PvdA jaaroverzicht 1995
Uit: J. Hippe, P. Lucardie en G. Voerman. 'Kroniek 1995. Overzicht van de partijpolitieke gebeurtenissen van het jaar 1995' in: G.Voerman (red.), Jaarboek 1995 Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (Groningen 1996), 14-91, aldaar 62-71.
Inleiding
De PvdA zette in 1995 de vernieuwing van de partij voort, waarbij spanningen niet uitbleven. De verkiezingen voor Provinciale Staten en Eerste Kamer brachten de sociaal-democraten opnieuw enig verlies. De politiek leider van de PvdA, minister-president W. Kok, mocht zich volgens de opiniepeilingen echter in een groeiende populariteit verheugen.
Partijcongres
Op 4 maart kwam het congres van de PvdA bijeen in Maastricht. De belangrijkste onderwerpen waren de wijziging van het huishoudelijk reglement en de kandidatenlijst voor de Eerste Kamer. De voormalige voorzitter van de Europese Commissie, de Franse sociaal-democraat J. Delors, sprak het congres toe. Minister-president Kok verdedigde in zijn rede het internationalisme en het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Voorts uitte hij kritiek op de 'bijna oppositionele toon' van VVD-fractievoorzitter Bolkestein in de Tweede Kamer. Kritiek op de VVD-leider leverde ook de voorzitter van de Tweede-Kamerfractie, J. Wallage. Deze pleitte daarnaast voor verhoging van de uitkeringen voor sociale minima en nam daarbij afstand van minister Wijers van Economische Zaken (D66).
F. Rottenberg en R. Vreeman werden herkozen als voorzitter respectievelijk vice-voorzitter van de partij; er waren geen tegenkandidaten. Het partijbestuur bestond nu uit tien vrouwen en vier mannen.
Provinciale Statenverkiezingen
Bij de Provinciale Statenverkiezingen ging de PvdA van 166 naar 142 zetels (zie tabel 1). De PvdA bleef slechts in Groningen en Drenthe de grootste partij. In Groningen droeg wellicht de persoonlijke campagne van lijsttrekker G. Beukema, die grotendeels te voet de provincie door trok, bij tot beperking van het verlies tot één zetel.
Premier Kok weet het resultaat aan de lage opkomst en aan onpopulaire maatregelen van het kabinet. De toekomst zag hij echter optimistisch tegemoet: 'Kom over drie jaar maar eens terug' raadde hij journalisten aan (NRC-Handelsblad, 13 maart 1995). Fractievoorzitter Wallage pleitte voor behoud van de eigen stijl, maar ook voor loyaliteit aan het kabinet. Minister Pronk verwoordde waarschijnlijk de mening van de linkervleugel van de partij met zijn reactie: 'We zullen een eigen socialistisch gezicht moeten plaatsen tegenover het dualistisch populisme van Bolkestein' (NRC-Handelsblad, 9 maart). Ook de vice-voorzitter van de partij, Vreeman, pleitte voor een scherpere sociale koers.
Deining in Drenthe
Op 9 januari werd oud-minister van Defensie A.L. ter Beek geïnstalleerd als Commissaris van de Koningin in Drenthe. Hij volgde mevr. M. de Boer op, die minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer was geworden. Hoewel Ter Beek een geboren Drent is, stuitte zijn benoeming in december op grote weerstand bij de Provinciale Staten. Een vertrouwenscommissie van de Staten had unaniem een andere kandidaat voorgedragen. De fractievoorzitter van de PvdA in de Staten, mevr. A. Edelenbosch-van Houten, liet haar ongenoegen over de Haagse inmenging openlijk merken.
De onvrede binnen de Drentse PvdA uitte zich vervolgens na de Statenverkiezingen, die zij in was gegaan onder leiding van het in Havelte woonachtige Tweede-Kamerlid L.P. Middel. Tegen de gewekte verwachtingen in werd Middel na de verkiezingen niet gekozen in de Gedeputeerde Staten; de helft van de fractie gaf de voorkeur aan zijn voorgangster, mevr. Edelenbosch-van Houten, en aan de vroegere gedeputeerde H. Weggemans. Middel liet het niet op een stemming aankomen maar trok zich terug. Inspanningen van het gewestelijk bestuur en van de als bemiddelaar aangestelde Groningse burgemeester H. Ouwerkerk konden de fractie niet van standpunt doen veranderen. In november nam Middel afscheid van de Statenfractie.
