Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Socialistische Partij (SP) Geschiedenis

Partijgeschiedenis

Omslag 'De Tribune', 1972.
Omslag partijorgaan De Tribune, 1972.

De geschiedenis van de Socialistische Partij (SP) gaat terug tot 22 oktober 1972, toen de in 1971 opgerichte Kommunistiese Partij Nederland (marxisties-leninisties) zich zo ging noemen. De partij kwam tot stand na een reeks afsplitsingen van de CPN. Sindsdien ontwikkelde de SP zich van een maoïstische groepering tot een hoofdzakelijk sociaaldemocratische partij. In 1994 kwam zij onder aanvoering van partijleider Jan Marijnissen in de Tweede Kamer. De partij positioneerde zich als een expliciete oppositiepartij. In 2006 bereikte de SP met 25 zetels haar electorale hoogtepunt; regeringsdeelname bleef echter uit. Het electorale succes van dat jaar zou de SP nadien niet meer benaderen. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2023 behaalde de SP vijf zetels. Jimmy Dijk werd verkozen tot de nieuwe partijleider.

Geschiedenis SP

De SP kwam begin jaren zeventig na een reeks conflicten en afscheidingen tot stand vanuit de CPN. Deze partij had zich als gevolg van een politiek-ideologisch conflict tussen de Sovjet-Unie en China in het begin van de jaren zestig ‘autonoom’ verklaard. De Maoïstisch-georiënteerde vleugel binnen de CPN vond dat de partij hiermee afdwaalde van haar orthodoxe overtuigingen en te veel neigde naar revisionisme. Dit oordeel zou de maoïsten in de partij uiteindelijk op royement komen te staan. Zij besloten vervolgens in januari 1970 tot oprichting van een nieuwe partij: de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland (marxisties-leninisties). De jonge partij bleek echter een broeinest voor nieuw conflict. Op 10 oktober 1971 scheidde zich reeds een ‘proletarische’ vleugel af onder de naam: Kommunistiese Partij Nederland (marxisties-leninisties). Een jaar later hernoemde deze partij zich tot Socialistiese Partij (SP). In 1993 werd de spelling Socialistische Partij aangenomen.

Staking bij Bergoss-tapijtfabriek te Oss, met o.a. Jan Marijnissen (links)
Staking bij Bergoss-tapijtfabriek te Oss, met o.a. Jan Marijnissen (links)

De eerste jaren van de SP werden getypeerd door buitenparlementaire actie van onderop. De partij was lokaal georganiseerd en stampte thematische ‘massa-organisaties’ uit de grond zoals de ‘Bond van Huurders en Woningzoekenden' en het ‘Milieu Actiecentrum Nederland’. Deze werkwijze berustte op de overtuiging dat door concrete problemen centraal te stellen, meer mensen zouden kunnen worden gemobiliseerd, ook mensen die afgeschrikt zouden worden door het ultieme ideologische doel van de SP, geïnspireerd op het denken van Marx en Lenin: het omverwerpen van het kapitalisme. De SP zag de parlementaire democratie als een ‘façade voor de dictatuur van het kapitaal’ en was overtuigd dat socialisme alleen bereikt kon worden met een revolutie. ‘De overgang naar het socialisme kan niet vreedzaam verlopen’ schreef de SP in 1974, de arbeidersklasse diende voorbereid te zijn op ‘een geweldadige reaktie vanuit de heersende klasse’. Ondanks haar visie op de parlementaire democratie besloot de partij mee te doen aan verkiezingen, om zo haar zichtbaarheid te vergroten. Vanaf 1974 kende de SP op gemeenteniveau toenemend succes, en vanaf 1987 was de partij ook provinciaal vertegenwoordigd. Nationaal bleef het electorale succes echter lange tijd uit.

