Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek Groninger Expertisecentrum Taal- en Communicatiestoornissen Centrum voor Dyslexie en Dyscalculie (CDD)

Dyscalculie

Wat is dyscalculie?

Dyscalculie is een leerstoornis die wordt gekenmerkt door hardnekkige problemen met rekenen. Dit uit zich in moeite met het vlot en accuraat ophalen van rekenkennis, zowel van basisfeiten als van procedures (Ruijssenaars, van Luit & van Lieshout, 2006; Van Luit & Mönch, 2020). Dyscalculie wordt vaak vergeleken met dyslexie, maar dan op het gebied van rekenen. Beide vallen onder de categorie 'specifieke leerstoornissen' zoals gedefinieerd in de DSM-V (American Psychiatric Association, 2013). Volgens de DSM-V is een specifieke leerstoornis een neurobiologische aandoening die gekenmerkt wordt door hardnekkige moeilijkheden bij het leren van academische vaardigheden, ondanks een normale intelligentie en adequate onderwijsinstructie. Waar dyslexie zich uit in problemen met lezen en spellen, wordt dyscalculie gekenmerkt door ernstige en aanhoudende moeilijkheden met getalbegrip, numerieke procedures en rekenvaardigheden. Dit onderscheid helpt om de aard van de stoornis beter te begrijpen en de juiste interventies toe te passen, maar er zijn ook gemeenschappelijke neurocognitieve processen. De stoornis beïnvloedt het vermogen om numerieke informatie te verwerken, waardoor basale rekenvaardigheden zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen moeilijkheden opleveren (Van Luit, 2010).

Niet iedere leerling met rekenproblemen heeft dyscalculie. Ernstige rekenproblemen komen ongeveer bij zo’n 10% van de leerlingen voor en dyscalculie komt bij ongeveer 2 á 3% van de leerlingen voor (Van Luit, 2012). Een ernstige rekenachterstand kan diverse oorzaken hebben, zoals onvoldoende instructie, een tekort aan oefening of een algemene leerachterstand. Pas wanneer er sprake is van een hardnekkig probleem dat niet verbetert ondanks intensieve en gestructureerde interventie, kan men spreken van dyscalculie. Dit wordt vastgesteld door een orthopedagoog-generalist of (gz-)psycholoog aan de hand van diagnostisch onderzoek.

Diagnose van dyscalculie

decoratieve afbeelding

Het vaststellen van dyscalculie vereist een zorgvuldig diagnostisch proces dat, afhankelijk van de ontwikkelingsfase en onderwijscontext, aansluit bij de richtlijnen van de Protocollen Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie (ERWD) voor primair onderwijs (van Groenestijn, Borghouts & Janssen, 2011), voortgezet (speciaal) onderwijs (van Groenesteijn, van Dijken & Janson, 2012a), middelbaar beroepsonderwijs (van Groenesteijn, van Dijken & Janson, 2012b) en het Protocol Dyscalculie: Diagnostiek voor Gedragsdeskundigen 3.0 (DDG) (van Luit & Mönch, 2020). Binnen deze protocollen wordt steeds een stapsgewijze benadering gehanteerd om rekenproblemen bij kinderen en (jong)volwassenen te signaleren, analyseren en diagnosticeren.

De diagnostiek van ernstige rekenproblemen en dyscalculie gebeurt in verschillende fasen:

  1. Signalering: Studenten met aanhoudende rekenproblemen worden vroegtijdig opgemerkt door docenten en studiebegeleiders. Dit kan op basis van toetsresultaten, observaties en zelfrapportages van de student.
  2. Didactisch onderzoek: In deze fase wordt gekeken naar de aanpak en strategieën die de student gebruikt bij rekenen. Dit helpt om te bepalen of de rekenproblemen voortkomen uit een gebrek aan instructie of oefening.
  3. Diagnostisch rekenonderzoek: Dit omvat een diepgaande analyse van de rekenvaardigheden, waarbij gebruik wordt gemaakt van gestandaardiseerde tests en kwalitatieve observaties. Hierbij wordt onderzocht in hoeverre de problemen hardnekkig zijn en of zij niet verklaard kunnen worden door andere factoren zoals concentratieproblemen of algemene leerproblemen.
  4. Psychodiagnostisch onderzoek: Wanneer uit het diagnostisch rekenonderzoek blijkt dat de problemen hardnekkig en ernstig zijn, kan een aanvullend specialistisch onderzoek door een deskundige (orthopedagoog of psycholoog) nodig zijn om te beoordelen of er sprake is van dyscalculie.

Om te spreken van dyscalculie, moeten de volgende criteria worden vervuld:

  • Criterium van ernst – De rekenprestaties behoren tot de laagste 10% van leeftijdsgenoten op genormeerde toetsen en vormen een belemmering in het dagelijks leven.
  • Criterium van achterstand – De rekenvaardigheid is significant lager dan verwacht mag worden op basis van de individuele cognitieve ontwikkeling.
  • Criterium van didactische resistentie – De rekenproblemen blijven bestaan ondanks adequate, gestructureerde en langdurige begeleiding.

Door deze gedetailleerde aanpak kan men een zorgvuldige en onderbouwde diagnose stellen en de juiste ondersteuning en begeleiding bieden aan leerlingen en studenten met rekenproblemen.