Eerste-Kamerverkiezingen
Op 10 december 1994 presenteerde partijvoorzitter Rottenberg de ontwerp-kandidatenlijst voor de Eerste Kamer. De lijst was voor het eerst niet door de gewesten opgesteld maar door een landelijke kandidaten-commissie onder leiding van S. Patijn, burgemeester van Amsterdam (zie Jaaroverzicht 1994). Van de zestien zittende senatoren kregen er slechts vier een verkiesbare plaats op de lijst. Sommige waren hierover zeer verbolgen. Voor twee onverkiesbaar gestelde kamerleden, W. van de Zandschulp en M. Pit, werden voorkeursacties gevoerd.
Het partijcongres stelde op 4 maart de lijst vast. Van de Zandschulp steeg naar een verkiesbare zevende plaats, zijn collega Pit bleef op een onverkiesbare 29e plaats staan. De rest van de lijst werd zonder belangrijke wijzigingen goedgekeurd.
De aanhangers van Pit legden zich echter niet bij het congresbesluit neer. Zij zagen in hem een noodzakelijk tegenwicht tegen de liberale stroming in de PvdA en een vertegenwoordiger van het onderbedeelde Gelderland. Dank zij voorkeurstemmen van Gelderse Statenleden kwam hij op 29 mei alsnog in de Eerste Kamer, tot grote verontwaardiging van de partijtop en de door hem gepasseerde kandidaat P.R. Stoffelen, een voormalig Tweede-Kamerlid. Pit weerstond echter de druk die op hem werd uitgeoefend om zijn zetel alsnog ter beschikking te stellen.
De PvdA verloor twee van haar zestien zetels in de senaat (zie tabel 2). H.D. Tjeenk Willink, de voorzitter van de Eerste Kamer die de lijst van de PvdA aangevoerd had, werd opnieuw tot voorzitter gekozen dank zij de steun van de VVD, die als grootste fractie gewoontegetrouw het recht had een voorzitter te leveren maar daarvan afstand deed. De Leidse hoogleraar J.Th.J. van den Berg werd voorzitter van de fractie. G.J.J. Schinck, zijn voorganger, behoorde tot de zittende leden die niet herkiesbaar gesteld waren.
Partijtop en partijvernieuwing
De partijtop van de PvdA maakte in 1995 soms een verdeelde indruk. De partijvernieuwing, ook in 1995 doorgezet door voorzitter Rottenberg, wekte weerstand binnen de partij.
Oud-partijbestuurder en socioloog B. Tromp verweet Rottenberg als een Romeinse dictator de partijdemocratie uit te hollen en teveel aandacht te schenken aan meningsvorming en discussie. Hij uitte zijn kritiek eerst in het wetenschappelijk partijblad Socialisme en Democratie (februari 1995) en vervolgens in een debat dat op 25 februari in Amsterdam gehouden werd. Rottenberg meende dat Tromp te veel vasthield aan een verouderd partijmodel.
In april vertrok de hoofdredacteur van het ledenblad Pro, E. Bosman, ook uit onvrede met het beleid van Rottenberg. Deze verweet Bosman een gebrek aan 'commitment' en aan belangstelling voor de partijorganisatie in al haar vertakkingen. Naast het officiële ledenblad startte Rottenberg in februari het PvdA-Vlugschrift, 'een fax voor sympathisanten en criticasters van de Partij van de Arbeid', dat in een oplage van vierduizend exemplaren via fax, post en Internet verspreid werd. Het bevatte korte bijdragen van vooraanstaande leden over uiteenlopende actuele onderwerpen.
Na de Statenverkiezingen in maart leverde Rottenberg kritiek op de manier waarop Wallage de Tweede-Kamerfractie leidde en debatten in de kamer voerde. In augustus hekelde Wallage voor Radio West de vernieuwingsdrift van Rottenberg en raadde hem aan om gewone leden meer bij de partij te betrekken. In november erkende Wallage dat er spanningen bestonden tussen hem en Rottenberg; hij vond de partijvoorzitter 'springerig' en soms 'knap lastig' in een interview met Vrij Nederland (18 november 1995). Wallage beschouwde politiek als een ambacht, Rottenberg als een experiment. De fractievoorzitter deed de spanningen tussen hen echter af als 'klein bier'. Rottenberg noemde op zijn beurt Wallage een goede fractieleider maar ook een 'schoolmeester' die een 'parafencultuur' in stand zou houden (Vrij Nederland, 25 november 1995). Kok nam Wallage in bescherming en organiseerde een gesprek met de twee tegenspelers, waarin zij uiteindelijk afspraken verder samen te blijven werken.
