Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Verkiezingen Verkiezingen Tweede Kamer

Campagne Tweede Kamerverkiezingen 2002

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman, 'Kroniek 2002. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 2002' in: Jaarboek 2002 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 2004), 18-180, aldaar 23-29.

Tweede-Kamerverkiezingen: de campagne

In februari hadden zich 45 partijen bij de Kiesraad ingeschreven. Op 4 april maakte de Kiesraad bekend dat negen nieuwe partijen aan de voorwaarden voor deel­name (een borgsom van 11.250 euro en dertig ondersteuningsverklaringen per kies­kring) hadden voldaan. Eén daarvan zou alsnog afvallen.

De campagne begon al vroeg. Op 28 januari gingen de lijsttrekkers van CDA, D66, GroenLinks, PvdA en SP met elkaar in de Haagse Ridder­zaal in debat over het sport­beleid. Opvallend afwezig was VVD-lijst­aanvoerder Dijkstal.

In februari opende Tweede-Kamervoorzitter mevr. J. van Nieuwenho­ven de web­site www.nederlandkiest.nl, een initiatief van NOS, ‘Nova’ en ‘Den Haag Vandaag’, met samenvattingen van verkiezings­pro­gramma’s en portretten van lijsttrekkers. Speciaal voor jongeren richtte het mi­nis­terie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties de website www.jijkomttochook.nl in. De omroep BNN zond vanaf begin maart een pro­gramma uit over de ontwikkeling van een (fictieve) nieuwe partij, Lijst 0, gepre­senteerd door de soap-ster mevr. K. Schuurman en mevr. B. Maasland. Het Instituut voor Publiek en Politiek stelde in samen­werking met het DNPP en de Universiteit Twente evenals in 1998 een stemwijzer samen op internet. Trok die in 1998 nog slechts 6.500 bezoekers, dit jaar werd www.stemwijzer.nl ruim twee miljoen keer bezocht. Op verschillende manieren werd geprobeerd de belang­stelling en opkomst van de kiezers te bevorderen. De stembureaus zouden ‘s avonds tot negen uur in plaats van tot acht uur open blijven.

In de verkiezingscampagne werd op grotere schaal dan voorheen ge­bruik gemaakt van televisiereclame, zowel via de publieke omroep (de STER) als via commerciële om­roepen. Aan spotjes op de STER werd ongeveer een miljoen euro besteed – vijf maal zoveel als in 1998 –, terwijl de Holland Media Groep (RTL4, RTL5, Yorin) en SBS6 elk on­ge­veer 200.000 euro incasseerden.Verkiezingsaffiches speelden steeds minder een rol in de campagne. Een jury van het Forum voor Demo­cratische Ontwikkeling en het DNPP stelde vast dat de meeste affiches weinig doordacht en niet origineel waren. Dat oordeel gold relatief het minst voor GroenLinks, dat dan ook op 23 april de prijs voor het mooi­ste affiche in ontvangst mocht nemen.

De campagne kreeg een harder en persoonlijker karakter dan voorheen. Het boule­vard­blad Weekend publiceerde in februari een artikel over de bezoeken die PvdA-lijstaanvoerder Melkert zou brengen aan een Haags bordeel voor sadomasochisten. Fortuyn beschuldigde verschillende media, waaronder de NOS en NRC Handelsblad, van linkse sympa­thie­en en vooringenomenheid tegenover zijn partij – toen nog Leef­baar Nederland. VVD-voorzitter B. Eenhoorn op zijn beurt waarschuwde dat Leefbaar Nederland een onderzoeksteam had aangesteld om belastende in­formatie over poli­tieke tegenstanders te verzamelen.

Tweede-Kamerverkiezingen: de issues

Zorg, onderwijs en veiligheid kondigden zich al eind 2001 aan als thema’s voor de kamerverkiezingen. Vooral dankzij Fortuyn zou daar het vreemdelingenbeleid bij komen. Economische onderwerpen speel­den minder een rol. In april 2002 noemde de voor­zitter van de Raad van Werk en Inkomen, voormalig Tweede-Kamerlid voor de PvdA J.P.C.M. van Zijl, het zeer onverstandig dat de partijen nauwelijks aandacht besteed­den aan werkgelegenheidsbeleid, terwijl de werkloosheid toch weer begon toe te ne­men. Ook waarschuwde het Centraal Planbureau (CPB) al in november 2001 dat de politieke partijen in hun pro­gram­ma’s de economische groei op termijn dreigden te overschatten. In febru­ari 2002 voorzag het CPB voor 2003 een begrotingstekort in plaats van een overschot, zoals algemeen verwacht werd. De partijen reageer­den hierop uiteenlopend: de PvdA wilde lastenverlichtingen schrappen, de VVD op over­heidsuitgaven bezuinigen.

