SGP jaaroverzicht 1993
Uit: P. Lucardie, I. Noomen en G. Voerman. 'Kroniek 1993. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1993' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1993 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1994), 14-74, aldaar 58-64.
Inleiding
Uitgerekend in het jaar waarin de SGP haar 75-jarig bestaan herdacht, werd de partij verscheurd door interne tegenstellingen. Twistappel vormde de vraag òf en in hoeverre de vrouw betrokken mocht zijn bij de partij. Het leverde de SGP een ongekende - en merendeels ongewenste - publiciteit op, in binnen- en buitenland. Het leidde echter niet tot een grote uittocht van leden. De jongerenorganisatie kreeg er in oktober tijdens de reformatorische gezinsbeurs 'Wegwijs' zelfs ruim 1200 nieuwe leden bij. Van de aanwas was meer dan de helft van het vrouwelijk geslacht.
Vrouwen en de SGP
Op 16 januari vond in Putten een besloten huishoudelijke vergadering plaats, waar afgevaardigden van de aangesloten kiesverenigingen discussieerden over drie 'modellen' van het hoofdbestuur inzake de participatie van vrouwen binnen de SGP (zie ook Jaaroverzicht 1992). De bijeenkomst was als opiniepeiling bedoeld; definitieve besluiten zouden pas op een volgende vergadering in september genomen worden. Een overgrote meerderheid (90%) van de aanwezigen bleek tegenstander van het vrouwenlidmaatschap en steunde hiermee het standpunt van het hoofdbestuur (zie voor dit standpunt Jaaroverzicht 1991). Ongeveer een kwart van de tegenstanders wenste echter wel een grotere betrokkenheid van vrouwen bij de partij.
Na de vergadering ontstond er grote onrust binnen de SGP. Er vormde zich een werkgroep 'Bouwen' die in maart een open brief aan hoofdbestuur en kiesverenigingen deed toekomen, waarin bezorgdheid werd uitgesproken over de gang van zaken. De open brief - ondertekend door een vijftigtal meer en minder bekende SGP-ers - deed een dringend beroep op het hoofdbestuur om te bevorderen dat iedereen, ongeacht sekse, lid zou kunnen worden van de partij. Het hoofdbestuur liet in een reactie in het partijblad De Banier weten verbaasd en bedroefd te zijn dat de werkgroep de brief ook in het Reformatorisch Dagblad had laten verschijnen. Het riep met klem op om de discussie binnen de partij te voeren, teneinde (verdere) polarisatie te voorkomen.
In juli stuurde het hoofdbestuur een brief met drie voorstellen, die in september besproken moesten worden, naar de kiesverenigingen. De strekking ervan was dat vrouwen geen volwaardig lid konden worden. In het eerste voorstel werd uitgesproken dat 'het ambt en de taak van de regering in politieke zin, verstaan naar het getuigenis van de Heilige Schrift in Oude en Nieuwe Testament, toebetrouwd is aan de man' (De Banier, 29 juli 1993). Dit zou 'duidelijk en ondubbelzinnig' in statuten of beginselprogramma verwoord moeten worden. Omdat naar de mening van het hoofdbestuur het lidmaatschap niet los te denken was van het regeerambt (leden hebben immers actief en passief kiesrecht zowel voor functies binnen de partij als voor vertegenwoordigende lichamen), sprak het zich in het tweede voorstel uit tegen het vrouwenlidmaatschap. Het derde voorstel beoogde - binnen de begrenzing van de eerste twee voorstellen - toch tot een zekere betrokkenheid van vrouwen bij de partij te komen. Ideeën hierover moesten nog nader ontwikkeld worden. De brief onthulde overigens ook dat er binnen het hoofdbestuur verschillend gedacht werd over deze kwestie.
De voorstellen maakten vele reacties los binnen de partij. De werkgroep 'Bouwen' liet bij monde van A. Hardonk, burgemeester van Barneveld, weten hevig teleurgesteld te zijn. Oud-Tweede-Kamerlid H. van Rossum en SGP-lid mevr. H. Grabijn-van Putten - beiden sympathisant van de werkgroep - lieten weten de voorstellen een stap terug in de tijd te vinden. De Landelijke Stichting ter Bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen - een behoudende groep van (ex-)leden van de SGP - daarentegen vond de hoofdbestuursvoorstellen niet ver genoeg gaan. In juli trad nog een derde groep binnen de partij - de SGP-bezinningsgroep 'Principieel Samen Verder' (PSV) - in de publiciteit, met de nota Principieel samen verder over de plaats van de vrouw binnen de SGP. De groep verschilde principieel niet veel met de werkgroep 'Bouwen', maar ging in plaats van publicitair meer inhoudelijk te werk. In de nota stond dat het regeerambt en het deelnemen aan diverse maatschappelijke verbanden (waaronder de politieke partij) weliswaar primair de verantwoordelijkheid van de man was, maar dat ook de vrouw daarin een taak kon hebben.
