Skip to ContentSkip to Navigation
Onderwijs De Graduate Schools van de faculteiten Graduate School of Religion, Culture and Society PhD Programme

Gnosticism in Hollywood

From European Academia to American Popular Culture
Promotie:F.K. (Fryderyk) Kwiatkowski, MA
Wanneer:21 december 2023
Aanvang:12:45
Promotors:F.L. (Lautaro) Roig Lanzillotta, Prof, prof. dr. J. handerek
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Religie, Cultuur en Maatschappij
Gnosticism in Hollywood

Gnosticisme in Hollywood

In de twintigste eeuw begonnen westerse intellectuelen steeds vaker het begrip Gnosticisme te betrekken in debatten over de toestand van de moderniteit. Dit onderzoek volgt de historische ontwikkeling van deze discussies, met speciale aandacht voor de overgang van vooroorlogs Europa naar het naoorlogse Amerika, door te kijken naar het werk van drie denkers – Hans Jonas, Carl G. Jung en Eric Voegelin.

De promovendus onderzocht de intellectuele geschiedenis van het concept Gnosticisme in de twintigste-eeuwse Euro-Amerikaanse filosofie, religie en populaire cultuur. Kwiatkowski stelt drie belangrijke argumenten voor, waarbij elk argument voortbouwt op het vorige.

Ten eerste, via een kritische benadering van de historiografie, stellen de hoofdstukken één tot en met vier dat denkers zoals Hans Jonas, Carl G. Jung, Eric Voegelin en Amerikaanse schrijvers die schatplichtig zijn aan hun werk, Gnosticisme gebruikten als een diagnostische categorie om de crisis van de westerse moderniteit te articuleren en nieuwe intellectuele projecten te bedenken om deze te overwinnen.

Vervolgens maakt hoofdstuk vijf gebruik van intertekstualiteit en cognitieve theorieën om essentialisatie en ahistorisatie te omzeilen, twee kernproblemen die de resultaten van de onderzochte projecten van auteurs onhoudbaar maakten in het licht van latere ontwikkelingen in Gnostische studies. Het concludeert dat debatten over Gnosticisme en moderniteit effectief kunnen worden voortgezet binnen het kader van receptiegeschiedenis.

Ten derde, met gebruikmaking van de terminologie van neoformalisme, laten hoofdstukken zes tot en met elf zien dat zeven geselecteerde “mind-game films” waaronder de Matrix trilogie uit het nieuwe millennium in Hollywood bijdroegen aan de debatten door op creatieve wijze de crisis van de westerse cultuur te diagnosticeren en het lens van het Gnosticisme voorstellen om deze te overwinnen.

Al met al draagt dit promotieonderzoek bij aan de vakgebieden geschiedenis van de filosofie, religiewetenschappen en filmstudies door drie kernargumenten te verdedigen: (1) in het twintigste-eeuwse euro-amerikaanse intellectuele discours over de toestand van de moderniteit werd Gnosticisme gebruikt als een diagnostische categorie om de normatieve grenzen van de westerse culturele identiteit opnieuw te definiëren; (2) de debatten kunnen effectief worden voortgezet binnen het methodologische kader van receptiegeschiedenis; (3) de onderzochte mind-game films hebben op een niveau bijgedragen aan het discours over de toestand van de moderniteit, waarbij ze de crisis van de westerse cultuur hebben gediagnosticeerd en het gnosticisme hebben gebruikt als instrument om deze te overwinnen, door middel van audiovisuele artistieke expressiemiddelen.