Entree in de Tweede Kamer en de periode Jan Marijnissen

In de jaren negentig verkreeg de SP nieuwe tractie als proteststem tegen het steeds dominanter wordende neoliberalisme, de politiek-economische ideologie met als uitgangspunt dat de overheid in dienst zou moeten staan van de markt. Onder leiding van Jan Marijnissen, gemeenteraadslid in Oss, Provinciale Statenlid in Noord-Brabant en sinds 1988 landelijk voorzitter van de SP, sloeg de partij een nieuwe richting in. De Marxistische terminologie waarin de ‘arbeidersklasse’ tegenover de ‘bourgeoisie’ werd geplaatst werd vervangen door een meer algemeen vocabulaire dat de gewone man en vrouw tegenover het ‘establishment’ zette. Onder de slogan ‘Stem tegen, stem SP’, voerde de partij een populistisch getoonzette campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1994 met een tomaat als logo. De SP richtte zich hierbij in het bijzonder op de PvdA en de onvrede over het optreden van die partij in de WAO-crisis. De campagne was een succes: na vijf vergeefse deelnames aan de Tweede Kamerverkiezingen verraste de SP in 1994 met twee zetels.

SP-affiche 'Stem tegen stem SP', 1994.
SP-affiche 'Stem tegen stem SP', 1994.

Met zijn verzet tegen de paarse kabinetten-Kok, door SP als neoliberaal bestempeld, wist Marijnissen het verblijf van zijn partij in de Tweede Kamer duurzaam te bestendigen. Zijn kritiek ventileerde Marijnissen niet alleen in de Kamer, maar ook op maatschappelijke betogingen en in boeken, zoals Tegenstemmen (1996). Het verzet van de SP tegen de status quo bleek bovendien niet alleen uit de inhoud. Ook met zijn felle debatstijl en kleurrijk taalgebruik wist Marijnissen een alternatieve voorstelling van politiek uit te dragen. Zo baarde hij in 1997 opzien door (plaatsvervangend) Kamervoorzitter Frans Weisglas ‘even dimmen’ toe te werpen, toen deze hem probeerde kort te houden. Deze uitspraak zou niet veel later tot een boektitel worden verheven: Effe Dimmen! Een rebel in Den Haag (1998). De SP gedijde goed in het meer conflictgedreven politieke klimaat dat rondom de Fortuyn-revolte opstak in Den Haag. De partij groeide gestaag en bereikte bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 een electoraal hoogtepunt van 25 zetels.

Een kruispunt en nieuwe partijleiders

Na dit succes bij de Tweede Kamerverkiezingen stond de SP op een kruispunt in haar partijgeschiedenis. Om de stap naar een bestuurderspartij te maken moest de partij (vergaande) compromissen sluiten, maar daarmee zou de partij haar identiteit als principiële tegenpartij verliezen. De SP koos er in de formatie van 2006 voor om vast te houden aan haar principiële houding en kritiek op het neoliberale beleid van verkiezingswinnaar CDA, waardoor regeringsdeelname aan hen voorbijging. Dit leidde tot teleurstelling bij een deel van de SP-kiezers en leden, getuige teruglopende peilingen en ledentallen. Ook wat betreft leiderschap stond de partij op een kruispunt: in 2008 trad Jan Marijnissen, sinds 1988 ‘de grote roerganger’, vanwege gezondheidsklachten terug als fractievoorzitter en partijleider. Agnes Kant volgde hem op. Marijnissen bleef nog wel partijvoorzitter. 

In de laatste jaren van Marijnissens leiderschap had de SP haar positie in het Nederlandse partijlandschap aanzienlijk zien veranderen. Met de duurzame vestiging van radicaal-rechts populisme was de SP niet langer de enige partij die zich expliciet profileerde als protestpartij. De kredietcrisis die in 2008 uitbrak leek feilloos aan te sluiten bij het verhaal van de SP, die al sinds de jaren negentig waarschuwde voor de risico’s van ‘casinokapitalisme’. De partij slaagde er echter niet in om electoraal munt te slaan uit de crisis; Kant kon het tij van teruglopende populariteit niet keren. Daags na de teleurstellende gemeenteraadsverkiezingen in het voorjaar van 2010 trok zij zich terug als partijleider, om de SP de ruimte te geven met een nieuwe lijsttrekker de Tweede Kamerverkiezingen in te gaan.

SP-affiche met Emile Roemer, 2010.
SP-affiche met Emile Roemer, 2010.

