Partijgeschiedenis
Door Paul Lucardie
Geschiedenis
De Partij voor de Vrijheid (PVV) werd op 22 februari 2006 opgericht door het Tweede Kamerlid Geert Wilders, die op 2 september 2004 uit de fractie van de VVD was vertrokken na conflicten met de partijtop over de politieke koers – die volgens hem te links was. De naam deed denken aan de Partij van de Vrijheid (PvdV), die in 1946 werd opgericht en twee jaar later opging in de VVD. Volgens Wilders was deze PvdV de laatste zuivere liberale partij. Doel van de PVV was op te komen voor 'een vrij, welvarend en onafhankelijk Nederland', aldus haar statuten. Later zou Wilders aangeven dat de islam de reden was waarom hij de PVV had opgericht.
Ook in de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 legde Wilders de nadruk op de islam. In oktober waarschuwde hij voor een 'tsunami van islamisering' die Nederland dreigde te overspoelen als het vreemdelingenbeleid niet drastisch gewijzigd zou worden. In november 2006 haalde de PVV negen zetels in de Tweede Kamer. De zetels werden ingenomen door politiek weinig ervaren kandidaten. De architecte Fleur Agema was in 2003 voor de LPF in de Provinciale Staten van Noord-Holland gekozen, maar had een jaar later met die partij gebroken; de makelaar en projectontwikkelaar Barry Madlener was raadslid voor Leefbaar Rotterdam. De overige kandidaten kwamen uit verschillende sectoren van de samenleving.
Bij de verkiezingen voor het Europese Parlement in juni 2009 voerde Madlener de lijst aan. Met 17% van de stemmen werd de PVV na het CDA de grootste partij. In 2010 zette de PVV haar electorale opmars voort. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart werd ze in Almere met bijna 22% de grootste partij en in Den Haag met 17% de op één na grootste (na de PvdA). Het hoofddoekjesverbod voor gemeenteambtenaren dat de PVV eiste, werd bij de college-onderhandelingen in beide gemeenten een belangrijk struikelblok, al was het waarschijnlijk niet de enige reden waarom de partij buiten het college van burgemeester en wethouders bleef.
Bij de Tweede Kamerverkiezingen in juni 2010 won de PVV niet de op basis van opiniepeilingen verwachte 17 of 18 zetels; Wilders sleepte maar liefst 24 zetels in de wacht. Tijdens de kabinetsformatie bereikten VVD, CDA en PVV in september overeenstemming over een gedoogakkoord dat afspraken bevatte over het vreemdelingenbeleid, de veiligheid, de zorg en het financieel beleid. De partijen accepteerden elkaars verschil van inzicht over de islam: voor de PVV een politieke ideologie, voor CDA en VVD een religie. De PVV trad niet tot de regering toe, maar zou het door VVD-leider Mark Rutte geleide minderheidskabinet van VVD en CDA steunen op de beleidsterreinen die in het gedoogakkoord waren opgenomen. Wilders behield zich dus het recht voor op andere onderwerpen het kabinet te bestrijden.
Bij de Provinciale Statenverkiezingen in maart 2011 wist de PVV vaste voet aan de grond te krijgen in alle twaalf provincies en 69 zetels te verwerven – al was ze er met ruim 12% van de stemmen in vergelijking met de Tweede Kamerverkiezingen op achteruit gegaan. In Limburg werd de PVV de grootste partij en leverde zij twee gedeputeerden in een bestuurscollege met het CDA en de VVD, dat overigens een jaar later uit elkaar viel. Dank zij de succesvolle opmars in de provincies kwam de PVV in mei 2011 met tien zetels in de Eerste Kamer. Hier werd de lijst aangevoerd door het Haagse raadslid Machiel de Graaf.
Interne conflicten speelden de PVV in toenemende mate parten. In gemeenteraden, Staten, het Europees Parlement en ten slotte ook in de Tweede Kamer scheidden zich fractieleden af. Het Tweede Kamerlid Hero Brinkman trad op 20 maart 2012 uit de fractie en richtte vervolgens de Onafhankelijke Burgerpartij op, die voor de Tweede Kamerverkiezingen in september 2012 een gemeenschappelijke lijst zou vormen met Trots op Nederland onder de naam Democratisch Politiek Keerpunt.