Vreeman, de vice-voorzitter van de partij, steunde in het algemeen het vernieuwingsstreven van Rottenberg maar nam soms afstand van hem. Zo deelde hij niet de kritiek op Wallage en toonde hij minder waardering voor het CDA dan de partijvoorzitter. Vreeman nam echter wel deel aan gesprekken met vooraanstaande leden van het CDA die onder auspiciën van het Trefpunt voor politiek en levensbeschouwing in de PvdA in 1995 plaats vonden.
Progressieve Volkspartij
Oriënteerden Rottenberg en Vreeman zich op het CDA, P. Kalma, de directeur van de Wiardi Beckman Stichting (WBS) - het wetenschappelijk bureau van de PvdA - pleitte samen met de publicist P. Scheffer en de Groningse hoogleraar sociale filosofie J. de Beus - schrijver van het verkiezingsprogram van de PvdA in 1994 - in NRC-Handelsblad op 30 september voor een fusie van PvdA, D66 en GroenLinks, mede om tegenwicht te bieden aan de groeiende VVD. De partijtop van de PvdA reageerde koel op dit betoog, evenals trouwens die van D66 en GroenLinks. In een debat in Amsterdam op 1 oktober toonde alleen VVD-leider Bolkestein enig enthousiasme voor het fusieplan. Rottenberg wilde niet alleen met D66 en GroenLinks maar ook met progressieve delen van CDA en VVD samenwerken. Wallage was eveneens bereid tot samenwerken maar niet tot fuseren: 'Ik ben niet op mijn achttiende lid geworden van een club om die op te heffen... Bovendien: er zit nog genoeg leven in de oude kat' (de Volkskrant, 30 september 1995). D66-voorzitter Vrijhoef vond het 'zonde om alle energie te gaan steken in de vorm' en ook senator J. Glastra van Loon, D66-er van het eerste uur, meende dat progressieve samenwerking beter buiten de partijorganisaties om kon geschieden. A. Harrewijn, de voorzitter van GroenLinks, en het Tweede-Kamerlid voor GroenLinks mevr. M.B. Vos deelden wel de mening van Kalma c.s. dat progressieve samenwerking nodig was om het 'conservatieve materialisme' van de VVD te bestrijden, maar vreesden dat een gezamenlijk minimumprogram 'voor GroenLinks wel erg minimaal zou worden' (NRC-Handelsblad, 14 oktober). Zij wezen fusie dan ook af.
Sociaal-democratie en liberalisme
Premier Kok stemde ook in met Kalma, De Beus en Scheffer dat een tegenbeweging vereist was tegen het opkomend liberalisme, vooral voor het behoud van een sterke publieke sector. In zijn Den Uyl-lezing op 11 december in Amsterdam sprak hij de verwachting uit dat de toekomst bepaald zou worden door de strijd tussen twee visies, liberalisme en sociaal-democratie. Die sociaal-democratie zou echter vooral steun moeten zoeken in het politieke midden. Anders dan minister Pronk verwierp Kok het socialisme als ideologie; de premier noemde het 'afschudden van ideologische veren... een bevrijdende ervaring' voor zijn partij (NRC-Handelsblad, 12 december 1995). Zijn toekomstbeeld van twee strijdende visies ontmoette terstond kritiek vanuit CDA en D66, die zich beide genegeerd voelden.
Voorbereiding congres februari 1996
In september 1995 verschenen drie discussienota's als voorbereiding op het congres in februari 1996. De eerste, getiteld De PvdA en de stad, was geschreven door een commissie onder leiding van R. Welschen (burgemeester van Eindhoven); de conclusie luidde dat stedelijke problemen met betrekking tot werkgelegenheid, onderwijs, volkshuisvesting en veiligheid integraal aangepakt dienen te worden. De tweede nota, De sociale staat van Nederland, was opgesteld door een commissie onder leiding van partijvoorzitter Rottenberg; zij pleitte voor verbreding van het begrip 'arbeid' en activering van burgers rond sociale zekerheid en zorg. De derde nota, De wonderbaarlijke terugkeer van de solidariteit was van de hand van Kalma, de directeur van de WBS. De laatstgenoemde nota bevatte duidelijke kritiek op het kabinet-Kok, dat teveel nadruk zou leggen op financieel beleid en in het bijzonder op bezuinigingen en lastenverlichting. Kalma vroeg meer aandacht voor milieubehoud, collectieve voorzieningen, een ontspannen arbeidsbestel en actief burgerschap in de vorm van nieuwe rechten voor werknemers en consumenten.
