The cacophony of “empty talk” (kenophōnia) and “newspeak” (kainophōnia)
Promotie: | Mw. C. (Corrie) Hoogerland-van de Pol |
Wanneer: | 06 juli 2023 |
Aanvang: | 14:30 |
Promotors: | prof. dr. G.H. van Kooten, prof. dr. Z.R.W.M. von Martels |
Copromotor: | dr. L. (Liuwe) Westra |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Religie, Cultuur en Maatschappij |
Vincentius en zijn visie op de traditie en exegese van 1 Timoteüs 6:20
Vincentius (ca. 380-450), afkomstig uit Gallo-Romeinse aristocratische kringen, leefde enige tijd als monnik op het Zuid-Franse eiland Lérins. Zijn belangrijke spreuk, dat ‘we in de kerk moeten vasthouden aan wat overal, altijd en door allen geloofd is’, wordt het best begrepen tegen de achtergrond van de destijds actuele discussie over de christologie. Vincentius geeft blijk van verantwoordelijkheidsgevoel voor de eenheid in de kerk. Hij geeft namelijk in zijn Commonitorium (‘Geheugensteun’) een uitleg van de christologie en vult deze aan met Excerpta (‘Uittreksels’) uit geschriften van Augustinus. Tevens streeft Vincentius naar eenheid tussen de Griekssprekende en Latijnsprekende kerken door nieuwe dogmatische formuleringen uit te leggen, zoals homoousios (‘van hetzelfde wezen').
Daarnaast benadrukt Vincentius het belang van het bewaren van de traditie en gebruikt hij 1 Timotheüs 6:20 als argument: ‘Bewaak wat je in bewaring is gegeven, terwijl je ontheiligende nieuwsprekerij vermijdt.’ Deze tekst was oorspronkelijk echter niet gericht tegen nieuwsprekerij, maar tegen leegsprekerij, waarmee onder anderen door Paulus verwezen werd naar het versierend redevoeren van de retorische stroming van de ‘Tweede Sofistiek’. In het Grieks van die tijd klinken de (verschillend geschreven) woorden ‘nieuwsprekerij’, kainofōnia, en ‘leegsprekerij’, kenofōnia, hetzelfde. De Latijnse Bijbelhandschriften vertalen unaniem kenofōnia (leegsprekerij) als vocum novitates (nieuwsprekerij). Deze door Vincentius gebruikte vertaling gaf hem een argument om het invoeren van vernieuwingen in de kerk af te raden, waaruit tevens zijn Romeinse, behoudende mentaliteit blijkt. Deze combineert hij met zijn christelijke identiteit en gebruikt hij om de Niceense theologie (verwoord op het concilie van Nicea in 325), te bewaren.