In het voorjaar van 2012 viel het minderheidskabinet, toen de PVV haar steun weigerde aan het bezuinigingspakket dat CDA en VVD voorstelden om de Europese afspraken na te komen over beperking van de overheidsuitgaven. In de campagne voor de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van september 2012 voerde de PVV strijd tegen het 'dictaat van Brussel'. Al eerder had de partij voorgesteld dat Nederland uit de eurozone zou stappen en de gulden opnieuw zou invoeren. De verkiezingsuitslag kwam hard aan: de PVV verloor negen van haar 24 zetels en kwam op vijftien uit. In oktober 2013 werd het Kamerlid Louis Bontes uit de Tweede Kamerfractie gezet ndat hij de 'angstcultuur' in de partij had gehekeld.
Op de uitslagenavond van de PVV na de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014 voeg Wilders in een toespraak aan zijn gehoor of ze meer of minder Marokkanen wilden. Toen het publiek koos voor minder, zei de PVV-leider toe dat te zullen regelen. Deze uitspraak leidde tot veel commotie. Wilders' fractiegenoten Roland van Vliet en Joram van Klaveren braken met de PVV-Tweede Kamerfractie. Laatstgenoemde zou vervolgens in de Tweede Kamer een fractie vormen met Bontes en met hem in juni 2014 de partij VoorNederland (VNL) oprichten. Naast Van Vliet en Van Klaveren stapten verschillende raads- en Statenleden op. Europarlementariër Laurence Stassen verliet eveneens de PVV. De uittocht leek geen rol te spelen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017: de PVV wom vijf zetels en kwam uit op twintig. Waarschijnlijk had zij kunnen profiteren van de vluchtelingencrisis waarmee de Europese Unie te maken had.
Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 wist de PVV haar winst niet vast te houden. Al enige tijd had de partij te maken met concurrentie van FVD, die in 2017 in de Tweede Kamer was gekomen. De PVV verloor drie zegels en hield er zeventien over.
Programmatische ontwikkeling
Wilders, die niet alleen de kandidatenlijst maar ook de programma's van de PVV zelf vaststelde, ontwikkelde zich na zijn breuk met de VVD in populistische en nationalistische richting, waarbij zijn liberale denkbeelden vaak wat op de achtergrond raakten maar niet helemaal verdwenen. De eerste programmatische geschriften die in 2006 verschenen verraden de hand van Bart-Jan Spruyt, directeur van de Edmund Burke Stichting – een conservatieve denktank –, maar deze de samenwerking strandde al na enkele maanden. Daarna groeide de invloed van Martin Bosma, politiek secretaris van Wilders en vanaf november 2006 ook Tweede Kamerlid, die Wilders vaak van teksten voorzag en in 2010 een programmatisch – en nogal polemisch – geschrift liet verschijnen, getiteld De schijn-élite van de valse munters. Drees, extreem-rechts, de sixties, nuttige idioten, Groep Wilders en ik.
Het nationalisme – Wilders zelf noemde het 'patriottisme' – van de PVV uitte zich in bezorgdheid over de identiteit en onafhankelijkheid van Nederland, die op twee fronten gevaar zou lopen: de toenemende invloed van de Europese Unie en de islamisering, die het gevolg zou zijn van de 'massa-immigratie' uit islamitische landen. De angst voor islamisering doordesemde alle programma's van de partij en kreeg langzamerhand het karakter van een ideologie. In de Volkskrantvan 8 augustus 2007 vergeleek Wilders de Koran met Hitlers Mein Kampf en pleitte hij voor een verbod van 'dit fascistische boek'. Een gematigde islam bestond volgens hem niet. Als moslims gematigd zijn en de Koran niet meer letterlijk nemen, waren het in zijn optiek geen echte moslims meer. Moslims kunnen zich gematigd voordoen, maar daarbij hun ware bedoelingen verbergen – volgens het beginsel van de takkiya. Het 'ziekelijke streven naar de utopische gematigde islam' van de meeste Nederlandse politici effende de weg voor 'de transformatie van Nederland in Nederarabië als provincie van de islamitische superstaat Eurabië', aldus Wilders.