Met Emile Roemer als het nieuwe gezicht verloor de SP alsnog tien zetels bij de Tweede Kamerverkiezingen van juni 2010. Roemer ontving desondanks lof voor de manier waarop hij het zetelverlies had weten te beperken. Met vijftien zetels had de partij alsnog een aanzienlijk grotere Tweede Kamerfractie dan in de periode voor 2006. Twee jaar later, toen het eerste kabinet-Rutte viel en aan de VVD-CDA coalitie met gedoogsteun van de PVV een einde kwam, leek Roemer met de SP naar voren te kunnen treden als hét linkse alternatief. Rond de val van het kabinet kwam de partij van Roemer in meerdere peilingen als grootste naar boven met meer dan dertig zetels. De campagne verliep echter niet zoals gehoopt: de SP verloor het momentum aan de PvdA en behield uiteindelijk ‘slechts’ de 15 zetels die ze ook in 2010 had behaald. De daaropvolgende Tweede Kamerverkiezingen in 2017 bevestigden nogmaals dat de partij in een nieuw fase van haar geschiedenis zat. De SP had haar landelijke doorbraak voor een belangrijk deel te danken aan haar oppositie tegen de ‘neoliberale consensuspolitiek’ die had geculmineerd in samenwerking tussen de PvdA en de VVD. Toen diezelfde PvdA echter ruim twintig jaar later door de kiezer afgestraft werd voor haar koers, wist de SP daar in het geheel niet van te profiteren. De PvdA verloor in 2017 29 zetels, maar ook de SP verloor één zetel. Emile Roemer trad terug als partijleider, hij wilde ‘een nieuwe lichting de kans geven’.

SP-affiche met Jan en Lilian Marijnissen, 1989.
SP-affiche met Jan en Lilian Marijnissen, 1989.

In de zoektocht naar een opvolger kwam de partij uit bij Lilian Marijnissen, die op dat moment pas enkele maanden in de Tweede Kamer zat. Zij was de dochter van Jan en had in 1989 al eens als kind op de verkiezingsposter van de SP gestaan. Lilian Marijnissen had haar politieke ervaring opgedaan in de gemeenteraad van SP-bolwerk Oss, waarin ze al op haar zestiende was verkozen en sinds haar achttiende zitting had in de raad. Waar de middenpartijen inhoudelijk verder naar elkaar toe leken te kruipen, wilde de jonge Marijnissen zich onderscheiden met ‘ideologisch debat en pragmatische actie’. Marijnissen sprak bovendien expliciet de wens uit om mee te regeren. Ook zij slaagde er echter niet in om een nieuw electoraat aan te spreken. Drie weken na de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 hield ze de eer aan zichzelf en trad terug als partijleider. Haar opvolger werd Jimmy Dijk, die net als Lilian Marijnissen in 2017 bij zijn aantreden nog maar pas Kamerlid was. Dijk had net als Lilian wel een achtergrond in de gemeentepolitiek, in dit geval in Groningen. In toon en achtergrond had Dijk een aantal overeenkomsten met vader Jan, zoals een felle debatstijl en werkervaring in een fabriek. In zijn optredens presenteert hij de SP nadrukkelijk als de partij voor de ‘werkende klasse’.

Electorale ontwikkeling

Ondanks dat de partij vanaf haar oprichting nationaal actief was, had de SP initieel alleen lokaal verkiezingssucces. Tussen 1977 en 1989 deed de partij vijf keer zonder succes mee aan Tweede Kamerverkiezingen. Bij de verkiezingen in 1994 behaalde de partij twee zetels in de Tweede Kamer. Het verblijf van de SP kreeg een duurzaam karakter: de partij is tot op heden vertegenwoordigd in het nationale parlement. 

De toegenomen zichtbaarheid door de aanwezigheid in de Tweede Kamer legde de SP electoraal geen windeieren. Op alle bestuurlijke niveaus groeide het zetelaantal van de SP exponentieel, waarbij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 met 25 zetels het absolute hoogtepunt vormden. In de verkiezingen die volgden viel de partij terug naar vijftien en later veertien zetels. Het succes van 2006 werd daarmee niet meer geëvenaard. Desondanks bleef de SP-Tweede Kamerfractie tussen 2010 en 2017 stabiel groter dan in de periode voor 2006. Vanaf 2017 kreeg de partij het electoraal moeilijk. Tussen 2017 en 2024 verloor de SP acht verkiezingen op rij. Vanaf 2019 werd de SP niet verkozen in het Europees Parlement, waar de partij sinds 1999 vertegenwoordigd was geweest.