De partijtop distantieerde zich terstond van de nota van Kalma. Wallage noemde het rapport 'de sociaal-democratie onwaardig' (Vrij Nederland, 18 november 1995). Rottenberg kon de mening van Kalma evenmin onderschrijven, maar verdedigde de nota wel als bijdrage aan de discussie. Kok leek aanvankelijk nogal ontstemd over de publikatie, maar prees haar later ook als 'aanzet tot discussie'.
Kok sprak deze woorden op een 'congresconferentie' van de partij in Amsterdam op 4 november, waar de drie nota's besproken werden als aanloop naar het partijcongres in februari 1996. Rottenberg legde in zijn toespraak op de conferentie nadruk op vier thema's voor de toekomst: versterking van de democratie, bestrijding van armoede, financiering van het onderwijs en volkshuisvesting. Hij besprak voorts de uitkomsten van een enquête onder partijleden, waaruit bleek dat een meerderheid het kabinet-Kok positief waardeerde, ondanks twijfels over bezuinigingen en privatisering. Een meerderheid van de leden zou een harder beleid voorstaan ten opzichte van werklozen die banen weigeren en gebruikers van hard drugs, al wilde men soft drugs legaliseren.
In de herfst vormden de drie nota's ook op lokaal niveau onderwerp van discussie, in afdelingsvergaderingen of in de vorm van een 'open huis'. Het partijbestuur verwerkte de uitkomsten ervan in een ontwerpresolutie voor het komende congres, die verspreid werd onder de titel Ideeën voor de toekomst. Voorgesteld werd onder meer te streven naar een 'basisbaan' voor alle arbeidsgeschikte burgers, waarbij ook vrijwilligerswerk en zorg voor familieleden of vrienden gehonoreerd zou moeten worden - in de vorm van een uitkering. Wie elke 'basisbaan' zou weigeren, zou geen volledige uitkering meer verdienen. Naast herverdeling van arbeid werd ook herverdeling van ruimte voorgesteld; in buurten zouden verschillende functies en woningtypen meer gemengd dienen te worden. Het partijcongres van februari 1996 diende zich over de ontwerpresolutie uit te spreken.
Partijbijeenkomsten
Op 16 september vond in Amsterdam een discussie plaats over het thema 'seksuele integriteit en rechtsbescherming', naar aanleiding van de gelijknamige studie van de commissie Overheid en seksuele integriteit. Deze commissie was door het partijbestuur al in 1989 ingesteld. In deze uitvoerige studie kwamen verschillende aspecten van wetgeving op zedelijk en seksueel gebied aan de orde. De voorzitter van de commissie, de juriste mevr. W.J.C. Swildens-Rozendaal, lichtte het rapport toe, waarna verschillende deskundigen commentaar gaven.
Op 24 september ging minister J.M.M. Ritzen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in Utrecht in debat met studenten over het hoger onderwijs. Aan bod kwamen vooral de uitbreiding van het hoger onderwijs en de vervanging van universiteits- en hogeschoolraden door een medezeggenschapsraad met beperktere bevoegdheden. Laatstgenoemde maatregel ontmoette veel kritiek van studenten. Ook het Tweede-Kamerlid J.P. Rehwinkel bleek weinig te voelen voor dit plan van zijn partijgenoot.
Op 18 november hield de PvdA een conferentie in Utrecht over vrouwen en sociale uitsluiting, onder de titel 'Van participatie verzekerd'. Minister A. Melkert van Sociale Zaken, K. Adelmund en R. Vreeman spraken de conferentie toe.
