Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek Graduate School for the Humanities

Redzaamheidslezen

Een studie naar de ontwikkeling van het redzaamheidslezen bij kinderen in groep 3 t/m 6 van het basisonderwijs
Promotie:Dhr. L.J. (Luc) Koning
Wanneer:07 november 2024
Aanvang:14:30
Promotors:prof. dr. W.M. (Wander) Lowie, prof. dr. B.A.M. (Ben) Maassen
Copromotor:dr. H.I. (Hilde) Hacquebord
Waar:Academiegebouw RUG
Faculteit:Letteren
Redzaamheidslezen

Aansporingen om snel te lezen op school niet functioneel

Kinderen die op school aangespoord worden snel te lezen, lezen even snel als de kinderen die niet daartoe worden aangespoord. Dat betekent dat die aansporingen niet functioneel zijn. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Luc Koning.

In het onderwijs is het algemeen gangbaar dat men kinderen aanspoort zo snel mogelijk te lezen.  Kinderen moeten bijvoorbeeld rijen woorden lezen, en met een zandloper wordt bijgehouden hoeveel woorden ze in een halve minuut lezen. Daarna worden ze aangespoord dat te herhalen en steeds sneller te lezen. Er zijn echter twijfels over de functie van het zo snel mogelijk kunnen lezen. Koning onderzocht wat er met kinderen gebeurt als je ze niet aanspoort zo snel mogelijk te lezen (ook wel aangeduid met ‘redzaamheidslezen’.)

Koning: ‘Ruim 60 jaar heeft het onderwijs met betrekking tot het leestempo op het verkeerde paard gewed. Nu blijkt dat er geen verschil in leestempo is tussen kinderen die aangespoord worden snel te lezen en kinderen die die aansporingen niet krijgen. De gewonnen tijd kan beter besteed worden aan tekstbegrip en belevend lezen.’

Koning heeft ook gekeken hoe het minimale leestempo zou moeten zijn, zodat het begrijpend lezen niet belemmerd wordt. Dat is ongeveer 1 woord per seconde - aanzienlijk langzamer dan de norm van het gemiddelde die nu wordt gehanteerd, aldus Koning. Minder aansporen snel te lezen, betekent ook minder druk op de kinderen. Dat heeft echter geen invloed op prestaties op de gebieden van het tekstbegrip en leesmotivatie.

Ook onderzocht Koning de consequenties van deze benadering voor de bepaling van dyslexie. Nu wordt een vermoeden van dyslexie bepaald als kinderen driemaal tot de 10% zwakste lezers hebben behoord. Binnen de visie van het redzaamheidslezen gaat het vooral om de vraag of de leesprestatie belemmerend kan werken bij het leesbegrip. Koning concludeert dat het niet aansporen van kinderen om snel lezen te leren, consequenties heeft voor het dyslexieconstruct.