In augustus ontstond er opnieuw beroering toen partijvoorzitter W. Hovius zich in een persoonlijke brief tot de kiesverenigingen richtte, waarin hij liet weten niet langer achter de voorstellen van het hoofdbestuur te staan. Hij toonde zich nu voorstander van een nauwe betrokkenheid van vrouwen bij de partij in de vorm van een beperkt lidmaatschap. Hij had de brief geschreven, omdat hij 'in bittere gewetensnood' was geraakt en vreesde dat 'de SGP meer verbiedt of eist dan Gods Woord doet' (Nederlands Dagblad, 24 augustus 1993). Hij liet bovendien weten dat meerdere hoofdbestuursleden zijn mening deelden.
De werkgroep 'Bouwen' voelde zich gesteund door de brief. Eind augustus stuurde ze een amendement op het tweede hoofdbestuursvoorstel rond, dat in overleg met de bezinningsgroep-PSV was opgesteld. Kern ervan was dat men enerzijds akkoord ging met de uitspraak dat het regeerambt de man toekwam, maar anderzijds van mening was dat vrouwen wel partijlid moesten kunnen worden. Het amendement moest beschouwd worden als een compromis, omdat sommigen binnen de werkgroep 'Bouwen' eigenlijk voorstander waren van een volwaardig vrouwenlidmaatschap, inclusief regeerambt, aldus woordvoerder G. Hoogendoorn in het Nederlands Dagblad van 26 augustus. De bezinningsgroep-PSV publiceerde tegelijkertijd de discussienota Doelmatig dienstbaar met een compleet uitgewerkt voorstel voor een andere organisatiestructuur van de SGP, waarbinnen een beperkt vrouwenlidmaatschap mogelijk was. De nota pleitte voor het omvormen van de driehonderd kiesverenigingen tot honderdvijftig krachtige partijafdelingen. Elke afdeling moest een kiescollege krijgen, dat de kandidatenlijsten voor de vertegenwoordigende lichamen en de verkiezingsprogramma's vaststelde. Deze colleges zouden alleen toegankelijk zijn voor volwassen mannen; vrouwen en jongeren konden aldus niet bij het regeerambt betrokken zijn. De opstellers van het discussiestuk toonden zich tevens voorstander van een effectief mediabeleid.
Het hoofdbestuur wendde zich begin september in een reactie op de gedane voorstellen nog eens tot de kiesverenigingen met de mededeling dat het zijn eerder ingenomen standpunt getrouw bleef. Op 4 september hield de werkgroep 'Bouwen' een bijeenkomst in Rotterdam, waar het vrouwenlidmaatschap ter discussie stond. Later in september, vlak voor de huishoudelijke vergadering waarop een beslissing genomen zou worden, richtten voorstander van het vrouwenlidmaatschap R. van Kooten en tegenstander L. Molenaar, adviseur van de Landelijke Stichting tot Bevordering van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen, zich in een gezamenlijke brief tot het hoofdbestuur. Zij drongen aan op uitstel van een definitieve beslissing, zodat een zo breed mogelijk samengestelde studiecommissie eerst een compromisvoorstel zou kunnen formuleren. Een aantal kiesverenigingen stemde in met dit voorstel.