Kenmerken van dyscalculie

Kinderen en studenten met dyscalculie ervaren moeilijkheden met:

  • Het automatiseren van basisrekenfeiten (bijvoorbeeld 8+5 of 7×6).
  • Getalbegrip en inzicht in rekenprocedures.
  • Het vlot en accuraat tellen, optellen en aftrekken.
  • Het plaatsen van getallen op een getallenlijn.
  • Klokkijken en werken met tijdsindicaties.
  • Visueel-ruimtelijke aspecten van rekenen, zoals meetkunde.
  • Het inschatten van hoeveelheden en verhoudingen.

Daarnaast blijven de problemen vaak bestaan, zelfs wanneer extra ondersteuning wordt geboden. Dit onderscheidt dyscalculie van algemene rekenzwakte.

Behandeling en ondersteuning

Een effectieve behandeling van dyscalculie richt zich op:

  • Gerichte rekeninstructie – Structuur aanbrengen in rekenstrategieën en gebruik van visuele hulpmiddelen.
  • Herhaald oefenen en automatiseren – Gericht oefenen van basisfeiten met behulp van bijvoorbeeld rekenkaarten en softwareprogramma’s.
  • Gebruik van hulpmiddelen – Zoals een rekenmachine, schema’s of geheugensteuntjes.
  • Compensatie en dispensatie – Extra tijd bij toetsen en examens, aangepaste opgaven of het gebruik van hulpmiddelen.

Dyscalculieverklaring en onderwijsaanpassingen

Wanneer een leerling gediagnosticeerd wordt met dyscalculie, kan een dyscalculieverklaring worden afgegeven. Hierin staat welke problemen de leerling ervaart en welke voorzieningen nodig zijn. Denk hierbij aan extra tijd bij toetsen, het gebruik van een rekenmachine of aangepaste instructie. Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs kan de verklaring helpen bij het verkrijgen van vrijstellingen of alternatieve toetsvormen.

In het mbo en hoger onderwijs kan een dyscalculieverklaring eveneens van groot belang zijn. Studenten kunnen aanspraak maken op aangepaste toetsvormen, extra begeleiding en compensatiemaatregelen zoals een verlengde toetstijd of het gebruik van hulpmiddelen, zoals een formulekaart of rekenmachine. In sommige gevallen kunnen studenten vrijstelling krijgen voor bepaalde rekenonderdelen, afhankelijk van de opleiding en de examencommissie. Omdat rekenvaardigheid in veel studies en beroepen een rol speelt, is het belangrijk dat instellingen maatwerkoplossingen bieden om studenten met rekenproblemen en dyscalculie zo goed mogelijk te ondersteunen, zonder afbreuk te doen aan de gestelde eindkwalificaties.

Aanvullende diagnostiek en ondersteuning voor studenten

Bij studenten in het mbo en hoger onderwijs kan aanvullende diagnostiek nodig zijn als zij op latere leeftijd rekenproblemen ervaren. Sommige studenten hebben tijdens hun basisschool- en middelbare schooltijd strategieën ontwikkeld om hun rekenproblemen te compenseren, waardoor pas op een hoger niveau duidelijke moeilijkheden zichtbaar worden. Een uitgebreid, of aanvullend onderzoek door een gespecialiseerde orthopedagoog of psycholoog kan dan nodig zijn om te bepalen of er sprake is van dyscalculie of een andere leerproblematiek. Hoewel dyscalculie een blijvende stoornis is, kunnen gerichte ondersteuning en aanpassingen dan helpen om de impact ervan te minimaliseren en de leerling of student te ondersteunen in zijn of haar leerproces. Echter, zoals eerder gesteld komt niet elke student met rekenproblemen in aanmerking komt voor een officiële verklaring. Zeker als de rekenproblemen zich later manifesteren is het afgeven van een dyscalculieverklaring in sommige geval zelfs niet (meer) mogelijk. Dit laat echter onverlet dat het van belang is dat onderwijsinstellingen vanuit hun zorgverplichting ondersteunend beleid ontwikkelen en hanteren om studenten met zwakke rekenvaardigheden waar mogelijk te helpen hun studiesucces te vergroten.

Literatuur

  • American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). https://doi.org/10.1176/appi.books.9780890425596

  • Groenestijn, M. van, Borghouts, C., & Janssen, C. (2011). Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie BAO SBO SO. Assen: Van Gorcum.

  • Groenestijn, M. van, Dijken, G. van, & Janson, D. (2012a). Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie VO en VSO. Assen: Van Gorcum.

  • Groenestijn, M. van, Dijken, G. van, & Janson, D. (2012b). Protocol Ernstige RekenWiskunde-problemen en Dyscalculie MBO. Assen: Van Gorcum.

  • Luit, J.E.H. van (2010). Dyscalculie, een stoornis die telt. Een bewerking van de rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar ‘Diagnostiek en behandeling van kinderen met dyscalculie’. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk49(11), 448-465.

  • Luit, J.E.H. van, & Mönch, M.E. (2020). Protocol Dyscalculie: Diagnostiek voor Gedragsdeskundigen 3.0 . (3 ed.) Graviant scientific & educational books.

  • Ruijssenaars, A.J.J.M., Luit, J.E.W. van, &, Lieshout, E.C.D.M. van (2006). Rekenproblemen en dyscalculie Rotterdam: Lemniscaat.

Laatst gewijzigd:28 februari 2025 14:00