Op 25 november had de PvdA in Amsterdam een debat georganiseerd over 'Het veilig stellen van de AOW: een zaak van jong en oud'. Premier Kok nam een rapport in ontvangst, getiteld De AOW van overmorgen. De auteur, het Tweede-Kamerlid J.P.C.M. van Zijl, stelde hierin voor om vanaf 1998 extra premie te heffen voor een speciaal fonds om de AOW welvaartsvast te houden; AOW-ers met pensioen zouden daaraan mee moeten betalen. De Algemene Nederlandse Ouderenbond (ANBO) en de Protestants-Christelijke Ouderenbond (PCOB) reageerden positief op het plan, evenals coalitiegenoot D66.
Rooie Vrouwen verdwijnen
De vrouwenorganisatie van de PvdA hield op 11 februari in Utrecht haar laatste congres, dat was voorbereid op een discussiebijeenkomst op 14 januari. De Rooie Vrouwen stemden in met een voorstel van het Landelijk Bestuur om niet meer als vrouwenorganisatie op te treden, maar zich in de partij te integreren. Het bestuur zou aftreden, zonder echter de organisatie formeel op te heffen. Het Rooie Vrouwen Magazine zou in september voor het laatst verschijnen. De partij had toegezegd door middel van het project ROSA bijzondere aandacht te blijven besteden aan werving en begeleiding van vrouwen in de partij - evenals overigens van allochtonen en jongeren. Een aantal oudere Rooie Vrouwen had aanvankelijk bezwaar tegen het voorstel, maar ging akkoord nadat een amendement van C. van den Heuvel (oud-voorzitter van de vrouwenorganisatie en van de PvdA) was aangenomen dat een 'vrouwenkenniscentrum' opgericht zou moeten worden binnen de partij.
Aan het eind van 1995 verscheen Twintig jaar Rooie Vrouwen. Een beweging in beeld, van de hand van I. van Dijk en Th. van der Linden. Hierin werd de geschiedenis van de vrouwenorganisatie en haar voorgangsters, de Vrouwenbond en het Vrouwencontact, in vogelvlucht beschreven.
Verwante instellingen en publikaties
R. Vreeman publiceerde in 1995 over zijn politieke ervaringen als vice-voorzitter van de partij het boek Zonder rood geen paars. Kanttekeningen van een sociaal-democraat.
De WBS organiseerde op 3 april een bijeenkomst in Den Haag over de verzorgingsstaat. De vice-voorzitter van de Tweede-Kamerfractie mevr. K.Y.I.J. Adelmund stelde in haar toespraak voor dat werklozen langer een WW-uitkering zouden ontvangen, desnoods op een lager niveau, om te voorkomen dat ze een beroep moeten doen op de algemene bijstand.
Op 1 juni presenteerde de WBS de studie De verplaatsing van de politiek, waarin drie wetenschappers - M. Bovens, W. Derksen en W. Witteveen - samen met Kalma en zijn collega F. Becker betoogden dat de politiek het primaat in de samenleving verloren had; de macht lag niet zozeer in Den Haag maar was verspreid over een groot aantal instanties: ambtenaren, regionale besturen, de Europese Unie, de rechterlijke macht, maatschappelijle organisaties en ten slotte de privé-sfeer van de individuele burger. Volgens de auteurs was het onmogelijk deze verschuiving van macht ongedaan te maken, maar kon wel de verantwoording van machthebbers beter geregeld worden, door middel van speciale enquêtes, hoorzittingen voor ambtenaren, referenda en vrijheidsrechten voor werknemers.
De jongerenorganisatie van de PvdA, Jonge Socialisten (JS) hield op 25 juni een congres in Nijmegen rond het thema 'verrechtsing van jongeren'. Als gastsprekers traden onder meer de schrijver G. Boomsma en het Tweede-Kamerlid van de SP, R.J.L. Poppe, op.
Op 16 september nam de JS deel aan een jongerenconferentie van de PvdA in Tilburg onder de titel 'Op weg naar de 21ste eeuw'.
Mede uit onvrede over verhoging van collegegelden en bezuinigingen op onderwijs en studiefinanciering richtte de JS begin 1995 samen met de Jonge Democraten (de jongerenorganisatie van D66), de FNV-jongeren en organisaties van studenten en scholieren een Algemeen Jongerenverbond op. JS-voorzitter T. van Dekken ontkende overigens dat dit verbond zich tot een politieke partij voor jongeren zou willen ontwikkelen.
Op 26 november vond een congres van de JS plaats in Leiden. De jongeren behandelden hier de drie rapporten die de grondslag vormden voor het komend partijcongres.