Op 25 september vond dan uiteindelijk de langverwachte vergadering in Putten plaats. Ongeveer tweehonderdvijftig van de 269 kiesverenigingen waren vertegenwoordigd. Voorafgaand aan de discussie legde Hovius een verklaring over zijn brief af, waarin hij zichzelf falend leiderschap verweet. Zijn functioneren als voorzitter van de vergadering werd echter niet ter discussie gesteld. Vervolgens kwam het voorstel van een aantal kiesverenigingen om de besluitvorming uit te stellen aan de orde. Het werd met grote meerderheid verworpen. Bij de uiteindelijke stemming over de hoofdbestuursvoorstellen bleek een grote meerderheid het bestuur te kunnen volgen in het uitsluiten van de vrouw uit het regeerambt en het partijlidmaatschap. Men besloot het beginselprogramma in die zin aan te passen. Een voorstel van de kiesvereniging Wierden om de afwijzing van het lidmaatschap van de vrouw ook in de statuten op te nemen, werd met een krappe meerderheid verworpen. Het twintigtal Haagse, Groningse en Schoonhovense vrouwen dat al lid was van de partij mocht dat ook blijven, zo besloten de aanwezigen. Nieuwe vrouwen zouden evenwel niet meer toegelaten worden. Verder kreeg het hoofdbestuur de opdracht te gaan onderzoeken hoe vrouwen op een andere manier bij de partij betrokken zouden kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van het oprichten van een studievereniging voor vrouwen.
Direct na de vergadering ontbond de werkgroep 'Bouwen' zichzelf. Ze had al eerder laten weten een scheuring in de partij tot elke prijs te willen voorkomen en riep nu op om de eenheid te bewaren. Hovius en partijsecretaris C. Boender, beiden voorstander van een beperkt vrouwenlidmaatschap, lieten weten zich te beraden over hun positie, maar wel lid te blijven van de SGP. Enige tijd later legde Hovius het partijvoorzitterschap neer. Ook trad hij af als hoofdredacteur van De Banier. Tweede voorzitter D. Budding nam voorlopig het voorzitterschap waar. Begin oktober trad ook Boender, die 24 jaar lid was geweest van het hoofdbestuur, af als partijsecretaris en bestuurslid. A. de Boer werd waarnemend secretaris. Hoewel enkele leden, waaronder Van Kooten, ten gevolge van het partijbesluit hun lidmaatschap opzegden, vond er geen uittocht van leden plaats. Ook de SGP-jongeren stelden zich loyaal op ten opzichte van de moederpartij. Het bestuur van de jongerenorganisatie - dat overigens zelf voorstander was van een beperkt vrouwenlidmaatschap - stuurde in oktober een brief aan alle 11.500 leden (waarvan 60% van het vrouwelijk geslacht), waarin opgeroepen werd eensgezind verder te gaan.
In november stelde het SGP-hoofdbestuur een commissie in die zich conform het besluit van de huishoudelijke vergadering ging bezighouden met de vraag, hoe de betrokkenheid van vrouwen bij de partij geregeld moest gaan worden. Men had bewust gestreefd naar een breed samengestelde commissie. Zo waren T. Segers, die behoorde tot de bezinningsgroep-PSV, en J. Tanis, voorzitter van de SGP-jongeren, erin vertegenwoordigd. Het advies van de commissie moest voor 1 februari 1994 gereed zijn.
De buitenwacht en de vrouwenkwestie
Niet alleen binnen de partij, maar ook daarbuiten veroorzaakte de discussie over de participatie van vrouwen in de SGP een ongekende beroering. De zusterpartijen GPV en RPF reageerden ongerust, omdat zij vreesden voor een negatieve uitstraling op hun eigen partijen. De Centrale Verbondsraad (het dagelijks bestuur) van het GPV publiceerde in oktober een verklaring, waarin hij te kennen gaf dat de Bijbel zich naar zijn oordeel nergens uitsprak over het vervullen van politieke functies. Het GPV was daarom voorstander van gelijke bestuurlijke verantwoordelijkheden voor man en vrouw. Het Federatiebestuur van de RPF liet weten participatie van vrouwen zelfs te willen bevorderen. Beide partijen benadrukten echter het SGP-besluit te respecteren, hoewel het de samenwerking bij de verkiezingen mogelijkerwijs zou bemoeilijken.
Behalve GPV en RPF mengden ook de overige politieke partijen zich in de discussie, die zich toespitste op de vraag in hoeverre de SGP zich schuldig maakte aan een strafbaar feit door vrouwen te weren. Het Tweede-Kamerlid mevr. L. Groenman (D66) bracht dit punt in februari ter sprake in het parlement, tijdens het debat over de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Zij meende dat de SGP te vervolgen zou zijn op grond van het Vrouwenverdrag van de Verenigde Naties. Hierin is de deelname van vrouwen aan politieke partijen namelijk specifiek vastgelegd. In oktober stelden de Tweede-Kamerleden mevr. M. van der Burg (PvdA), mevr. A. Jorritsma Lebbink (VVD), mevr. Groenman en P. Lankhorst (GroenLinks) schriftelijke vragen aan CDA-minister Hirsch Ballin van Justitie over de kwestie. Ze wilden weten welke stappen hij dacht te ondernemen om te voldoen aan het ook door Nederland geratificeerde VN-Vrouwenverdrag. De minister antwoordde dat hij de SGP ongemoeid zou laten, omdat de overheid zich naar zijn mening ten opzichte van politieke partijen terughoudend moest opstellen. Benadeelde burgers konden via de rechter hun gelijk halen.