Op 27 maart maakte het CPB zijn analyse van de verkiezingspro­gramma’s bekend. VVD en GroenLinks zouden de meeste banen schep­pen, D66 het minste. De VVD zou de grootste lastenverlichting tot stand brengen maar ook de uitkeringen in koop­kracht verlagen, terwijl de SP die het meest zou laten stijgen. Het structureel over­schot op de begroting zou bij de VVD het grootst en bij de SP het kleinst worden. De PvdA zou alle inkomenscategorieën gelijkelijk laten delen in de welvaartsgroei, maar droeg volgens CDA-lijstaanvoerder Balkenende te weinig aan verkleining van de staatsschuld bij. Hij achtte een coalitie met de sociaal-democraten daarmee minder waarschijnlijk geworden. Overigens merkte CPB-directeur H. Don op 2 april op dat de financiële ruimte voor de partijen in 2003 waarschijnlijk beduidend kleiner zou zijn dan berekend, gezien de stijgende loonkosten en de dientengevolge verslech­te­rende concurrentiepositie van de Nederlandse economie.

Ook het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) had eind maart de programma’s ontleed, met betrekking tot hun effect op na­­tuur en milieu. GroenLinks kwam er het beste van af, gevolgd door D66, SP, ChristenUnie en PvdA. CDA en VVD hadden geweigerd hier­aan mee te werken.

De gevestigde partijen namen al gauw een harder standpunt in ten aanzien van de mis­daadbestrijding dan men op grond van hun pro­gramma’s had mogen verwachten. De snelle opkomst in de peilingen van Fortuyn zal daar niet vreemd aan zijn geweest. De PvdA had For­tuyn aanvankelijk voornamelijk genegeerd, maar ging in maart ook in de aanval. Na eerder al fel tegen Fortuyn te zijn uitgevallen, waar­schuwde premier Kok in zijn wekelijkse televisie-interview op 2 maart voor het tegenover elkaar zetten van verschillende bevolkingsgroepen. Hij noemde de door Fortuyn voorgestelde be­perking van de WAO tot ziek­ten die door het werk veroorzaakt worden ‘asociaal’ (Trouw, 4 maart 2002). Twee weken later ging Fortuyn in de tegenaanval: “de mi­nis­­­ter-president heeft haat en tweedracht gezaaid en mij gedemoniseerd in de media” (Nieuwsblad van het Noorden, 15 maart 2002).

Kok trachtte bovendien het beleid van de paarse kabinetten te verdedi­gen. Zowel CDA-leider Balkenende als Fortuyn maakten volgens hem een karikatuur van de werkelijkheid door te spreken van de ‘puinhopen’ van paars (Fortuyn) en de noodzaak tot ‘wederopbouw’ (Balkenende). Andere prominente PvdA- en VVD-leden namen het kabinet eveneens in bescherming, maar distantieerden zich er tegelijkertijd enigs­zins van. Zo merkte PvdA-voorzitter R.A. Koole op dat de privatisering van over­heidstaken te snel en te ondoordacht was verlopen. H. Wiegel, in de jaren zeventig leider van de VVD, meende dat zijn partij op het gebied van asielbeleid, filebe­strijding en WAO niet met het kabinetsbeleid kon instemmen.

Tweede-Kamerverkiezingen: Fortuyn

Onderzoek van politicologen aan de Vrije Universiteit wees uit dat in de eerste maan­den de campagne in de media gedomineerd werden door For­tuyn: 42% van de berich­ten waren aan hem gewijd, bijna evenveel als aan de lijsttrekkers van CDA, PvdA en VVD samen (43%). Aan het eind van de campagne nam de aandacht voor Fortuyn nog toe. Die aandacht betrof echter minder zijn inhoudelijke standpunten dan uit­spra­ken van anderen over hem en zijn reacties daarop. De kiezers asso­cieerden de lijst­trekker van Leefbaar Nederland (en later van de LPF) overwegend met het thema asiel­zoekers en vreemdelingenbeleid (74%) en met criminaliteit en onveiligheid (32%), terwijl ze bij de PvdA meestal dachten aan sociale voorzieningen (50%) of werkgelegenheid (35%), bij het CDA aan gezin (38%) of normen en waarden (34%), en bij de VVD aan overheidsfinanciën (17%) (de Volkskrant, 16 maart 2002).