Zetelaantal SP in de Staten-Generaal, na verkiezingen
Zetelaantal SP in de Staten-Generaal, na verkiezingen

Ideologisch-programmatische ontwikkeling

De SP werd geboren uit programmatische orthodoxie en baseerde haar vroege gedachtengoed expliciet op het Marxisme-Leninisme, verrijkt met het Maoïsme. De partij streefde als ultieme doel het omverwerpen van het kapitalisme na, ten behoeve van het socialisme. De zoektocht van de SP naar maatschappelijke verankering kwam eveneens voort uit een diep-ideologische overtuiging: het Maoïstisch idee van de ‘massalijn’. Dit idee houdt in dat de theoretische overtuigingen van de partij dienen te worden aangescherpt met lessen uit de praktijk. De SP had een socialistische visie op democratie, waarin de representatieve ‘bourgeoisie’ democratie zou moeten worden vervangen door een ‘algemene democratie.’ Dat betekende in de praktijk dat niet politieke partijen, maar sociale eenheden zoals wijken of bedrijven kandidaten voor het parlement aan moesten dragen.

Ondanks dat de partij was geboren uit verzet tegen vermeend revisionisme binnen de CPN, deed ook de SP relatief snel de eerste concessies aan de orthodoxie. De SP bestempelde zich vanaf 1975 nog zelden expliciet als Maoïstisch, zeker niet meer na de dood van Mao Zedong zelf in 1976. Hoewel de klassenstrijd een belangrijk onderdeel bleef van het denken en het socialisme het ultieme doel, verdween de revolutie naar de achtergrond en ontwikkelde de partij voorzichtig een meer welwillende visie op de parlementaire democratie. De SP hield wel stevig vast aan het Marxisme-Leninisme. Dit werd nog eens onderstreept in het nieuwe beginselprogramma dat de partij in 1987 aannam op het partijcongres, waarin overigens ook nog altijd enige Maoïstische invloed te ontwaren was.

SP beginselprogramma "Handvest 2000", 1991.
SP beginselprogramma "Handvest 2000", 1991.

Het beginselprogram van 1987 zou een laatste groet blijken te zijn aan de orthodoxie. Reeds een jaar later presenteerde de partij een herzien programma, dat in 1989 werd gepubliceerd en in 1991 door het congres werd aangenomen. In Handvest 2000: Een maatschappij voor mensen was de theoretische benadering vervangen door een praktijkgerichte benadering. Hoewel Karl Marx nog één keer werd geciteerd, werd over het Marxisme-Leninisme verder met geen woord meer gerept. Dit programma was indicatief voor de nieuwe ideologisch-programmatische koers van de SP. Het Leninisme werd aan de kant geschoven en de partij diende voortaan enkel nog aangeduid te worden als ‘socialistisch’. De SP voerde deze oriëntatiewijziging nog een stuk verder door in het beginselprogramma Heel de mens, dat in 1999 werd aangenomen. In dit programma kwam het socialistische kernidee van publiek eigendom van de productiemiddelen niet langer terug. In plaats van socialisering van de productiemiddelen was democratisering van de economie de belangrijkste missie. De parlementaire democratie werd in het programma geprezen als ‘het belangrijkste middel om de wil van de bevolking tot uitdrukking en uitvoering te brengen’.

SP brochure "Gastarbeid en kapitaal", 1983.
SP brochure "Gastarbeid en kapitaal", 1983.

