Skip to ContentSkip to Navigation
Onderzoek DNPP Politieke partijen Reformatorische Politieke Federatie (RPF) Geschiedenis

RPF jaaroverzicht 1995

Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1995. Overzicht van de partijpolitieke gebeurte­nissen van het jaar 1995' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996), 14-91, aldaar 71-75.

Inleiding

Voor de RPF verliep 1995 tamelijk voorspoedig. Bij de Provin­ciale Staten­ver­kie­zingen op 8 maart behaalde de partij het hoogste aantal zetels in haar bestaan. Een leden­werfactie met hoog gespannen verwachtingen bracht echter niet het gewenste resultaat.

Evaluatie Tweede-Kamerverkiezingen 1994

In het begin van het jaar besprak het Federatiebestuur van de RPF het rap­port Ervaring rijker - van goed naar beter - het door de voormalige fractie­leider M. Leerling vervaardigde evaluatierap­port over de Twee­de-Kamerver­kiezingen van 1994 (zie Jaaroverzicht 1994). De algemene con­clusie was dat de RPF een goede campagne voerde, maar dat organisatie en coördinatie nog voor verbetering vatbaar waren.

Provinciale Statenverkiezingen

De Provinciale Statenverkiezingen op 8 maart hadden voor de RPF een gun­stig verloop. Het aantal Statenleden steeg van tien naar zeven­tien, een aantal dat nog niet eerder werd gehaald (zie tabel 1 in Jaarboek DNPP 1995, pg. 18). In zeven provincies werd een zetel winst geboekt: in Drenthe, Overijssel en Flevoland via een zelfstandige lijst, in Gelderland, Utrecht, Noord- en Zuid-Holland via een combinatie met het GPV. In de laatstgenoemde provincie boek­te de combinatie geen ze­telwinst, maar had nu de RPF het voor­deel dat bij de eerste drie plaatsen twee van haar kandidaten stonden. In Noord-Holland profiteerde de RPF van het feit dat de SGP - die aan de beurt was de lijstaanvoerder te leveren - uit de ineengescho­ven lijst was weggevallen. Waar de RPF in combi­natie met de SGP uitkwam, werd geen zetel­winst be­haald, zij het dat het in Groningen niet veel scheel­de. Het is waar­schijnlijk dat een aantal kiezers wel RPF wil stemmen, maar niet als deze partij zich met de SGP verbindt - aldus het hoofd van het RPF-partijbureau, G.B. Ekel­mans (Refor­matorisch Dagblad, 11 maart).

Eerste-Kamerverkiezingen

De lijst voor de Eerste-Kamerverkiezingen - op 28 januari door het Federa­tiebestuur vastgesteld - werd weer aangevoerd door de zittende senator E. Schuurman, bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbe­geerte aan onder meer de Landbouwuniversiteit te Wageningen. Op de tweede plaats stond J.P.M. Rietkerk, burgemeester van Genemuiden en lijst­trekker voor de RPF toen de partij in 1977 voor het eerst aan de Tweede-Kamerverkiezingen deelnam. De vijfde positie werd bezet door de hoogle­raar W.J. Ouweneel, lid van de evangelische groepe­ring 'Vergadering van Gelovigen'. Ouweneel had in 1994 afstand ge­nomen van de principiële afkeer van de politiek die in zijn kring opgeld deed (zie Jaaroverzicht 1994 onder het kopje "Evangelischen en politiek").

Bij de se­naatsver­kiezingen behield de RPF haar ene zetel (zie tabel 2, Jaarboek DNPP 1995, pg. 20). De samen­werking met GPV en SGP (zie in deze Kroniek onder GPV) was ge­richt op het bin­nen­halen van een tweede RPF-zetel, hetgeen net niet lukte omdat de Staten­leden van provinciale partijen uiteindelijk toch met De Groenen een eigen lijst indienden.

Federatieraden

Op 13 mei kwam de Federatieraad van de RPF bijeen. In zijn toe­spraak zei de RPF-fractievoorzit­ter in de Tweede Kamer, L.C. van Dijke, onder meer dat de Nederlandse samenleving vijftig jaar na de bevrijding in een sociale, culturele en ecologische crisis verkeerde. Het liberalisme, dat ook buiten VVD en D66 populariteit geniet, had op deze crises geen antwoord, aldus Van Dijke.

Tijdens de Federatieraad van 11 november stelde Van Dijke voor om de uitgaven van de overheid aan kinder­opvang en kin­derbijslag samen te voegen en aan ouders uit te keren in de vorm van een kindge­bonden budget, waar­van de ouders dan zelf konden bepalen hoe het te beste­den. De Federa­tie­raad stemde met ruime meerderheid in met een be­leids­no­titie van het Federatiebestuur over het financiële beleid voor de middellange termijn. Hierin werd een geleidelijke contributieverho­ging voorgesteld, met dien verstande dat elk jaar opnieuw de noodzaak van zo'n verhoging zou moeten wor­den vastge­steld. De contributie-aanpas­sing was volgens het Federa­tiebe­stuur onvermijdelijk.

