juiste
antwoord te geven. Dit wordt dan medegedeeld in de vorm van: ' dit antwoord is niet goed,
een beknopte reden waarom het niet goed is en de mededeling dat de vraag opnieuw
beantwoord moet worden. Er is hierbij ook aan gedacht om het programma uit te breiden met
studiestof waar de student naar toe kan klikken om het juiste antwoord te vinden.
Suggesties van studenten anders dan van inhoudelijke aard, hadden te maken met het
ingeroosterd practicum. De voorkeur gaat bij de meeste studenten uit naar het thuiswerken
met het programma. Voornaamste reden hiervoor is het delen van de practicumzaal met
andere, vaak ouderejaars, studenten. Hierdoor is het soms moeilijk om direct aan een plek
te komen. Ook is het voor de concentratie niet altijd even bevorderlijk. Een ander
argument om thuis te werken is dat studenten dan niet voor slechts een of twee uur
speciaal naar de faculteit hoeven te komen. Ook deze opmerkingen zijn in lijn met de
ideeën die vanuit de ontwikkelkant in de loop van de tijd zijn ontstaan. Om bovenstaande
redenen is er bij Rechtsgeschiedenis dan ook voor gekozen om een Internet-variant van
OPRecht aan de studenten aan te bieden. Dit programma dat echt onafhankelijk van tijd en
plaats kan worden doorlopen blijkt de studenten goed te bevallen. Dit wordt bevestigd door
het sterk groeiende aantal gebruikers.
Het zinvol inzetten van ICT in het hoger onderwijs heeft te maken met een tweetal vaak
voorkomende kenmerken van het universitaire onderwijs. Dit zijn passiviteit en
massaliteit. In veel gevallen blijken dit knelpunten te zijn die goed en effectief
onderwijs in de weg staan. In het projectenboek van de RUG 'Naar een actieve leeromgeving'
wordt de wens geuit om bij het rechtenonderwijs actievere werkvormen aan te bieden. Met
OPRecht is daartoe een belangrijke stap voorwaarts gedaan. Getuige de plannen die voor de
update van OPRecht in het verschiet liggen kan met zekerheid gezegd worden dat een aantal
vakken een actiever studiemiddel in handen heeft.
Met OPRecht is ook aan het andere kenmerk van universitair onderwijs, de massaliteit,
gewerkt. Door massaal onderwijs is het vaak lastig om in de beschikbare tijd als docent in
te gaan op de gestelde vragen en de gegeven antwoorden van studenten. De ingebouwde
feedback in het programma heeft hier een belangrijke bijdrage geleverd om in ieder geval
voor deze op grote schaal gevolgde vakken een andere manier te kiezen om de studenten
feedback te geven. Een waardevolle verandering die ook de nadelen van massaliteit
tegengaat is het omzetten van het programma in een Internet-variant. Andere studenten die
aan het werk waren in de computerzalen hoeven dan niet meer hun activiteit te staken om
plaats te maken voor het COO-practicum.
Deze evaluatie levert weer meer zicht op hoe studenten oordelen over een COO-programma.
Dit is niet alleen bruikbaar voor het programma zelf, maar zeker ook relevant en bruikbaar
voor het opzetten van nieuwe COO-projecten waar weer vele afwegingen gemaakt moeten worden
over structuur, vraagtypen, feedbackvorm, verplicht of niet verplicht. Het overwegend
positieve oordeel van de studenten heeft ook op de docenten een stimulerende werking. Het
feit dat de studenten het door docenten en ECCOO opgezette programma ervaren als een
serieus, prettig en effectief gereedschap geeft een kick en smaakt naar meer.
Overigens heeft het oefenprogramma OPRecht sinds kort ook landelijke bekendheid gekregen.
Het programma is met succes gepresenteerd op het onlangs gehouden symposium over ICT bij
het Rechtenonderwijs van de Open Universiteit in Heerlen.
Met dit artikel heb ik aan de hand van evaluatiegegevens een indruk willen geven van
het programma OPRecht. Conclusie mag zijn dat inzet van ICT ook bij de studie Rechten het
onderwijs beter, leuker en effectiever kan maken.
Sanne Meeder