Met deze ideologische transformatie was de Socialistische Partij in zekere zin een sociaaldemocratische partij geworden. De partij richtte zich voortaan op het langs parlementaire weg bestrijden van het neoliberalisme dat het kapitalisme aanjoeg, in plaats van op het omverwerpen van het kapitalisme zelf. Terwijl haar sociaaleconomische basishouding minder vergaand en daarmee minder onderscheidend werd, probeerde de SP zich breder te profileren door andere thema’s uit te lichten. In de campagnes voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 en 2017 presenteerde de SP zich onder Emile Roemer als de zorgpartij bij uitstek. De partij verzette zich tegen de privatisering van de zorg en pleitte voor een Nationaal Zorgfonds. In de daaropvolgende Tweede Kamerverkiezingen probeerde de SP zich bovendien te onderscheiden van andere linkse partijen met een strikte visie op arbeidsmigratie en integratie. Ze keerde daarmee in zekere zin terug naar haar houding in de jaren tachtig, toen de SP ook al de aandacht trok met de kritische brochure Gastarbeid en kapitaal.

In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 presenteerde de SP een nieuw beginselprogramma, overigens onder dezelfde titel als het vorige. In dit programma greep de partij weer wat nadrukkelijker terug op haar ideologische wortels: het kapitalisme werd steviger bekritiseerd als kernoorzaak van de grote maatschappelijke problemen en er werd gepleit voor het ‘radicaal democratiseren’ van de economie. Het beginselprogramma van 2023 verwees, in tegenstelling tot het voorgaande, expliciet naar de begindagen van de SP om de belangrijkste constante in haar filosofie te benadrukken: de vorming en ontwikkeling van ideeën vanuit organisatie van onderop. Met deze moderne variant op de massalijn lijkt er toch een vleugje Maoïsme in het partij-DNA aanwezig gebleven.

Organisatorische ontwikkeling

In de begindagen van de SP functioneerde de partijorganisatie in lijn met het Leninistische principe van democratisch centralisme. De afdelingen golden als basiseenheid en de belangrijkste geleding was naar de letter van de statuten het congres, al kwam deze in de eerste de jaren van de SP niet al te vaak bijeen. Op het congres werd in principe de partijlijn bepaald en het Politiek Buro verkozen, het dagelijks bestuur van de SP. Het Politiek Buro vormde samen met vertegenwoordigers van alle afdelingen het Centraal Komitee, dat tussen de congressen fungeerde als hoogste partijorgaan. Hoewel hiermee in theorie een democratische partijstructuur was opgetuigd, lag in de praktijk veel macht bij de partijleiding. Ondanks deze praktijk van gebrekkige inspraak was een lidmaatschap van de SP een tijdrovende aangelegenheid. De partij diende een belangrijke plaats in te nemen in het dagelijks leven. Leden werden geacht actief deel te nemen aan ledenbijeenkomsten, massaorganisaties en Marxistisch-Leninistische scholing. Ook werd verwacht dat leden langs de deuren gingen met ledenblad De Tribune. Bij studenten drong de partij aan om hun ‘geprivilegieerde positie’ op te geven om in de fabriek te gaan werken.

SP ledenblad "De Tribune", 1972.
SP ledenblad "De Tribune", 1972.

Eind jaren zeventig van de twintigste eeuw werd deze strikte benadering losgelaten. Zo werd het in 1977 mogelijk om ‘ondersteunend’ lid te worden, wat betekende dat je alleen een financiële bijdrage leverde. Deze verbreding zorgde voor een aanzienlijke toestroom tot de partij: waar de partij begin jaren zeventig zo’n 200 leden had, en halverwege de jaren zeventig zo’n 1400, groeide dit aantal tot zo’n 10.000 (ondersteunende) leden in 1986. Daarnaast stierven de massaorganisaties die in de beginjaren de partijorganisatie nog hadden getypeerd, een stille dood. Hun plaats werd nog wel enige tijd ingenomen door de in 1978 opgerichte Hulp- en Informatiedienst, waar leden terecht konden met vragen over juridische, medische of milieu-aangelegenheden. Deze hervorming ging hand in hand met een organisatorische hervorming waarmee het zwaartepunt van de besluitvorming werd verlegd naar zogenaamde ‘politieke werkvergadering’, die uitsluitend bestond uit leden van het politieke kader van de partij.  