Groeimogelijkheden van de RPF

Op 15 september startte de RPF een ledenwerfactie met een ambitieuze doel­stelling. Voor het eind van het jaar moest het ledental met een der­de toenemen tot 15.000. Dat het streefgetal zo hoog was, werd me­de bepaald door de overweging dat er een 'markt' was van anderhalf miljoen bijbelge­trouwe Nederlanders. Er werd gewerkt met een spe­ciaal 'propaganda ma­ga­zine' waarin onder andere een artikel over Van Dijke en de mening van het RPF-lid Klazien uit Zalk. Dat het doel wat te hoog gesteld was, bleek aan het eind van het jaar. De RPF telde toen bijna 11.500 leden; een winst van enkele honderden.

Op 25 oktober zei Van Dijke het niet onmogelijk te achten dat zijn partij in de Tweede Kamer naar zo'n vijftien zetels zou groeien. Hier­bij verwees hij naar de - reeds genoemde - anderhalf miljoen bijbelge­trouwe christenen en de spectacu­laire groei van de Evan­geli­sche Om­roep. Met name in het CDA-electo­raat zag Van Dijke potenti­le RPF-kiezers. Het zou dan gaan om te­leur­gestel­de protes­tants-christelij­ke CDA-kiezers die in de huidige RPF de christe­lijk-sociale traditie herkenden.

Relatie met de SGP

In de eerste helft van oktober vond er enige verwijdering tussen SGP en RPF plaats. Op een congres van de SGP op 25 september over 'sa­men­wer­king' (zie in deze Kroniek onder SGP) had de algemeen-se­cre­taris van de SGP D. Nieuwenhuis het partijstandpunt over de vraag van de vrouw op een gemeenschappelijke lijst nog eens uiteengezet: vrouwen zouden in bepaalde omstandigheden een onverkiesbare plaats kunnen inne­men. Daarbij had Nieu­wenhuis GPV en RPF opge­roe­pen niet van SGP-kiezers te verlan­gen dat zij zouden zondigen. Van Dijke reageerde hier onder meer op met de constatering dat de SGP zo de deur met een smak in het slot had gegooid en dat de hoop vervlo­gen was dat met deze partij meer samenwerking mogelijk is. Er zal, aldus Van Dijke, zonder de SGP verder moeten worden ge­gaan. Bo­ven­dien was de RPF-leider onaangenaam geraakt door het feit dat Nieu­wenhuis het kandideren van vrouwen op verkiesbare plaatsen zondig had genoemd.

Het interview met Van Dijke was voor de SGP weer teleurstellend. Nieu­wenhuis wees erop dat hij helemaal geen nieuw beleid had gepre­senteerd en fractievoorlichter M. de Bruyne vond dat het interview van Van Dijke 'de sfeer verziekte'. Hij voegde hieraan toe: 'De grote staatsman uit Middelburg vist blijkbaar graag in troebel water' (Refor­matorisch Dagblad, 10 oktober).

In de tweede helft van de maand oktober pleitte de voormalige redac­teur van het orgaan van de RPF-jongeren - P. Plas - ervoor niet meer tot lijstineen­schuiving met de SGP over te gaan. Hij voerde hiervoor electorale overwe­gingen aan. (Zie voor de samenwerking tussen GPV en RPF het Jaaroverzicht GPV)

Reformatorische partijvisie

Op 25 oktober werd de discussienota Reformatorische partijvisie ge­presen­teerd. De nota was geschreven door R. Kuiper, directeur van de Marnix van St. Aldegonde Stich­ting, het wetenschappelijk bureau van de RPF. De pre­sentatie vormde het begin van een discussieproject binnen de partij. Het geschrift kan als een vervolg worden gezien op de publikaties Reformatori­sche staatsvisie en Reforma­torische cultuur­visie. In de nota werden onder meer een drietal pijlers van een refor­matori­sche en bijbelgetrou­we politieke partij behandeld: de staatsrech­telijke, de bijbels-theologische en de politiek-filosofische fundering.

Met betrekking tot samenwerking met GPV en SGP werd gesteld dat de RPF zich in het verleden door de hoop op een nieuwe partijforma­tie dikwijls had aangepast aan de wensen en voor­waarden van de zusterpartijen. Dat kon niet meer, aldus de nota, nu de RPF zich een eigen plaats heeft verwor­ven in het spectrum van politieke partijen met een duidelijk electoraat. Een zo hecht mogelijke samen­werking bleef de intentie, maar in het zoeken van bondgenoten moest de politieke overtuiging van de RPF zelf uitgangspunt zijn. Hierbij doelde de nota met name op de SGP, waar­van werd opge­merkt dat de politieke over­tui­ging van deze partij steeds duidelijker 'significante ver­schillen' ging vertonen met die van de RPF.

In de nota werd ook geconstateerd dat de RPF er nog niet in was ge­slaagd een rol te spelen op 'het maatschappelijk midden-niveau'. De partij diende daarom tevens als beweging op te gaan treden om bur­gers te bereiken die de politiek de rug hadden toege­keerd.