De politieke elite in Nederland zou deze ontwikkeling oogluikend toelaten. Hier koppelde Wilders zijn anti-islamisme aan een populistische visie op de samenleving: aan de ene kant een elite, aan de andere kant 'de gewone burgers', 'Henk en Ingrid', 'de mensen die het niet cadeau krijgen'. De hardwerkende 'Henk en Ingrid' betalen de kosten van de massa-immigratie en van de Europese eenwording. Tussen de gewone burgers en de elite zou volgens het verkiezingsprogramma van de PVV in 2010 een diepe kloof gapen in opvattingen en belangen: of het nu gaat om 'de klimaattheorieën van Al Gore, de massa-immigratie, de islamisering, de Europese superstaat, de ontwikkelingshulp, de kunstsubsidies, [niet] strenger straffen; de burger snapt het en de elites niet'.
De PVV stelde zich ten doel 'de macht terug te geven aan de burger' en 'de dominantie van de linkse elites te breken'. De belangrijkste maatregelen daartoe waren volgens haar verkiezingsprogram van 2010 de invoering van bindende referenda en de directe verkiezing van de minister-president en de burgemeesters, maar ook van de top van de rechterlijke macht en het openbaar ministerie. Om aan de islamisering een halt toe te roepen wilde de PVV de immigratie uit islamitische landen stoppen, islamitische scholen sluiten, hoofddoekjes belasten en geen nieuwe moskeeën meer laten bouwen – kortom: een krachtig ontmoedigingsbeleid, al gebruikt de partij deze term zelf niet.
Dit soort populistisch nationalisme of nationaal-populisme gaat in andere landen vaak gepaard met een cultureel en sociaal conservatisme: behoud van nationale tradities, waarden en instellingen. Dat was bij de PVV ook het geval, in toenemende mate. Zoals alle klassieke liberalen stond Wilders aanvankelijk nogal kritisch tegenover de sociale verzorgingsstaat, maar na 2006 matigde hij die kritiek en wees hij vrijwel alle door andere partijen geopperde hervormingen van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt af. De PVV wilde in 2010 in haar verkiezingsprogramma geen verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, geen versoepeling van het ontslagrecht, geen beperking van de hypotheekrenteaftrek, en geen verhoging van eigen risico in de zorg. Ook wilde de partij niet meer marktwerking in de zorg toestaan. De PVV werd aldus linkser op sociaaleconomisch terrein, terwijl ze rechts bleef staan ten aanzien van culturele vraagstukken als immigratie, veiligheid en strafrecht.
Het verkiezingsprogramma oogde in 2010 minder liberaal dan in 2006, al was de liberale erfenis nog niet helemaal verdwenen. De PVV wilde nog steeds de belastingen verlagen en het aantal ambtenaren verminderen – met name de beleidsambtenaren, niet de uitvoerende ambtenaren bij politie, onderwijs en zorg. De partij wilde bovendien het rookverbod terugdraaien, op de publieke omroep en op kunstsubsidies bezuinigen, het aantal koopzondagen niet beperken en de regelgeving verminderen. Schiphol zou door minder regels op milieugebied meer moeten groeien. Dat zou men allemaal nog liberale maatregelen kunnen noemen. Alleen ter wille van de dieren streefde de partij naar meer in plaats van minder regelgeving – een verbod op ritueel slachten en afschaffing op termijn van de bio-industrie.
De PVV combineerde dus populisme met nationalisme, conservatisme en liberalisme, maar in de loop van de tijd was dat liberalisme duidelijk zwakker geworden terwijl het conservatisme naast een culturele kant ook een sociaal en 'linksig' aspect had gekregen, met name ten aanzien van sociale zekerheid. In 2012 kwam de nadruk meer op verzet tegen 'Brussel' en minder op de strijd tegen de islam te liggen – al waren die twee boosdoeners in de ogen van Wilders in zekere zin bondgenoten.
