Lampje voor de tuinkers
Voor onderhoudende experimenten heb je niet per se een groot laboratorium nodig. Met een blauwe en groene kerstboomlampjes kun je experimenteren met de temperatuur van licht. En ook tuinkers opkweken.
Volgens de Duits-Engelse astronoom William Herschel (1738 – 1822) was de zon een bewoonde planeet. God, zo redeneerde hij, zo nooit de moeite nemen om eerst de zon te scheppen en hem vervolgens onbewoond te laten. De zonnewarmte zou komen van een laag lichtgevende wolken hoog in de zonneatmosfeer. Zonbewoners werden tegen die warmte beschermd door een laag donkere wolken direct daaronder. Zonnevlekken waren volgens Herschel gaten in de bovenste, lichtgevende wolken waardoor we de tweede wolkenlaag konden zien.
Herschel begon zijn vruchtbare carrière als dertienjarige hoboïst in een muziekkorps van het Hannoveriaanse leger tijdens de dertigjarige oorlog. In 1757 deserteerde hij en vertrok hij naar Engeland, waar hij onder meer werkte als dirigent en organist was in Bath, destijds een sjiek kuuroord voor rijkelui en hoge adel. In zijn vrije tijd bouwde hij reusachtige telescopen waarmee hij, geholpen door zijn zuster Caroline, avond na avond de hemel afspeurde. Zo ontdekte hij in 1781 de achteraf gezien wat ongelukkig genaamde planeet Uranus.
Voor zijn zonneonderzoek, in de laatste jaren van de achttiende eeuw, experimenteerde Herschel met gekleurd glas dat hij wilde gebruiken als filter. Zo ontdekte hij dat bij sommige gekleurde glaasjes dan bij andere kleuren. Dat bracht hem op het idee om de eigenschappen van gekleurd licht te onderzoeken. Daarvoor liet hij zonlicht door een prisma schijnen waarna hij van iedere kleur de temperatuur bepaalde. In rood licht bleek de temperatuur hoger dan in blauw licht. Vervolgens deed hij – achteraf gezien – iets geniaals: hij schoof de thermometer nog een stukje verder, opzij van het zichtbare spectrum. De temperatuur bleek nog daar nog hoger dan in het rode licht. Warmtestraling van de zon, zo redeneerde Herschel, is een soort licht. Hij doopte de nieuwe straling “calorische stralen”; tegenwoordig kennen we het als infrarood.
Het is niet zo moeilijk om zelf infrarood waar te nemen. Vorig jaar maakte de BOEM-redactie voor minder dan twee tientjes een eigen IR-webcam (Zie Gluren Door Een Kraslot). Aardige proef: neem de zelfbouw infraroodcamera en richt hem op een gloeilamp die net uit is. De hete gloeidraad (ongeveer 3000 graden Celsius) zendt nog steeds infraroodstraling uit. Zo’n negentig procent van de energie die je in een gloeilamp stopt, wordt uitgezonden als warmte. Belachelijk.
Enter de spaarlamp of, nog interessanter, de ledlamp, verlichtingsvormen die veel minder warmte produceren en dus veel efficiënter zijn. Het licht van ledlampjes heeft over het algemeen een heel beperkt spectrum; het heeft vrijwel één kleur. Van dat verschijnsel kun je slim gebruik maken om enorm efficiënte verlichting te maken voor de plantjes in de huiskamer. Daarvoor moet je weten dat chlorofyl, de stof die planten gebruiken om met behulp van zonlicht CO² om te zetten in suiker, gevoeliger is voor bepaalde kleuren licht. Eenvoudig samengevat: de twee pieken voor de grootste gevoeligheid liggen bij golflengtes van ongeveer 440 nanometer (blauw) en de 650 nanometer (rood).
Neem een snoer met blauwe- en een snoer met rode ledkerstboomlampjes (het is niet echt de tijd voor kerstboomlampjes, zoek op internet), boor in de deksel van een broodtrommel een serie gaatjes om de leds doorheen te steken (ø 5 mm), neem een stuk keukenpapier of watten en een hand vol tuinkerszaadjes.
Laat de zaadjes kiemen onder het rood-blauwe licht. Neem ter controle een vergelijkbare hoeveelheid groene kerstboomlampjes en gebruik die om een tweede portie tuinkers te kweken. Vergelijk na een paar dagen het resultaat.
Als het goed is zijn de groenelampjeszaadjes zielig en bleek, terwijl de blauwrode zaadjes prachtig groene tuinkers opleveren.
Auteur: Ernst Arbouw
Laatst gewijzigd: | 12 april 2021 13:13 |