Op 25 november organiseerde de Marnix van St. Aldegonde Stichting een con­gres over de discussienota. Tot de sprekers behoorde Kuiper. De discus­sie in de partij zou op de Federatie­raadsvergade­ring in mei 1996 moeten worden afgesloten.

Internationale contacten

Op 3 en 4 november nam een delegatie van de RPF deel aan een con­gres in Hongarije met als thema: 'Lagere overheden onder druk'. Van RPF-zijde werden inleidingen verzorgd door het Tweede-Kamer­lid D.J. Stelling­werf en Rietkerk. De RPF werkte hier samen met het Hon­gaars Democratisch Fo­rum (MDF). Op uitno­di­ging van de Hon­gaar­se Christelijk Demo­cra­tische Volkspar­tij (KDNP) bezoch­ten vijf landelijke bestuursleden van de RPF-jongeren van 22 tot 30 november Hongarije en Roeme­nië.

Verwante instellingen en publikaties

Gekoppeld aan het twintigjarig bestaan van de RPF werd op 10 en 11 maart een congres gehouden, georganiseerd door de RPF-Bestuurders­vereniging, de Stichting Kader en Vorming, de werkgroep Vrouwen­participatie, het Federatiebestuur en de Tweede-Kamerfrac­tie. Op de eerste dag hield de RPF-Bestuurdersvere­ninging haar voorjaarsverga­de­ring, met een paral­lelver­gade­ring over het thema: 'Drugsverslaving een ge­vaar?'. De tweede dag was er een congres van de Stichting Ka­der en Vorming en de Bestuurdersvereni­ging over het onderwerp 'Be­stuurlij­ke vernieu­wing'. Ook hier was een parallelbijeenkomst, waar Leerling het programma '3000 jaar Jeruza­lem' dat vanaf septem­ber georgani­seerd zou worden, presenteerde. Het congres werd afgeslo­ten met een bijeenkomst ter herdenking van het twintigjarig bestaan van de RPF. Er werd gesproken door P. Langeler, de eerste voorzitter van de RPF en de predikant G. Broere, oud-bestuurslid van de RPF.

Tijdens het congres presenteerde de Marnix van St. Aldegonde Stich­ting de studie Het koninkrijk Gods en de staat van de hand van Ouwe­neel. In het begin van de herfst verscheen Verantwoordelijk bestuur - De (re)organisatie van het binnenlands bestuur in reformato­risch - politiek perspectief, geschre­ven door R.M. Maris en J.W. Dollekamp (wetenschappelijk medewer­ker van de Stichting). Zij meenden onder meer dat de positie van de ge­meen­te als 'lokaal bestuur' ver­sterkt moest worden. Verder stelde de Aldegonde Stichting een vierjaren-studieplan op voor de periode 1995-1998, onder de titel 'Verantwoor­delijkheid en samenlevingsinrichting'. Het plan was gericht op de politieke en maatschappelijke problematiek van de toenemende des­inte­gratie van de samenleving. Naast de serie 'gewone' Marnix-publika­ties begon de Stichting in 1995 met een serie 'Com­menta­ren'. Het eerste han­delde over het vreemde­lingen- en min­derhedenbe­leid en werd geschreven door Kuiper. Op 19 december werd de nota Hoger on­derwijs op orde van de Stichting aan staatssecreta­ris Nuis aangeboden. Hierin werd onder meer gepleit voor meer aandacht in het hoger onder­wijs voor normen en waarden.

De Stichting Kader en Vorming bezon zich in 1995 op een reorgani­sa­tie van haar werkzaamheden. Dit leidde uiteindelijk tot het rapport Een school voor de RPF van de projectgroep 'Leerplanontwikkeling Kader en Vor­ming', dat door het Federatiebe­stuur van de RPF met instem­ming werd ontvan­gen. Voorgesteld werd een nieuw programma met een duidelijk scho­lingskarakter op te zetten. De her­structurering hield ook in dat het vormingsinstituut voortaan van uit het partijbu­reau in Nunspeet zou opereren.

De RPF-jongeren hadden als jaarthema 'Jongeren en criminaliteit'. De al­gemene ledenvergadering van 25 maart was deels gewijd aan het the­ma 'Le­gali­sering van drugs'. Hierover werd gedis­cussieerd door ds. H. Visser van de Pauluskerk in Rotterdam en Sj. Monster van De Hoop, een evange­lisch Centrum voor Ver­slaafden in Dor­drecht. Ook de tweede ledenverga­de­ring op 9 september ging voor een deel over de drugspro­blematiek. Op 10 en 11 november organiseerden de RPF-jongeren een 'Crimi-weekend', waaraan onder anderen werd meege­werkt door het Tweede-Kamerlid H.G. Fer­mina (D66). De RPF-jonge­ren begonnen verder in 1995 met de organisatie van regionale thema­da­gen. Ook startten zij een serie uitgaven over de politieke partijen in de Tweede Kamer. Het eerste deel ging over de Centrum­de­mo­cra­ten en was ge­schreven door Dollekamp.

Laatst gewijzigd:24 januari 2024 13:15