Organisatie
De PVV was organisatorisch gezien eigenlijk geen partij, want ze kende formeel slechts twee leden, de persoon Wilders en de Stichting Groep Wilders. De permanent beveiligde Wilders was ook (het enige) bestuurslid van de Stichting om te voorkomen dat via de Kamer van Koophandel de namen en adressen van andere bestuursleden te traceren zouden zijn. Zodoende bestond de partij dus feitelijk uit Wilders en Wilders. Door deze merkwaardige juridische constructie kon Wilders de partij wel als vereniging inschrijven (en bij de Kiesraad registreren), maar ook geheel naar zijn hand zetten. Er werden geen leden geworven, uit vrees voor infiltratie door rechts-extremisten en querulanten die 'LPF-achtige toestanden' zouden veroorzaken, maar ook uit afkeer van partijapparaten die eigen belangen zouden najagen en een oligarchische barrière zouden vormen tussen kiezers en gekozenen. Volgens Bosma was de PVV als ledenloze 'netwerkpartij' democratischer dan een ouderwetse ledenpartij, omdat zij alleen verantwoording schuldig zou zijn aan de kiezer en niet aan 'die vreemde, ongekozen tussenlaag die samenklit op partijbijeenkomsten en in partijbunkers'. Die afkeer van partijorganisatie lijkt kenmerkend voor alle populisten, al gaan weinigen daarin zo ver dat ze elke ledenorganisatie afwijzen.
Informeel rekruteerde de PVV overigens wel degelijk leden, als we daar ook medewerkers, vrijwilligers en kandidaat-volksvertegenwoordigers onder verstaan. Wilders had vanaf het voorjaar van 2005 kandidaten voor de Tweede Kamer op een goed geheim gehouden locatie ontvangen, ondervraagd en (bij gebleken geschiktheid) een politieke training gegeven.
Kiezers
De kiezers van Wilders kwamen bij de Tweede Kamerverkiezingen in november 2006 direct of indirect vooral van de LPF (ruim 30% had in 2003 op de partij van Fortuyn gestemd), in mindere mate van VVD, CDA, PvdA en SP (respectievelijk 15, 10, 6 en 5%), terwijl ruim 20% in 2003 niet naar de stembus was gegaan. Mannen, jongeren, onkerkelijken en Brabanders en Limburgers waren oververtegenwoordigd, evenals de lagere inkomenscategorieën, zelfstandige ondernemers en mensen met een lagere beroepsopleiding of mavo. De PVV deed het vooral goed in Limburg, West-Brabant, de Rijnmond, Almere en delen van Noord-Holland, maar minder in Amsterdam en het Noorden van het land.
In 2010 was het electoraat van Wilders veel groter maar structureel niet veel anders samengesteld dan in 2006. Volgens het Nationaal Kiezersonderzoek zouden de PVV-stemmers van alle kiezers in 2010 het meest ontevreden zijn over het regeringsbeleid van de afgelopen drie jaar en over het functioneren van de Nederlandse democratie; ze koesterden minder vertrouwen in politieke partijen, Tweede Kamer en regering; ze hadden de meest cynische opvattingen over politici; en het minste vertrouwen in hun eigen politieke invloed en effectiviteit. Hun politieke opvattingen sloten zoals te verwachten viel grotendeels aan bij het program van de PVV: allochtonen dienen zich aan te passen; illegalen moeten het land uit; asielzoekers moeten zo weinig mogelijk en moslims helemaal niet tot ons land toegelaten worden; de overheid moet harder tegen criminaliteit optreden; Nederland geeft te veel geld aan ontwikkelingshulp uit; de Europese eenwording is veel te ver gegaan; Turkije mag geen lid worden van de Europese Unie. Ten aanzien van al deze onderwerpen namen de PVV-kiezers de meest vèrgaande (conservatieve of rechtse) standpunten in.
Op andere punten onderscheidde het electoraat van de PVV zich minder van de overige partijen. In een klassieke links-rechts kwestie als de inkomensverdeling namen ze een gematigd linkse positie in, ergens tussen de kiezers van de PvdA en de ChristenUnie. De verbinding van sociaaleconomisch linkse opvattingen en sociaal-cultureel rechtse ideeën in het verkiezingsprogramma van de PVV bleek bij haar kiezers inderdaad te zijn aangeslagen.
Slot
De PVV lijkt een extreem voorbeeld van een professioneel-electorale partij: veel kiezers, een kleine professionele staf en geen leden, geen partijblad, geen partijcongressen en geen afdelingen. Haar succes en haar toekomst hangt voor een groot deel af van de persoonlijke lotgevallen van Geert Wilders, oprichter en het enige partijlid. Hij bepaalde ook – zij het in samenspraak met vertrouwelingen als Martin Bosma – de programma's van de partij en de ontwikkeling van conservatief liberalisme naar nationaal-populisme.
Laatst gewijzigd: | 16 maart 2023 16:15 |