De campagne leek zich vooral op televisie af te spelen, ook al trokken de meeste lijst­aanvoerders regelmatig het land in. Op 6 maart vond het eerste (hierboven reeds ver­melde) lijsttrekkersdebat plaats op televisie, bedoeld als nabeschouwing van de ge­meenteraadsverkiezingen. Op 21 maart had een tweede debat plaats aan de Erasmus Universiteit te Rot­terdam, dat (afgezien van een vragenuurtje voor de studenten) de­zelfde avond werd uitgezonden door het programma ‘Twee Vandaag’. Deze keer werd For­tuyn fel aangevallen door GroenLinks-lijsttrekker Rosen­möl­ler: “als jij wordt bekri­tiseerd op je kwetsbare punten, maak je thea­ter en ga je niet meer in op de inhoud, daar zit jouw zwakte” (NRC Han­­delsblad, 22 maart 2002). De LPF-leider zweeg en dreigde op te stap­­pen. Ook Melkert wees Fortuyn af en toe scherp terecht. Dijkstal daar­entegen hield zich op de vlakte. Balkenende onderscheidde zich voor­al door zijn afwijzing van het gedoogbeleid voor soft drugs.

Na de bijeenkomst in Rotterdam bleek Fortuyn minder bereid met andere lijsttrekkers in debat te gaan. Melkert en Dijkstal gingen wel met elkaar in debat, onder meer op 3 april in Groningen, waarbij vooral de sociaal-economische verschillen duidelijk wer­den maar de toon erg vrien­delijk bleef. Fortuyn nam evenmin deel aan een lijsttrek­kers­debat in het televisieprogramma ‘Buitenhof’ op 7 april, waar de aanvoerder van de SP, J.G.C.A. Marijnissen, zijn plaats mocht overnemen. Deze had eveneens weinig lof voor de prestaties van het paarse kabinet, dat hij ‘een flagrante puinhoop’ noemde (de Volkskrant, 8 april 2002).

Op 12 april ging Fortuyn wel het debat aan met PvdA-lijsttrekker Mel­kert, in het tele­visie­programma ‘Netwerk’. De PvdA-lijsttrekker verweet zijn rivaal gebrekkige feiten­kennis: ‘Voetnoten, professor!’(de Volks­krant, 13 april 2002). Beiden waren het over één ding roerend eens: ze zouden nooit met elkaar in een kabinet zitten. Veel vrien­de­lijker van toon was een debat tussen Balkenende en Fortuyn, een dag later in het pro­gramma ‘Knevel op zaterdag’. Melkert vergeleek op 24 april For­tuyn met Le Pen, de leider van het Nationaal Front in Frankrijk, en verweet Balkenende teveel met de LPF-leider te flirten.

Op 27 april mochten de lijsttrekkers van CDA, D66, GroenLinks, LPF, PvdA en VVD in het televisieprogramma ‘de Soundmixshow’ de degens kruisen: politiek als pauze­nummer in een amusements­pro­gramma, aldus kritici. Achteraf vonden de deelnemers, die voortdurend onderbroken werden in hun discussie, dit toch niet zo’n goed idee, ook al had het programma bijna vier miljoen kijkers getrokken.  

In de peilingen daalde de aanhang voor de LPF in april tot zestien zetels, om vervol­gens weer te stijgen tot 26, daarmee de VVD passe­rend. Prominente leden van CDA, PvdA en VVD zetten begin mei een felle aanval in op Fortuyn. Dijkstal verweet hem ‘megafoonpolitiek’, Balken­ende ‘jojo-gedrag’, premier Kok waarschuwde op 1 mei tegen ‘naar binnen gekeerd nationalisme’ en oud-VVD-leider (inmiddels Europees Commissaris) F. Bolkestein uitte de vrees dat Nederland in de wereld ‘een pleefiguur’ zou slaan met Fortuyn als premier (de Volks­krant en Reformatorisch Dagblad, 2 mei 2002). Het CDA adverteerde begin mei met de leus “Met een botte bijl kun je geen puinruimen” – een duidelijke afwijzing van het programma van Fortuyn, maar ook instemming met zijn diagnose. Balkenende bleek ook bereid met de LPF te gaan rege­ren, maar alleen indien Fortuyn respect voor alle godsdiensten toonde – dus ook voor de islam. De LPF-leider was wel bereid de term ‘achterlijk’ niet meer in verband met de islam te gebrui­ken, maar handhaafde zijn kritiek op de godsdienst.