In 1991 stelde de partij nieuwe statuten op, waarmee ondersteunende leden volwaardige leden werden. De leden kregen bovendien meer participatiemogelijkheden. Zo werd in 1990, een partijraad gevormd, waarin de lokale voorzitters en het nationale bestuur plaatsnamen. De partijraad zou uitgroeien tot het belangrijkste bestuurlijke orgaan van de SP. De terminologie binnen de SP-organisatie veranderde met enige regelmaat, maar de kern van een machtig partijkader bleef overeind. Wel werd vanaf halverwege de jaren negentig aanzienlijk vaker een partijcongres georganiseerd, waar afgevaardigden van lokale afdelingen besluiten over de kandidatenlijsten voor de Tweede Kamer- en de Europees Parlementsverkiezingen en over de samenstelling van het partijbestuur. Voor de Eerste Kamer bepaalt het partijbestuur de kandidatenlijst. Deze verdere organisatorische verbreding zorgde samen met een uitgekiende mediacampagne in aanloop naar de verkiezing in de Tweede Kamer in 1994 tot grote ledengroei bij de SP, die in 2007 tot een hoogtepunt kwam met zo’n vijftigduizend leden en daarna weer begon af te nemen. 

In 1999 werd de partijraad statutair hervormd van ‘de algemene ledenvergadering van de partij’ naar een orgaan bestaande uit voorzitters van afdelingsbesturen en de leden van het partijbestuur. In 2003 werd de partijraad bovendien expliciet het hoogste gezag binnen de vereniging toegeschreven. Sindsdien is de organisatiestructuur van de SP goeddeels ongewijzigd gebleven. Waar de meeste Nederlandse partijen verder bouwden aan het uitbreiden hun interne partijdemocratie, bleef de hiërarchische structuur van de SP overeind: de rol van partijvoorzitter en politiek leider waren lange tijd gecombineerd, hoogst ongebruikelijk in de Nederlandse politieke traditie. Tussen 1981 en 1988 was Hans van Hooft zowel partijvoorzitter als lijsttrekker voor de Tweede Kamerverkiezingen. In 1988 werd hij als partijvoorzitter opgevolgd door Jan Marijnissen, die een jaar later ook lijsttrekker was voor de Tweede Kamerverkiezingen. Van 1994 tot 2008 was Marijnissen onafgebroken fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Met zijn afscheid van het parlement kwam er een einde aan de dubbelfunctie. De politieke leiding ging over op Emile Roemer, maar Marijnissen bleef wel partijvoorzitter. Deze positie zou hij in 2015 overdragen aan Ron Meyer.

SP-congres in 2020.
SP-congres in 2020. Bron: SP (Flickr)

Een punt waarop de SP zich organisatorisch nog altijd onderscheidt is de zogenaamde ‘solidariteitsregeling’. Deze regeling ziet de partij als een ‘kroonjuweel’ van de organisatie, en bestaat al sinds de eerste SP’er in 1974 tot volksvertegenwoordiger werd verkozen. De regeling bestaat eruit dat politieke vertegenwoordigers die namens de SP een ambt bekleden (een aanzienlijk deel van) hun salaris aan de partij afdragen. Ook andere partijen - zoals de PvdA en GroenLinks - kennen een afdrachtregeling, maar bij de SP is deze vele malen ingrijpender. SP-Tweede Kamerleden, wethouders en gedeputeerden dragen hun volledige salaris af aan de SP en ontvangen vervolgens 3.276 euro per maand van de partij. Gemeenteraadsleden staan 50% tot 75% van hun vergoeding af, vanuit de overtuiging dat het raadslidmaatschap geen werk is, maar ‘een nevenfunctie én bovenal een eer’. De overgave aan de socialistische zaak die de SP in de beginjaren van al haar leden eiste, is daarmee in zekere zin behouden voor de politieke vertegenwoordiging. Naast de overtuiging dat politici door deze afdracht dichter bij hun kiezers blijven staan, is het doel van deze regeling is dat de partij onafhankelijk kan blijven van bedrijven en grote geldschieters; de partij accepteert dan ook geen giften van ondernemingen of sponsors. Mede door deze regeling behoort de SP tot de meest vermogende partijen van Nederland.

Deze partijgeschiedenis is voor het laatst bijgewerkt in maart 2025. De auteursrechten op deze tekst liggen bij het DNPP. Rechtstreekse overname is niet toegestaan zonder expliciete toestemming van het DNPP.

Laatst gewijzigd:26 maart 2025 16:05