Het Centrum voor Lokaal Bestuur (CLB) organiseerde op 11 februari een festival Binnenlands Bestuur in Utrecht, waarbij tevens het startsein werd gegeven voor de verkiezingscampagne voor de Provinciale Staten. Staatssecretaris mevr. A.G.M. van de Vondervoort van Binnenlandse Zaken hield een rede, evenals Wallage en Rottenberg. Op 23 september organiseerde het CLB een studiedag in Amsterdam waar burgemeester S. Patijn de Wibaut-lezing hield. Patijn pleitte voor een 'experimenteer-artikel' in de grondwet om meer flexibiliteit bij bestuurlijke vernieuwing mogelijk te maken.
Het CLB publiceerde in 1995 in samenwerking met de WBS drie studies. In Gemeentefinanciën stelde oud-wethouder P. Bordewijk onder meer voor, meer lokale belastingen te heffen en bij het Gemeentefonds meer rekening te houden met verschillen tussen arme en rijke gemeentes. De brochure Plannen en bouwen van de hand van R. van Hoeve en H. Tijl vroeg meer aandacht voor volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en grondpolitiek. In Bestuur en bijstand beschreef A. Schuurman, medewerker van het CLB, de veranderingen in de Algemene Bijstandswet en met name het 'activerend beleid' dat gemeenten zouden moeten gaan voeren ten aanzien van bijstandsgerechtigden.
De Evert Vermeer Stichting (EVS) houdt zich binnen de PvdA bezig met ontwikkelingssamenwerking. Op haar congres in Amersfoort op 25 februari besloot zij zich meer te richten op internationaal milieubeleid. Voorzitter P. van Dijk werd opgevolgd door H. van de Vlist, lid van Gedeputeerde Staten in Zuid-Holland. Op 13 mei hield de EVS een conferentie 'Hulp in beeld', waarbij minister Van Mierlo van Buitenlandse Zaken (D66) en minister Pronk van Ontwikkelingssamenwerking het woord voerden.
Op 28 oktober vond in Amsterdam een debat plaats over de herijking van het buitenlands beleid onder de titel 'Paars en de grenzen van de internationale solidariteit', georganiseerd door de EVS samen met de Alfred Mozer Stichting - die zich binnen de PvdA bezig houdt met Midden- en Oost-Europa -, de sociaal-democratische fractie in het Europees Parlement en het internationaal secretariaat van de PvdA. Naast Rottenberg en Scheffer leverde ook het Tweede-Kamerlid voor de VVD F.W. Weisglas een bijdrage aan de discussie.
Het Opleidingsinstituut van de PvdA hield op 8 april in Rotterdam een studiedag over de binding tussen partij en jongeren. Als gastspreker verscheen W. de Knijff, hoofd van de EO-jongerenorganisatie Ronduit. M. Damen, die de JS vertegenwoordigde, zag echter weinig heil in een EO-benadering en meende dat de PvdA jongeren beter meer invloed in de partij kon geven.
De delegatie van de PvdA in het Europees Parlement organiseerde op 8 juli in Amsterdam een discussie over de toekomst van Europa, waarbij onder meer partijvoorzitter Rottenberg het woord voerde.
Personalia
In april werd oud-burgemeester H.W. Riem van Brunssum vrijgesproken van de aanklacht van corruptie. De gemeentesecretaris en wethouders van Brunssum werden in november eveneens vrijgesproken van medeplichtigheid in deze zaak.
Op 11 mei overleed I. Samkalden. Hij was van 1967 tot 1977 burgemeester van Amsterdam. Daarvoor was Samkalden onder meer minister van Justitie in het derde kabinet-Drees (1956-1958) en het kabinet-Cals (1965-1966).
Op 29 juni overleed S.L. Mansholt, minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening van 1945 tot 1957 en lid van de Europese Commissie van 1958 tot 1973 - de laatste vijf maanden als voorzitter. Ook na zijn vertrek naar Brussel bleef Mansholt een belangrijke rol in de PvdA spelen, zij het vaak op de achtergrond. Na zijn pensionering hield hij zich vooral met de milieu-problematiek bezig.
Op 31 oktober overleed J. Kassies, lid van de Eerste Kamer van 1987 tot 1995 en daarvoor onder meer secretaris van de Raad van de Kunst van 1958 tot 1966). Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het kunstenaarsverzet tegen de Duitse bezetting.
Laatst gewijzigd: | 11 april 2023 11:15 |