Adverbs of degree in early West Germanic
Promotie: | L.J. Visser, MA |
Wanneer: | 14 november 2024 |
Aanvang: | 14:30 |
Promotors: | prof. dr. J. Hoeksema, prof. dr. M.B. (Martijn) Wieling |
Waar: | Academiegebouw RUG |
Faculteit: | Letteren |
Meer inzicht in ontwikkeling bijwoorden van graad in middeleeuwen
Het gebruik van bijwoorden is gebonden aan een variatie aan regels en beperkingen die een sterke neiging hebben tot verandering over de tijd. Omdat bestaand onderzoek zich tot nu toe vooral heeft gericht op de moderne talen, gaat promovendus Lourens Visser dieper in op bijwoorden in de middeleeuwse fasen van de Westgermaanse talen (Nederlands, Nederduits, Fries, Hoogduits en Engels). Specifiek richt hij zich op bijwoorden van graad (zoals zeer, uitermate, enigszins of nauwelijks) in deze talen.
Visser beschrijft de gebruikspatronen van bijwoorden van graad, hoe deze over de tijd veranderen en in hoeverre ze beïnvloed kunnen worden door aangrenzende talen waarmee ze in contact zijn. Hij ontdekte dat de Hoge Middeleeuwen een periode van convergentie waren voor de talen op het Europese continent. Een van de belangrijkste bevindingen uit zijn onderzoek is dat de gebruikspatronen van bijwoorden van graad vrij gemakkelijk overgenomen worden. Een voorbeeld is het Nederlandse en Duitse bijwoord zeer/sehr, dat in alle continentale Westgermaanse talen prominent wordt. Een meer gedetailleerde analyse laat zien dat er twee bronnen van invloed zijn: het Hoogduits en het Nederlands. Het voorgenoemde zeer/sehr heeft zich bijvoorbeeld vanuit het Nederlands naar de andere talen verspreid.
Het Engels lijkt echter niet meegedaan te hebben aan deze gedeelde ontwikkelingen en het heeft zich voornamelijk onafhankelijk ontwikkeld. Het proefschrift eindigt met een overzicht van alle behandelde bijwoorden van graad en het doet een poging hun geschiedenis en oorsprong te reconstrueren.