Moord op Fortuyn

Op 6 mei werd Fortuyn vermoord in het Mediapark in Hilversum, waar hij net een radio-interview had gegeven. Toen hij van de studio naar zijn auto liep, werd hij van dichtbij beschoten. De dader probeerde te ont­vluchten, maar werd binnen enkele minuten gearresteerd. Het ging om Volkert van der G., een 33-jarige blanke man die werkzaam was bij de Vereniging Milieu-Offensief.

De politiek reageerde geschokt op de moord. Een aangeslagen minister-president Kok riep op tot kalmte. Lijst­trekkers van andere partijen waren evenzeer ontdaan. PvdA-leider Melkert noem­de de moord ‘weer­zin­wekkend’; VVD-lijsttrekker Dijkstal zei ‘to­taal verslagen’ te zijn; CDA-aanvoerder Balkenende was ‘geschokt’ (de Volks­krant, 7 mei 2002). De leiders van D66, GroenLinks en SP, De Graaf, Rosen­möller en Marijnissen reageerden op vergelijkbare wijze.

De moord leidde in het land tot heftige reacties. ’s Avonds verzamelden zich dui­zen­den mensen bij het huis van Fortuyn in Rotterdam, die daar bloe­men neerlegden. In Den Haag trokken mensen naar het Binnenhof, waar een grimmige sfeer ontstond. Er werd met stenen gegooid en in de parkeergarage van de Tweede Kamer werd een auto in brand gestoken. Ook klonk de leus ‘Melkert moordenaar’. De politie zette de mo­biele een­heid in tegen de relschoppers. Op 7 mei werd in Rotterdam een stille tocht ge­houden die werd aangevoerd door burgemeester I. Opstelten en enkele LPF-kop­stukken. Hieraan namen zo’n 20.000 personen deel. In de condoleanceregisters die overal in het land in gemeentehuizen geopend werden, tekenden tien­duizenden mensen.

Eveneens op 7 mei werd Fortuyn met een minuut stilte herdacht in de Eerste Kamer in het bij­zijn van premier Kok. Senaatsvoorzitter G.J.M. Braks noemde Fortuyn “een speelse en sier­lijke politicus met een groei­end formaat” (Trouw, 8 mei 2002). Een dag later herdacht de gemeente­raad van Rotterdam hem op een ingelaste zitting. Burge­meester Op­stelten, PvdA-fractieleider B. Cremers en R. Sörensen, oprichter van Leef­­baar Rotterdam, voerden het woord.

Op de middag van hemelvaartsdag 9 mei namen tienduizenden belang­stellenden af­scheid van Fortuyn, die lag opgebaard in de Rotterdamse kathedrale kerk Sint Lau­ren­tius en Elisa­beth. De volgende dag vond in de­zelfde kerk de begra­fenis­plechtigheid plaats. Deze werd geleid door de bisschop van Rotterdam, A.H. van Luyn. Premier Kok, de vice-pre­miers mevr. E. Borst-Eilers (D66) en mevr. A. Jor­ritsma-Lebbink (VVD), de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer en de frac­tie­voorzitters uit beide Kamers woonden onder anderen de dienst bij. Bui­ten de kerk stonden duizenden mensen. Na afloop van de dienst werd Fortuyn in een witte lijk­wagen over­gebracht naar de begraafplaats Wes­ter­veld in Driehuis (in de gemeente Velsen). Hier werd hij tijdelijk be­graven in het familiegraf. Op 19 juli werd de kist in het bij­zijn van fami­lie en dertig journalisten weer opgegraven, wat rechtstreeks door SBS6 op televisie werd uitgezonden. Twee dagen later werd Fortuyn bij­gezet in een nieuw graf in het Italiaanse Provesano, waar hij een tweede huis had.

Geen uitstel verkiezingen; stopzetting verkiezingscampagne

De avond na de moord keerden de ministers die in het land campagne voerden terug naar Den Haag voor een spoedzitting van het kabinet. De ministerraad beraadde zich onder meer over de vraag of de verkiezingen door moesten gaan of beter konden wor­den uit­gesteld om de gemoede­ren te laten bedaren – sommige partijen (met name de SP) dron­gen op uit­stel aan. Na afloop zei premier Kok eerst de me­ning van de LPF hier­over te willen horen. De vol­gende dag ontving Kok samen met de beide vice-pre­miers Jorritsma en Borst een delegatie van de LPF op het Cats­huis. De vertegenwoor­diging hield vast aan de ver­kiezingsdatum van 15 mei, omdat dit in de geest van For­tuyn zou zijn. Later die dag besloot het kabinet om de verkiezingen inderdaad te laten doorgaan. De poli­tieke partijen – inclusief de SP – stemden daamee in.