Ook aan de vrouwenbeweging ging het SGP-standpunt niet ongemerkt voorbij. Begin augustus deden ongeveer twintig vrouwen uit Overijssel aangifte bij de Hengelose politie van een misdrijf gepleegd door de SGP, omdat de partij zou aanzetten tot discriminatie van vrouwen. Ze baseerden zich hierbij op de Grondwet, het Wetboek van Strafrecht en het VN-Vrouwenverdrag.
Hun actie werd ondersteund door het Clara Wichmann-instituut, het wetenschappelijk instituut voor vrouw en recht. Dit instituut had al eerder de regering benaderd met het verzoek actie te ondernemen tegen de SGP. Een paar dagen later deed ook een vrouw uit Roermond aangifte. Het Openbaar Ministerie in Den Haag, dat de zaak coördineerde omdat de SGP statutair in deze plaats is gevestigd, liet weten te willen wachten met vervolging tot de partij een definitieve beslissing had genomen. Toen het weren van vrouwen uit de SGP in september een feit was geworden, gaf de hoofdofficier van justitie in Den Haag opdracht aan de rijksrecherche om het SGP-besluit te onderzoeken. Hoofdbestuur en Tweede-Kamerfractie van de SGP lieten in een gezamenlijke reactie weten dat de gewraakte beslissing niets met discriminatie te maken had. Het feit dat de oudste partij van Nederland voorwerp was van justitieel onderzoek, zei meer over het veranderende geestelijk klimaat in Nederland dan over de partij zelf, aldus de verklaring. In december was dit onderzoek overigens nog niet afgerond.
Zelfs vanuit het buitenland kwamen er felle reacties op het SGP-besluit. G. Ford, delegatieleider van de Britse socialisten in het Europees Parlement, noemde op een congres van Labour in Brighton de SGP een fundamentalistische partij, berucht om haar oppositie tegen televisie en vrouwenrechten. Zijn partijgenote mevr. C. Crawley, voorzitter van de commissie voor vrouwenrechten van het Europees Parlement, liet weten SGP-Europarlementariër L. van der Waal ter verantwoording te zullen roepen. Van der Waal - overigens zelf voorstander van een beperkt vrouwenlidmaatschap - liet voor de EO-radio weten hier niets voor te voelen.
Algemene Vergadering
De Algemene Vergadering kwam op 27 februari in Utrecht bijeen. Fractievoorzitter in de Tweede Kamer B. van der Vlies deed in zijn rede, getiteld 'In 't midden der gevaren', een dringend beroep op de partij om de eenheid te bewaren. Verder ging hij uitvoerig in op de debatten rond de euthanasiewetgeving, de Wet Gelijke Behandeling en het Verdrag van Maastricht. De afgevaardigden herkozen Van der Vlies met overgrote meerderheid als lijsttrekker voor de Tweede-Kamerverkiezingen van 1994. Tevens kwam er een voorstel tot wijziging van de statuten aan de orde. Plaatselijke kiesverenigingen zouden hierdoor slechts toestemming kunnen krijgen om zich te splitsen, nadat ze hierover overleg hadden gevoerd met de statenkring- en provinciale vereniging waartoe ze behoorden. In Rijssen had dit overleg niet plaatsgevonden, waardoor er onenigheid was gerezen tussen de plaatselijke kiesvereniging enerzijds en de statenkring Overijssel-Oost en de provinciale vereniging anderzijds. De statutenwijziging werd met overgrote meerderheid aanvaard.
Vijfenzeventigjarig bestaan
Op 24 april was de officiële herdenkingsbijeenkomst in Ede. Het jubileumboek Van goedertierenheid en trouw: over 75 jaar Staatkundig Gereformeerde Partij, 1918-1993 werd door de redacteur van de bundel, J. Mulder, overhandigd aan partijvoorzitter Hovius en Tweede-Kamerfractievoorzitter Van der Vlies. Op 29 mei vond er een familiedag in Barneveld plaats met als thema 'De SGP voor de verandering?' Op 8 oktober ten slotte waren er nog vier regionale jubileumbijeenkomsten in Goes, Hardinxveld-Giessendam, Hoevelaken en Zwolle over het onderwerp 'Staatkundig gereformeerd en burgemeester; staatkundig gereformeerd en statenlid'.
Verkiezingen
Op 15 oktober zond de verkiezingscommissie het ontwerp-programma voor de Tweede-Kamerverkiezingen in 1994 ter beoordeling toe aan de nevenorganisaties en provinciale verenigingen. Dit was het gevolg van een toezegging die het hoofdbestuur op de Algemene Vergadering van 1990 gedaan had, dat het de inbreng vanuit de partij bij het tot stand komen van het programma zou vergroten. De uiteindelijke vaststelling bleef echter de taak van het hoofdbestuur. Het programma, getiteld Vast en zeker, bepleitte extra bezuinigingen van ruim tien miljard gulden in de volgende kabinetsperiode. Dit geld zou onder meer besteed moeten worden aan ontwikkelingssamenwerking, internationaal milieubeleid en steun aan de Oosteuropese landen. In het program keerde de partij zich verder onder meer tegen de officiële registratie van alternatieve samenlevingsvormen.
De samenwerking van SGP met GPV en RPF op Europees niveau kwam onder druk te staan doordat de RPF een vrouw op de kandidatenlijst voor de Europese verkiezingen had geplaatst (zie hiervoor in deze kroniek onder RPF). In december was nog niet duidelijk of er een gemeenschappelijke lijst zou komen.
Ook op lokaal niveau leverde de samenwerking soms problemen op. Zo kwam het onder andere in Zoetermeer, Zeist en Houten tot een breuk tussen RPF en GPV enerzijds en de SGP anderzijds. De beide eerste partijen wilden zich het recht voorbehouden om vrouwen op de kandidatenlijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen te plaatsen (zie ook deze kroniek onder GPV en RPF).
Internationale contacten
Op 12 en 13 maart hield de SGP op verzoek van de Hongaarse partij Szabad Demokratak Szövetsége (SzDSz) een conferentie in Boedapest over milieu, gezondheidszorg en economie, waar onder anderen het SGP-Tweede-Kamerlid J. van de Berg en J. Mulder, directeur van het SGP-studiecentrum, het woord voerden. Een tweede congres vond op 10 en 11 september in Boedapest plaats over de onderwerpen justitie, landbouw en verkeer en vervoer.
Ook in Roemenië legde de SGP dit jaar contacten. Op 13 en 14 september was er een congres in Cluj eveneens over milieu, gezondheidszorg en economie. Om de continuïteit van politieke bewustwordingsactiviteiten in Oost-Europa - ook na het aflopen van de subsidieregeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken - veilig te stellen, werd dit jaar de 'Stichting ondersteuning gereformeerd onderwijs in Oost-Europa' opgericht.
Verwante instellingen en publikaties
De Guido de Brèsstichting, het SGP-studiecentrum, organiseerde op 2 oktober een jubileumcongres over theocratie. Bovendien hielden de wetenschappelijke bureaus van GPV, RPF en SGP in 1993 nog twee gezamenlijke symposia (zie hiervoor het jaarverslag van de GPV). Het Studiecentrum liet een aantal publikaties verschijnen. In februari kwam Verouderend Nederland uit, dat handelde over de gevolgen van de vergrijzing voor de samenleving. In juli volgde Dienstbaar tot gerechtigheid: SGP-visie op de aard en omvang van de overheidstaak, geschreven door H.F. Massink onder verantwoordelijkheid van een werkgroep, waarin onder anderen het Tweede-Kamerlid J.T. van den Berg zitting had. Begin augustus publiceerde de Guido de Brèsstichting Trouw moet blijken, een reactie op het in maart verschenen kabinetsstandpunt over de registratie van alternatieve samenlevingsvormen. In de nota, die was geschreven door J. Mulder en A. Weggeman, werd elke registratie afgewezen, een standpunt dat later in het ontwerp-verkiezingsprogramma werd opgenomen.
Het Voorlichtings- en vormingscentrum belegde op 16 oktober samen met de Stichting Burgerschapskunde een symposium in Nijkerk onder het motto 'Gas terug: broeikasbeleid en duurzame ontwikkeling in de gemeente'.
Laatst gewijzigd: | 09 mei 2023 10:35 |