Op de avond van 6 mei staakten de partijen onmiddellijk hun verkie­zingscampagne. Na overleg met LPF-vertegenwoordigers onder leiding van Tweede-Kamervoorzitter Van Nieuwenhoven, besloten zij de volgende dag unaniem de cam­pagneactiviteiten stop te zetten. CDA en VVD waren vastbesloten tot de verkiezingsdag geen cam­pag­ne meer te voeren. SP-lijst­trekker Ma­rijnissen daarentegen stelde voor om na de be­grafenis van Fortuyn ‘een korte, ingetogen campagne’ te voeren (Trouw, 10 mei 2002). Hij vond het onwe­zen­lijk dat de verkiezingen wèl op 15 mei doorgingen, maar dat de voor­lich­ting aan de kiezers over de partijstandpunten achterwege moest blijven. Ook D66 pleitte voor de hervatting van een ‘sobere’ campagne. PvdA, CDA, VVD en Groen­Links hielden de boot echter af.

Na enige dagen klonken er meer stemmen om de verkiezingscampagne te heropenen. Bij sommige partijen leefde onvrede over het feit dat LPF-kandidaten voor radio en tele­visie open­lijk op­riepen om op hun lijst te stemmen, terwijl zij zelf van media-optre­dens afzagen. Boven­dien hielden niet alle betrokken partijen zich aan die af­spraak: zo werd de lijsttrekker van de ChristenUnie K. Veling op de televisie geïn­ter­viewd door de Evan­gelische Omroep. Op initiatief van SP-leider Marij­nissen volgde na afloop van de be­grafenisdienst van Fortuyn op 10 mei over­leg tussen de lijsttrekkers op vliegveld Valkenburg. Een meer­derheid (met name de grote partijen PvdA, CDA en VVD) bleek tegen her­vatting van de campagne. Afgespoken werd dat de partijen zelf zou­den moeten afwegen of zij in de media wilden optreden. Debatten tus­sen meerdere lijsttrekkers zouden er niet komen. De LPF zelf liet op 14 mei nog een advertentie in onder meer De Telegraaf en een aantal regio­nale dagbladen plaat­sen, niet alleen om deelnemers aan begrafenis en rouwbetoon te bedanken maar ook om steun te vragen voor het uit­dragen van het gedachtegoed van zijn vermoorde lei­der.

Tweede-Kamerverkiezingen: de uitslag

De gebeurtenissen tijdens de campagne en de moord op Fortuyn hadden de kiezers kennelijk niet onberoerd gelaten, want de opkomst bij de kamer­verkiezingen steeg flink. In 1998 had deze 73,3% bedragen; nu 79,1% – een toename van 5,8 %. Volgens onderzoek zou het aantal zwe­vende en laat beslissende kiezers groter dan ooit zijn ge­weest.

De paarse partijen hadden samen 43 van hun 97 zetels verloren: een on­ge­hoord ver­lies (zie tabel 2). Dat verlies kwam vooral ten goede aan de LPF en het CDA, in min­dere mate ook aan de SP en Leefbaar Ne­der­land. Niet alle oppositiepartijen profi­teer­den dus: de ChristenUnie kreeg minder zetels dan haar voorgangers GPV en RPF, ter­wijl Groen­Links ook een zetel moest inleveren. Wellicht speelden twijfels over de fusie van de twee protestantse partijen de ChristenUnie mede parten, terwijl de moord op Fortuyn door een groen activist GroenLinks moge­lijk schade heeft berokkend. CDA respectievelijk SP deden daar hun voor­deel mee.

Bijna overal werd het CDA de grootste partij. Alleen in Amsterdam, Utrecht en delen van Groningen, Friesland en Drenthe bleef de PvdA de grootste, terwijl in Den Haag, Almere, Lelystad en Rotterdam en omge­ving die eer aan de LPF te beurt viel (zie ook het artikel van V. Mama­douh en H. van der Wusten in dit Jaarboek). In Rot­terdam won de partij van Rotterdammer Fortuyn 30% van de stemmen. Ook in West-Brabant en Limburg haalde ze hoge cijfers. Landelijk was de LPF de tweede par­tij, vóór VVD en PvdA.

Laatst gewijzigd:16 maart 2023 14:19